UCI deelt zorgen van Visbeek over Afrikaans wielrennen: “Hopen op meer hulp van fietsindustrie”
Special Een van de sterren van de eerste week van de Tour de France is zonder meer groenetruidrager Biniam Girmay. Met het succes van de 24-jarige Eritreeër en het eerste WK in Afrika (Rwanda 2025) ooit in aantocht, staat het wielrennen op dat continent voor een splitsing. Maken ze definitief de aansluiting bij de wereldtop, of groeit het verschil naar een onoverbrugbare kloof? Bij de UCI proberen ze de groei zo veel mogelijk te faciliteren, zegt directeur Jacques Landry van het World Cycling Centre tegen WielerFlits.
Landry werkt inmiddels zo’n twee jaar in deze rol voor de UCI. Daarvoor was de 54-jarige Canadees – deelnemer van de wegrit op de Olympische Spelen in 1992 en 1996 – drie jaar lang CEO van de Nieuw-Zeelandse wielerbond. Zelf noemt Landry het World Cycling Centre (hierna WCC) de ‘development arm of the UCI’. Met zijn tak concentreert Landry zich op het ontwikkelen en bijscholen van atleten, coaches, mechaniekers en wedstrijdcommissarissen in landen waar het wielrennen dat kan gebruiken. Onder de noemer van globalisatie zijn dat 203 federaties.
WCC als hulpmiddel
“Een uitdagende, maar ook voldoening gevende baan”, zegt Landry. “Een lachend gezicht van de mensen die we helpen en de erkenning van de hulp die we bieden, dat is de grootste beloning.” Een van de tools die de Canadees kan inzetten, is het WCC-team. Dit is een opleidingsinstituut dat onder meer een ploeg met renners uit wielerarme landen helpt. Zo reed Girmay ooit koersen namens het WCC, maar bijvoorbeeld ook Chris Froome (toen hij nog uitkwam voor Kenia) en Daniel Felipe Martínez. Op dit moment is er vanuit het WCC alleen een ploeg voor vrouwen.
Een van de WCC-kantoren is te vinden in Paarl, net ten noorden van Kaapstad in Zuid-Afrika. “In Afrika hebben we veel mensen in het veld”, legt hij uit. “Nationale federaties tippen ons met talentvolle renners. Wij bekijken vervolgens het fysieke én mentale potentieel. Dat is onderschat, zeker als atleten uit landen komen die familiair georiënteerd zijn. Je haalt de renners namelijk uit hun vertrouwde omgeving. Niet iedereen kan dat. Wij proberen daarom zo’n goed mogelijke omgeving te creëren, waarin zij zich kunnen aanpassen. Het WCC-team is dus een tussenstap.”
Afrika 2025-programma
Met het eerste WK op de weg ooit in Afrika volgend seizoen, werkt de UCI met een speciaal programma hard aan de ontwikkeling van de wielersport in dit gebied. “Dat is het Africa 2025-project. We zijn hard bezig geweest met het identificeren en faciliteren van talenten die volgend jaar uitkomen in de U19- en U23-categorieën. Bij de vrouwen is die laatste categorie als losstaand kampioenschap er voor het eerst. Op dit moment hebben we er achttien en het doel is om er volgend jaar twintig te hebben in de leeftijd van 16 tot en met 21 jaar uit in totaal dertien landen.”
Deze renners zijn ondergebracht in een speciaal onderkomen in Bretagne, waar ook vijftien coaches uit Afrika ervaring opdoen. ”Het WK vindt plaats op Afrikaanse grond, maar wel met de Europese stijl van koersen. Het grootste aantal deelnemers is Europees. Daarom hebben we de groep naar Bretagne gebracht. Daar zijn veel verschillende niveaus qua koersen. Behoudens de hitte en de hoogte waarop het land ligt, lijkt Bretagne veel op Rwanda. Om een ideale omgeving voor de atleten te creëren, willen we dat repliceren. We krijgen veel hulp van de Franse wielerfederatie en het helpt ook dat onze UCI-president David Lappartient uit Bretagne komt.”
Nalatenschap van WK in Rwanda
Het WK kan volgend jaar een gamechanger zijn voor het gehele continent. Daar is Landry zich bewust van. “In Rwanda werken we nauw samen met de federatie, om hun organisatorische capaciteiten te laten groeien. Daarvoor zijn goede evenementen op hun nationale kalender nodig. Zodoende daag je atleten, coaches en mechaniekers uit om zichzelf sneller te ontwikkelen. Een resultaat van die samenwerking is dit jaar de Tour of Rwanda voor junioren. Dat is nu nog een nationale koers, maar het idee is het om dat uit te breiden naar een internationale UCI-koers door meerdere landen. Die wedstrijd moet als blauwdruk dienen voor andere Afrikaanse federaties.”
De samenwerking met de Rwandese wielerbond loopt nu twee jaar. Landry zegt dat het moeilijk is om overal hetzelfde werk te verrichten, omdat iedere bond anders is. Net zoals de Italiaanse en Noorse bond niet hetzelfde zijn, geldt dat in Afrika bijvoorbeeld ook voor Egypte en Zuid-Afrika. “Wat dat betreft is het succes van Biniam Girmay in de Tour fantastisch. Het effect is massive. Met het IOC werken we samen aan het uitbouwen van de nationale federaties. Er zijn er nu een dozijn waar we veel potentieel zien. Richting het IOC is het ook mooi dat Biniam via het WCC naar dit succes is gegaan. Het geeft vertrouwen dat het werkt, ook richting andere Afrikaanse federaties.”
Kritiek van Aike Visbeek
Volgens de Canadees is er veel maatwerk nodig om het Afrikaanse wielrennen naar een hoger plan te tillen. Aike Visbeek luidde echter de noodklok na Girmays eerste Tourzege, vorige week maandag. De Head of Performance van Intermarché-Wanty riep de UCI op om Afrikaanse junioren kansen te geven om bij de junioren in Europese wedstrijden te rijden. “Die observatie deel ik graag, maar dat brengt ook de nodige uitdagingen met zich mee”, stelt Landry. “Het is niet zo dat je ze een paar schoenen geeft, shorts en een renhemd zoals in Kenia bij marathonlopers.”
Fietsen zijn daarbij het grootste struikelblok. “Via het UCI solidariteitsprogramma voorzien wij Afrikaanse federaties van fietsen. Niet hetzelfde materiaal als de topteams ter wereld, maar wel met fietsen waarmee je kunt deelnemen aan wedstrijden. Wij proberen ons deel te doen. Maar het zou fantastisch zijn als de gehele fietsindustrie ons daarbij helpt. Dat doen ze al veel, maar een collectieve benadering zou beter zijn dan vingerwijzen naar de UCI. Er is het Africa Rising-project, Israel-Premier Tech heeft al initiatieven genomen in Rwanda en Qhubeka is er natuurlijk ook nog.”
Verschillende uitdagingen
Daarom is bijscholing volgens Landry zo belangrijk. “Dat begint al bij de evenementen voor de jongste kinderen. In Canada zeggen we: if you provide a man a fish, you’ll feed him for one day. But if you teach a man how to fish, you’ll feed him for a lifetime. Atleten, coaches en federaties moeten begrijpen wat er nodig is om hun sport te laten groeien. Maar wel op hun eigen manier. Als we ergens landen en wij zeggen hoe het zou moeten, dan werkt het niet. De UCI probeert daarom het vertrouwen te winnen en te investeren in de relatie. Dat kost logischerwijs veel tijd.”
De WCC-directeur onderschrijft de opvatting van Visbeek dat er enorm veel talent in Afrika is. “Er zouden meer teams moeten zijn die Afrikaans gedreven zijn. Als die bereidheid er is, zijn we weg. Als er teams in Frankrijk, België, Italië, Duitsland of Nederland zijn die een vriendelijke en familiare hub kunnen creëren in Afrikaanse stijl maar wel buiten het continent, dan is er veel potentieel en momentum. Visumproblemen kun je tackelen door renners om de paar weken naar huis te laten gaan, waar ze in hun eigen omgeving zijn en motivatie kunnen opbouwen voor de koersen erna. Een complexe uitdaging. Maar wel een die Afrikaanse kinderen kan inspireren om te gaan fietsen.”
Bezoek aan de Tour de France
Landry was met acht atleten uit het Africa 2025-project vorige week in de Tour de France. De reden achter het bezoek was om de talenten te laten kennismaken met de grootheid van de Ronde van Frankrijk en hen de motivatie te geven om zichzelf ten doel te stellen later deel te nemen aan de Tour. Landry vertelt dat er ook gesprekken zijn om volgend jaar de Tour de France Femmes te bezoeken. Het achttal renners, Landry en UCI-persvoorlichter deelden met Girmay de podiumceremonie.
Afrikaanse talenten op bezoek in de Tour de France
Vrouwen
Monique Du Plessis (19)
Alaliaa Darwish (18)
Valentine Nzayisenga (24)
Liże-Ann Louw (22)
Mannen
Awet Aman (21)
Janvier Shyaka (18)
Kevin Nshutiraguma (17)
Mohamed Dellai (20)
Om te reageren moet je ingelogd zijn.