Voorbeschouwing: Tour 2011 – Het Parcours
Komende zaterdag start de 98e editie van de Tour de France. Gedurende heel de week zal WielerFlits vooruit blikken op het grootste wielerevenement van het jaar. Vandaag beginnen we met een voorbeschouwing op het parcours.
De Ronde van Frankrijk begint dit jaar niet met een proloog, maar met een rit in lijn in de Vendée. Drie weken later ligt de aankomst wel traditioneel op de Champs-Élysées. Tussen de Passage du Gois en Parijs worden 21 etappes afgelegd. Onderweg zijn er twee rustdagen. Er zijn negen etappes waarin serieus geklommen moet worden. Hiervan liggen er twee in het Centraal Massief, drie in de Pyreneeën en vier in de Alpen.
In de regelgeving zijn een aantal dingen veranderd. De puntenverdeling voor zowel de bolletjestrui als de groene trui is op de schop gegooid. Aankomsten bergop (2e, 1e en buiten-categorie) worden dubbel geteld voor de bergprijs. Voor de puntentrui ligt er nog maar één tussensprint waar vijftien renners punten kunnen pakken. Er zijn net als vorig jaar geen bonificatieseconden te verdienen.
Er is in deze Ronde van Frankrijk een speciaal plekje ingericht voor de Col du Galibier. Het is dit jaar honderd jaar geleden dat deze Alpenreus voor het eerst werd beklommen in de rittenkoers. In 1911 kwam de Fransman Émile Georget als eerste boven. Dit jaar wordt de Galibier zelfs twee keer beklommen.
Passage du Gois
Dit jaar gaat, zoals gezegd, de Tour de France niet van start met een proloog. Er ligt in Vendée een rit in lijn van de Passage du Gois naar de Mont des Allouettes. De start gaat over een inmiddels legendarisch weggetje dat een gedeelte van de dag onder water staat. In 1999 verloren zowel Alex Zülle en Michael Boogerd hier de Tour al. Er zijn niet veel obstakels onderweg, maar er ligt wel een klimmetje naar de aankomst. Hier zou zomaar een type Philippe Gilbert of Thomas Voeckler de eerste gele trui kunnen pakken.
Deze renner zal eventueel niet lang kunnen genieten van het kleinood, aangezien op de eerste zondag van de Tour een ploegentijdrit op het programma staat. In en rond Les Essarts zullen de mannen voor het klassement voor het eerst hun krachten laten zien. Ook kan hier duidelijk worden wie er een sterke ploeg bij zich heeft. De rit is niet al te lastig en is goed voor echte hardrijders.
De derde dag lijkt dan de eerste rit te zijn voor de massasprinters. Tussen Ollone-sur-Mer en Redon liggen niet echt veel obstakels, op één klimmetje van vierde categorie na. Een dag later is het wel weer anders. Op de wegen van Bretagne gaat het constant op en af. Ook wordt Plouay aangedaan, waar jaarlijks een World Tour-koers verreden wordt. Onderweg is er één berg van vierde categorie, maar het gaat in deze rit eigenlijk alleen om de aankomst naar de Mûr-de-Bretagne. Deze klim van derde categorie is twee kilometer lang met een stijgingspercentage van 6,9 procent. Het wordt door de bevolking ook wel de Alpe d’Huez van Bretagne genoemd.
De vijfde tot en met de zevende etappe lijken in eerste instantie een prooi voor de sprinters. Het gaat wel veel op en af in de etappe van Carhaix naar Frehel, maar dit moet niet onoverkomelijk zijn voor de snelle mannen. Een dag later is het nog iets lastiger met drie klimmetjes, maar moet een sterke sprinter het zeker kunnen overleven. De zevende rit naar Châteauroux is de simpelste van de drie en lijkt een zekere groepsaankomst.
Super-Besse
Op de tweede zaterdag volgt dan het eerste echte klimwerk. Op 25 kilometer van de meet ligt de Col de la Croix Saint-Robert (tweede categorie). Na nog wat heuvelachtig terrein verder in het Centraal Massief wordt dan aangekomen op Super-Besse. In 2008 won Riccardo Ricco hier nog de etappe. Een dag later van Issoire naar Saint-Flour lijkt dan weer een goede dag voor een lange vlucht. In 208 kilometer liggen twee bergjes van vierde, drie van derde en drie van tweede categorie. De aankomst ligt ook bergop: 1.6 kilometer aan 6,1 procent. Wie gaat er controleren in deze rit?
Ook de dag na de rustdag is er een kans op een lange vlucht. In de 158 kilometer tussen Aurillac en Carmaux liggen maar vier officiële klimmetjes, maar echt vlak wordt het nooit. Ook de sprinters zullen hier kansen zien. De dag later zullen die zeker hun voorlopig laatste kans willen pakken van Blayes-les-Mines naar Lavaur.
Pyreneeën
De klassementsrenners en vele volgers zullen op donderdag 14 juli, de Franse feestdag, zeggen: ‘Nu begint het echt.’ Er staat dan namelijk de eerste rit in het echte hooggebergte op het programma. Eerst krijgen de renners La Hourquette d’Anzican (eerste categorie) op de rit. Daarna volgen nog twee bergen van buiten categorie. De Tourmalet en Luz Ardiden. De Col du Tourmalet is vanaf deze kant 17.3 kilometer lang aan gemiddeld 7,3 procent. Luz Ardiden is iets korter, maar nog altijd 13.3 kilometer aan 7,4 procent. Het zwaarste stukje ligt na vier kilometer (tien procent).
De rit van Pau naar Lourdes heeft iets minder allure dan de eerste bergrit. Er ligt maar één zware berg op het programma. De Col d’Aubisque (16.4 kilometer aan 7,1 procent) is wel van buiten categorie, maar ligt nog vrij ver van de aankomst. Op de top moet nog 42.5 kilometer worden afgelegd. Een kans voor een type Johnny Hoogerland misschien?
De etappe die start in Saint-Gaudens is dan weer een stuk lastiger. Eerst moeten de Portet-d’Aspet (2e categorie) bedwongen worden, gevolgd door de Col de la Core (1e categorie), Col de Latrape (2e categorie), Col d’Agnes (1e categorie) en de Port de Lers (3e categorie). De aankomst ligt net als naar Luz Ardiden weer bergop. Dit keer is Plateau de Beille weer aan de beurt. Eerder wonnen hier Marco Pantani, Lance Armstrong en Alberto Contador. De berg is 15.8 kilometer lang met gemiddeld 7,9 procent stijgingspercentage.
De etappe die de overbrugging moet maken tussen de Pyreneeën en de Alpen is die van Limoux naar Montpellier. Weinig hoogtemeters vandaag, veel renners zullen hiervan willen profiteren om rust te nemen. Anderen stellen dat nog een dagje uit naar de rustdag van een dag later.
Alpen
De Tour de France van 2011 maakt in de rit van Saint-Paul-Trois Châteaux naar Gap voor het eerst de kennis met de Alpen. De etappe begint nog vrij laag, maar loopt gestaag omhoog naar aankomstplaats Gap, waar echter nog een ommetje wordt gemaakt om de Col de Manse op te nemen in het routeboek.
Een dag later verlaat de Tour Frankrijk voor een tijdje. Italië wordt na ruim honderd kilometer koers in de afdaling van de Col de Montgenèvre binnen gereden, waarna ook gelijk de klim naar Sestrière wordt beklommen (lang de andere kant dan in de rit in de Giro d’Italia). Na een afdaling van bijna vijftig kilometer komt nog de klim van tweede categorie naar de top van de Côte de Pramartino. Beneden wacht dan aankomstplaats Pinerolo na 179 kilometer wedstrijd.
De strijd om de eindwinst zal echter pas echt beginnen in de rit die start in Pinerolo en eindigt op de flanken van de Galibier. Eerst moet vanuit Italië de Col d’Agnel bestegen worden en daarna de Col d’Izoard. Beiden beklimmingen zijn lang en van buiten categorie. De Galibier wordt deze dag niet van de zwaarste kant genomen. Er wordt vanuit Briançon gestart via de Col du Lautaret. De totale klim is 23 kilometer aan gemiddeld 5,1 procent. Het laatste stuk, na de top van de Lautaret is echter het zwaarste deel.
Om de verjaardag van de Galibier te vieren wordt een dag later weer over deze beroemde berg gegaan, maar dit keer niet naar de finish. Er wordt deze dag gestart in Modaine in een rit van ‘maar’ 109.5 kilometer. Er wordt gereden naar Saint-Michel-de-Maurienne, waar de beklimming van de Col du Telgraphe volgt, snel daarop gevolgd door de Col du Galibier van zijn zwaarste kant. Op de top volgt de lange afdaling naar Le-Bourg-d’Oisans. Daar start de beklimming naar de meest Nederlandse berg van allemaal: Alpe-d’Huez. In deze laatste klim van deze Tour liggen 21 bochten, verdeeld over 13.8 kilometer met een gemiddelde van 7,9 procent. De eerste twee en een halve kilometer zijn het zwaarste, terwijl de laatste drie maar aan gemiddeld vijf procent lopen.
De Tour is misschien alleen nog niet beslist in de bergen. De definitieve beslissing ligt in de tijdrit in en rond Grenoble op de voorlaatste dag. Dit zijn de eerste individuele tijdritkilometers van deze Ronde van Frankrijk. De rit tegen de klok gaat over 42.5 kilometer en is exact dezelfde als de tijdrit in het Criterium du Dauphiné eerder dit jaar.
De slotrit is zoals gewoonlijk een rit die voor de klassementen nergens meer omgaat. In 95 kilometer vanuit Créteil zal er eerst feest gevierd worden op het gemakje en wordt op het circuit op de Champs-Élysées keihard gereden vooraleer de winnaars van deze ronde geëerd worden op het podium.
Morgen: De witte trui
Lees ook:
Het volledige parcours
Om te reageren moet je ingelogd zijn.