EK veldrijden: zes vragen aan bondscoach Sven Vanthourenhout
Interview Dit weekend staan in Rosmalen de Europese veldritkampioenschappen op de agenda. Een ideaal moment voor een uitgebreide babbel met Sven Vanthourenhout. Over het EK, maar ook over het veldrijden in België in zijn totaliteit. Zes vragen aan de Belgische bondscoach…
Het wordt een EK zonder junioren. De beloften heren en dames strijden wel om Europese titels, maar België verzaakt, omwille van de Covid-19 maatregelen in ons land. Willen we niet heiliger zijn dan de paus?
“Dat zijn we niet. Maar als federatie werken we nauw samen met de Belgische overheid. We proberen om met de wielersport in België het maximale te verwezenlijken. In tegenstelling tot in vele andere landen wordt hier nog gecrost, weliswaar beperkt tot de elitewedstrijden, waaraan ook beloften mogen meedoen. Maar we moeten de randjes er ook niet aflopen.”
“Dus hebben we bij Belgian Cycling overlegd en beslist om daarin onze verantwoordelijkheid te nemen. Het zijn overigens ook maatregelen die gelden voor andere sporten in deze leeftijdscategorie. Daar moeten we ons naar schikken. Dat is jammer, want we missen op die manier een aantal medailles. Ik denk bijvoorbeeld aan Toon Vandebosch die de voorbije weken zelfs aanleunt bij de betere profs.”
“Ook voor onze ‘dames jeugd’ is het jammer. Niet om medailles te pakken, maar een EK was een van de weinige kansen om zich te meten met leeftijdsgenoten. In zo’n kampioenschap konden ze wat vertrouwen putten en de bevestiging krijgen dat ze toch een stapje voorwaarts hebben gezet. Ik denk dan spontaan aan Marthe Truyen of Julie De Wilde.”
“Dat sommige andere landen wel een beloftenselectie uitsturen? Dat klopt, maar dat zijn landen waarin alles al is afgelast. Zoals ik zeg, bij ons doet de overheid inspanningen zodat elke week nog gecrost kán worden, laten we dat niet op het spel zetten. Trouwens, elk land moet in eigen boezem kijken. Wij moeten niet oordelen over anderen.”
Het Europees kampioenschap zat de voorbije jaren in de lift. Nu zien we toch een terugval in kwantiteit en kwaliteit. Blijft de waarde van zo’n titel wel intact?
“Ik heb de deelnemerslijsten bekeken en dat valt inderdaad tegen. Op Van der Poel, Van Aert en Pidcock merk ik wel dat in de elitecategorieën de toppers aanwezig zijn, maar de kwantiteit valt tegen. Maar ook dat heeft uiteraard met het coronavirus te maken. Het is voor een aantal landen ook niet evident om de oversteek te maken. Dat is echter een tijdelijk fenomeen.”
“Maar het leeft wel, merk ik onder de renners. Het EK staat natuurlijk ver onder een WK, toch weet ik dat die trui gegeerd is. In vergelijking met vijf jaar geleden wil elke prof geselecteerd worden. Net als op de weg trouwens. Ook in Plouay zag ik alleen maar gemotiveerde renners.”
Er zijn ook geen echte verrassingen in de selectie. Ergens getwijfeld?
“De selecties lijken mij logisch. Bij de mannen lagen Tom Meeusen, Vincent Baestaens en Thijs Aerts in de weegschaal voor de twee laatste plekjes. Tom is uit de boot gevallen omdat hij een uitschieter mist, maar de drie waren elkaar waard. Nog één bemerking: Toon Vandebosch heeft dubbele pech. Enerzijds omdat we geen beloften afvaardigen, anderzijds omdat de chronologie van de maatregelen hem niet gunstig gezind was. Want Toon heeft een profcontract en met zijn prestaties kwam hij in aanmerking voor een selectie bij de elite. Maar toen we de beslissing namen om geen beloften af te vaardigen, was mijn profselectie al gemaakt. Anders lag hij mee in de weegschaal.”
“Bij de dames zijn het sowieso de logische acht namen. Na die acht gaapt een kloof met de meisjes of dames die nog moeten groeien om in aanmerking te komen. Op hoeveel medailles ik hoop? Bij de elite heren kunnen dat er drie zijn, maar in het slechtste geval moeten we het doen met een. Lars van der Haar is aan goed seizoen bezig. Stel dat Corné van Kessel over zijn beste benen beschikt. Ooit werden Van der Poel en Van der Haar op een EK (Tabor 2017, red) zomaar eerste en tweede. Ik hoop vooral dat we geen gelijkaardig scenario krijgen. Bij de dames hoop ik dat Sanne Cant en Laura Verdonschot goed meedoen, maar ik blijf nuchter: een medaille is momenteel te hoog gegrepen.”
Wegrenster Lotte Kopecky was met een 11de plaats beste Belgische op de Koppenberg. Dat zette het gebrek aan Belgische toppers bij de dames extra in de verf en dat ontlokte deze week kritiek in de pers. Onder meer Niels Albert was in zijn wekelijkse column scherp, ook in jouw richting.
“We hinken bij de dames ook achterop, daar moet en wil ik niet flauw over doen. Maar er worden wel degelijk inspanningen geleverd. Door Belgian Cycling en mezelf, door de provinciale vleugels en ook door meerdere teams. Laten we beginnen met Belgian Cycling. Elk jaar in maart wordt het voorbije crossseizoen geëvalueerd. Wat zijn de resultaten? Hoe evolueerden onze dames? Op basis daarvan wordt een kernlijst opgesteld met dames waarmee we aan het werk gaan.”
“We gaan met die atletes – los van het coronavirus uiteraard – twee, drie keer per jaar op stage. We bieden hen, in samenspraak met damesbondscoach Ludwig Willems, een degelijk wegprogramma aan. Er is opvolging. En vanaf augustus beiden we wekelijks een training aan op woensdag. Dat loopt ook niet slecht: er komen gemiddeld vijftien, soms twintig dames op af.”
“Daarnaast wordt provinciaal goed gewerkt. Dirk Onghena (Oost-Vlaanderen), Leo De Busser (Antwerpen), Eddy Ponnet (Limburg), Daniël Van Oosterwijck (Vlaams-Brabant) en ikzelf in West-Vlaanderen bieden dames aan om onder begeleiding te trainen. Als daar een talentje opgemerkt wordt, praten we daarover en dat kan leiden tot extra ondersteuning.”
“Ook de teams doen hun best. De broers Roodhooft hebben een dames-jeugdploeg (IKO-Crelan), Geert Wellens (Acrog-Tormans) doet al jaren z’n uiterste best. Daar is nu dit jaar Vondelmolen-De Ceuster (Stijn Van Hout) bijgekomen. Ik vergeet er nog wel een paar. Maar ik voel dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en probeert een goede organisatie op poten te zetten om op zoek te gaan naar een opvolgster van Sanne Cant. Sven Nys organiseerde een kamp om meisjes warm te maken. Dat doe ik ook zelf in Beernem in de paasvakantie en in de zomer, in samenwerking met Cycling Vlaanderen. Er wordt meer gedaan dan je denkt, alleen uit zich dat (nog) niet in resultaten.”
Lotte Kopecky focust nu nog op de Olympische Spelen, maar de kans bestaat dat ze na Tokio 2021 de switch van de baan naar het veld maakt. Een goede zaak?
“Ik weet niet of die plannen zo concreet zijn. Lotte moet nu vooral zorgen dat haar hoofddoelen niet in gevaar komen. Er mag geen sprake zijn van overdaad, ze moet doen wat ze graag doet en goed plannen. Maar als ze aangeeft dat er ruimte is, dan zal ik de eerste zijn om haar te ondersteunen. Dat kan een positief verhaal worden. Ze heeft in elk geval aangegeven dat ze eind december of in januari wel eens van start wil in een Wereldbeker.”
“Maar mag ik het ook even opnemen voor Laura Verdonschot? Er wordt altijd verwezen naar dat BK in Oostende (2017, red), waar ze tot diep in de finale duelleerde met Sanne Cant. Misschien haalt Laura ondertussen wel datzelfde niveau als toen, maar is de cross bij de vrouwen zo geëvolueerd dat dat niet meer zichtbaar is. Maar Laura is aan een goede reeks bezig. Alleen vergeten we hoe hoog het niveau is van die vier, vijf dames die nu domineren. En nee, ze mag zich daar niet bij neerleggen! Maar je kan haar afbreken of je kan haar een pluim geven voor wat ze wel goed doet. Waar kom je het verst mee? Ik stel voor om de lichtpunten aan mekaar te knopen en daarmee verder te werken.”
Over naar de mannen. Gisteren was er een twitter-incidentje. Jurgen Mettepenningen vertelde in een interview aan Belga dat, mocht hij bondscoach zijn, hij Eli Iserbyt als enige kopman zou aanduiden op het EK. Sven Nys reageerde met een tweet vol ironische smiley’s…
“Ik heb het interview gelezen. Niets fout mee, vind ik. Hij mag dat doen. Eli is ook in topvorm. Jurgen gaf ook in datzelfde interview aan ‘dat hij geen bondscoach was en dus niet beslist’. Ik neem uiteindelijk wel zelf de beslissing. Maar iedereen mag zijn mening uiten. Ook Sven mag reageren hoe hij wil, al heeft het veldrijden anno 2020 het niet vandoen om op die manier aandacht te genereren. Ik hou eerder van een professionele stijl. Maar zo lang er respect is voor elkaar, kan ik er wel mee om.”
“Wat dat kopmanschap van Eli betreft… Als er op een bepaald moment een Nederlander en een Belg voorop rijden, dan verwacht ik dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en zijn land vertegenwoordigt. De renners weten hoe ik in elkaar steek en kunnen zich op dat vlak geen misstappen veroorloven. Maar ik zou liever een strijd zien tussen twee Belgen, natuurlijk. Dan zijn ze allebei kopman.”
Om af te sluiten. Opvallend, toch: een volledig interview over het veldrijden en de namen Wout van Aert en Mathieu van der Poel zijn nog niet gevallen…
“Ze doen ook niet mee, zondag. Maar die andere profs verdienen die aandacht ook. Kijk, alles is meetbaar tegenwoordig. Neem het van mij aan: Van der Poel en Van Aert zijn wereldtop en outstanding, maar ook onze andere crossers fietsen op een hoog, zeer hoog niveau. Een niveau dat in de periode dat ik prof was, nooit gehaald is. Dus moeten we hen ook naar waarde schatten. Maar als Wout en Mathieu er wel bij zijn, is het een zegen voor de sport. Daar bestaat ook geen twijfel over.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.