De sluipmoordenaar van de Valtellina: het verhaal van de Passo di Santa Cristina
Na een lange periode van afwezigheid maakte de Passo di Santa Cristina in 2022 weer zijn rentree in de Giro d’Italia. De buurman van de Mortirolo stelde niet teleur en leverde een spectaculaire etappe op. Alhoewel de klim slechts vier keer ten tonele van de Giro verscheen, was één van die edities genoeg om het gelijk tot een historische klim te maken.
De Passo di Santa Cristina is één van de wegen die de Valtellina verbindt met Valcamonica. De Mortirolo en Apricapas zijn bekend, maar de Santa Cristina is een toch wat in mysterie gehulde klim. Meer dan een dun lijntje op een kaart zal het voor velen niet zijn, maar in werkelijk is het een klim wat door één verhaal al een prachtige historie heeft.
Passo Santa Cristina, Tresenda, Italy
• Distance: 13 km, Elevation: 1028 m, Avg. Grade: 8 %
De ontbolstering van Pantani
Daarvoor moeten we terug naar 1994. Dat jaar werd het Giropeloton in etappe 15 voor de tweede keer ooit over de Passo di Santa Cristina gestuurd, nadat de klim in 1991 zijn Girodebuut had gemaakt. Eén dag eerder maakte het grote publiek al kennis met een tot dan toe relatief onbekende Marco Pantani, maar in de vijftiende etappe van de desbetreffende Giro zou hij voor het eerst één van zijn indrukwekkende krachtsexplosies in het hooggebergte etaleren.
Zoals vaker koos de Giro-organisatie niet enkel voor de beklimming van de Santa Cristina, maar voor een loodzware combinatie met de Mortirolo. Pantani besloot niet te wachten tot de slotklim maar op de zo gevreesde Mortirolo al aan te vallen, met als resultaat dat hij de concurrentie achter zich liet. In de daaropvolgende passage door het dal van de Valtellina, besloot Il Pirata na teamorders te wachten op de eerste achtervolgers: Nélson Rodríguez en Miguel Induraín. De drie reden samen naar Tresenda om tezamen de slotklim aan te vatten.
Niet geheel verrassend begon Indurain gelijk aan een verschroeiend tempo te klimmen, om aanvallen en tempowisselingen te ontmoedigen; een tactiek waarmee de sterke, maar tevens zware tijdrijder menig concurrent angst inboezemde. Niet Pantani, want de ranke klimmer was bergop nog meer in zijn element en besloot aan te vallen met nog vijf stijgende kilometers te gaan. Weerstand bood Indurain niet; Pantani was gelijk vertrokken.
Iedere trap leek raak, iedere omwenteling leek hij meer tijd te pakken op Indurain, met als resultaat een voorsprong van 3 minuten en 19 seconden op de top. Een voorsprong die hij in de korte afdaling naar Aprica nog wat verder uit zou bouwen. Marco Pantani had zijn visitekaartje afgegeven en men zou zijn naam niet snel meer vergeten.
Gemoedelijke start
Wie zelf de Passo di Santa Cristina beklimt, snapt hoe een dergelijk verhaal zich op deze klim vormt. De bedrieglijke start, het steile slot, de nóg steilere uitschieters, de ruim duizend hoogtemeters: de klim heeft de ingrediënten voor epische koers, maar ook om een eigen heldenepos te schrijven.
De top is te bereiken vanuit twee plekken: Tresenda en Stazzona, met eerstgenoemde als meest gebruikte klim in de Giro. De klim start er iets buiten, maar je kan de weg vanuit het dorpje wel al langs de bergwand omhoog zien lopen. Het startsein volgt bij een tunnel, waarin je een haakse bocht maakt en de klim opdraait.
Als we spreken over schoonheid, zijn de eerste kilometers eigenlijk het mooist, omdat je hier nog uitzicht hebt. Hier fiets je over de weg die je naar de top voert van de Apricapas. Je passeert een paar kleine dorpjes en hebt overwegend goed zicht op het dal van de Valtellina dat je steeds verder achter je laat. Dit deel van de klim is relatief goed te doen, gezien je hier klimt over een grote weg die overduidelijk gemaakt is voor autoverkeer en die dus niet al te steil is.
Klimmen in solitude
Een makkelijk te missen haarspeldbocht van de grote weg af kondigt het tweede deel van de beklimming af: de weg die je naar de top van de Passo di Santa Cristina voert. Over de Via Maranta fiets je steeds meer van de drukte weg en dieper het bos in. De weg wordt smaller, af en toe ook wat hobbelig, en het uitzicht wordt steeds meer verhuld door het dikke bos waar je door fietst.
In het begin passeer je nog een paar huizen, een enkele schuur en één kerkje, maar je komt steeds meer in een desolaat bos terecht. Gelijktijdig wordt het lastiger, terwijl je dan al best even aan het klimmen bent. Na het verlaten van de grote weg komt het stijgingspercentage bijna nergens meer onder de 9%, terwijl uitschieters erboven vaak genoeg voorkomen. Uitzicht om je af te leiden of een ijkpunt om naar toe te werken is er niet; je bent hier alleen met je gedachten en de fiets.
De weg loopt relatief gelijk omhoog, even herstellen zit er dus niet in. Sterker nog, de klim lijkt hier beetje bij beetje wat steiler te worden. Het is ontegenzeggelijk een zware passage, maar het heeft ook iets bijzonders. Een Alpencol van dit kaliber met zulke stilte heeft iets bijzonders en – hoe gek het ook klinkt – voelt zelfs rustgevend. Ontspannen is de inspanning niet, maar de omgeving heeft een bepaalde kalmerende zweem.
Net voor je de top bereikt, wordt je getrakteerd op de steilste kilometer van de klim, aan 11%. Op papier is dat welteverstaan, want het lijkt regelmatig nog een stuk lastiger. Je krijgt geen meter gratis, tot het bittere einde moet je zwoegen. Pas in de laatste meters vlakt de klim wat af, als de top zichzelf in de laatste flauwe bocht aankondigt in de vorm van het bordje op de pashoogte.
Alhoewel je niet kunt genieten van grootse vergezichten op de top, was deze klim absoluut het zwoegen waard. Dat iedere amateurwielrenner over dezelfde wegen kan fietsen als de profs is één van de dingen die het wielrennen zo mooi maakt. Dat geldt zeker op de Passo di Santa Cristina, waar de gedachte aan een legendarisch Giro-verhaal een erg bijzondere klim oplevert. Hier lijkt je echt even in de voetsporen van Marco Pantani te fietsen.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.