Wout van Aert: “Strade Bianche, dat is kippenvel om naar te kijken, maar ook om te rijden”
Interview Wout van Aert staat hoog genoteerd in het favorietenlijstje voor Strade Bianche, de eerste wielerklassieker sinds de uitbraak van de coronacrisis. De kopman van Jumbo-Visma speelt geen verstoppertje, maar is wel realistisch. “Als ik met jongens als Alaphilippe, Valverde of Fuglsang aan de slotklim begin, ben ik gezien.”
Zijn liefde voor Strade Bianche is groot. “Het sprookjesachtige landschap spreekt tot de verbeelding”, vertelt Wout van Aert vanuit Tignes, waar hij op stage is met de Tourkern van Jumbo-Visma. “Ik kreeg vroeger al kippenvel als ik de wedstrijd op tv zag, maar als renner heb je net hetzelfde gevoel. Offroad-koersen schieten de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond, maar Strade Bianche is voor mij de enige unieke. Waar in België of Frankrijk al eens kunstmatig wordt gezocht naar stukjes grind, zien we in Toscane gewoon een aaneenschakeling van doorgangswegen tussen dorpen. Natuurlijke grindwegen tot tien, twaalf kilometer lang.”
Santa Caterina
“Dat ik er bij mijn debuut in 2018 meteen derde werd, helpt ook mee in de magie”, lacht hij. Menig wielerfan herinnert zich de beelden van een zwalpende en vallende Van Aert op de steilste stroken van de Santa Caterina, de slotklim naar het Piazza del Campo (zie fragment onder dit interview). “Ik word daar nog steeds over aangesproken, ja. Dat moment bepaalt, samen met de podiumplaats, mee mijn liefde voor die koers. En dan is er uiteraard nog het feit dat het een wedstrijd is die bij mijn capaciteiten als renner past. Op de slotklim in Siena na dan. Geen onbelangrijk detail…”
Van Aert verduidelijkt: “De grindstroken liggen me. Het technische aspect speelt in mijn voordeel. De hellingen zijn niet té lang. Ze zijn vaak in trapjes te beklimmen en je ziet meestal de top. Dat maakt het iets gemakkelijker om je te forceren. La Redoute bijvoorbeeld, dat is vijf minuten aan een stuk klimmen. Daar heb ik geen verhaal tegen mannen die tien kilogram minder wegen. Op de Strade kan je veel compenseren met kracht en techniek. Daarnaast loont aanvallend koersen. Daar hou ik van. Alleen… Dan wacht in volle finale nog de Via Santa Caterina, hé. Als ik met jongens als Alaphilippe, Valverde of Fuglsang Siena binnenrijd, ben ik altijd gezien.”
Met de wagen vanuit Tignes naar Siena
Dat laatste zorgt ervoor dat Strade Bianche voor Van Aert niet de gemakkelijkste wedstrijd om te winnen is. Toch wil de 25-jarige Kempenaar er alles aan doen. “We staan zaterdag allemaal aan de start zonder referentiepunt. Maar daar ben ik niet bang voor. In de Dauphiné van vorig jaar heb ik geleerd dat ik een hoogtestage goed verteer. Dat levert me nu een mentaal voordeel op. Ik ben er klaar voor. Woensdag rijd ik samen met ploegmakker Mike Teunissen met de wagen vanuit Tignes naar Siena. We laten niets aan het toeval over en willen het parcours nog eens grondig verkennen, kwestie van goed voorbereid aan de start te staan.”
Het najaar wordt een moeilijk in te delen periode, vindt Van Aert. “Als het coronavirus het toelaat, wordt het drie maanden volle bak koersen. Het is moeilijk om te pieken naar de klassiekers als voorafgaand ook de Tour de France een groot doel is voor de ploeg. Mijn intenties zijn duidelijk: ik wil vanaf dag één goed zijn, met als doel die goede vorm zo lang mogelijk te rekken. Trouwens, zoals de situatie rond Covid-19 nu is, pak je maar beter mee wat je kan.”
“Pakken wat je kan”
“Ik herinner me de woorden van mijn coach Marc Lamberts, toen we begin dit jaar in Tenerife op stage waren in de aanloop naar Omloop Het Nieuwsblad. Je weet niet wat er de komende weken gaat gebeuren, zei hij. Je kan maar beter meteen in orde zijn. Ik vond het toen nog grappig, maar amper een goede week later zat Europa op slot. Ik zal die woorden vandaag niet snel meer in de wind slaan. We proberen te knallen. Zowel in Strade Bianche als in Milaan-San Remo trouwens.”
Want ook in de Primavera start Van Aert opnieuw met ambitie. Met de vlakke finish en zijn sprintsnelheid ziet hij ook daar kansen. “Vorig jaar overleefde ik vlot de Poggio en eindigde ik zesde in de sprint. Dan denk ik dat dat nog beter kan, want ik heb pas een paar maanden later veel meer vertrouwen in mijn spurt gekregen. Anderzijds… Er zijn er in Milaan-San Remo al veel voor mij gepasseerd die na de eerste keer dachten dat ze dat monument ooit konden winnen, maar bij wie het toch niet gelukt is. Laten we maar niet te voortvarend zijn.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.