Julian Alaphilippe presenteert ‘Regenboog’, zijn boekdebuut
Vrijdag werd in de Vlaamse Ardennen het eerste boek van wereldkampioen Julian Alaphilippe voorgesteld. “Geen biografie”, benadrukt hij. “Wel een terugblik op het meest ingrijpende jaar in mijn leven. Van regenboogtrui tot regenboogtrui, van immens verdriet (de dood van zijn vader) tot overweldigend geluk (de geboorte van zijn zoontje Nino).”
“Ik kreeg al meer aanvragen om een boek uit te brengen”, begint de tweevoudige wereldkampioen de presentatie in Hotel Hotond in Kluisbergen. “Nu vond ik het een goed moment: het jaar van de regenboogtrui. Van Imola tot Leuven. Zeer openhartig, want het is een bewogen en emotioneel jaar geweest.”
Het 192 pagina’s tellende boek werd opgetekend door Jean-Luc Gatellier, journalist bij L’Equipe, en is vertaald in het Nederlands, Spaans en Italiaans. Het beschrijft Alaphilippe’s topjaar in chronologische volgorde. De Nederlandstalige versie is in België uitgegeven door Borgerhoff & Lamberigts en voor € 24,99 verkrijgbaar bij onder meer bol.com. Het boek kwam tot stand in samenwerking met Squadra Sports Management.
Als voorsmaakje de – letterlijke – passage uit het boek waarin Alaphilippe ons meeneemt naar de finale van de Strade Bianche van dit jaar, waarin hij het moest afleggen tegen Mathieu van der Poel.
Op 60 kilometer van de eindstreep, bij Monte Saint Marie, versnelt Wout van Aert en vanaf dan is het meedogenloos tot het eind. Wout komt echt sterk over. O, dit gaat snel. Ik krijg een tikje. Boven laat hij zich uitzakken, komt terug, laat zich weer uitzakken. Ik zie dat Van der Poel sterker is dan Van Aert. Maar met die twee weet je nooit helemaal zeker of ze echt wel alles geven…
Vanaf dat ogenblik wantrouw ik Mathieu meer dan de anderen. Hoe verder de wedstrijd vordert, hoe minder het een kwestie van wantrouwen is en hoe meer een van goede benen. Wanneer Mathieu in de laatste strook van Tolfe aanvalt, op een steile helling van 18 %, kan ik maar amper terugkomen. Het lukt me alleen omdat ik alles geef. Hij neemt lang van me over om het verschil te make en roept naar me: ‘Kom, met twee, met twee.’
Bernal zit ons op de hielen. Ik ben nog niet voldoende gerecupereerd om over te nemen. Diep vanbinnen denk ik: ‘Wacht nog even twee seconden, ik ben pompaf!’ Mathieu ziet dat ik niet doe alsof. In de koers verstop ik me nooit, ik ben eerlijk tegenover mijn tegenstanders, ik klaag niet. Ik vind het leuk als er beweging is. Mathieu weet dat. ’s Avonds na de Strade schrijft hij op mijn Instagram: ‘Merci man. Het is altijd een plezier met jou te rijden. Ik weet dat je nooit doet alsof’.
Bij het binnenrijden van Siena is het duidelijk dat hij de betere is van ons twee. Maar ik gooi de handdoek nog niet in de ring, zo ben ik niet. En je weet maar nooit, misschien kraakt hij toch nog. Nog voor we aan de laatste, heel steile helling beginnen in de oude stad, richting de Piazza del Campo, voel ik krampen opkomen. Daarom is er zo’n grote kloof tussen ons twee. Ik zie hem wegrijden en kan niets doen. Gewoonlijk voel ik me in zulke finales altijd de betere, maar deze keer ben ik machteloos. ik ben ‘dood’. Toch ben ik blij, want ik heb een mooie wedstrijd gereden zonder al in topvorm te zijn.
De dag na de Strade Bianche ben ik nog altijd niet bekomen van de inspanning. Ik moet recupereren. Twee dagen na de wedstrijd zitten mijn ploegmaats alweer op de fiets, maar ik blijf rustig in het hotel om op krachten te komen met het oog op Tirreno Adriatico.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.