Parijs 2024: De olympische wegrit wint de laatste decennia sterk aan prestige
Waar de olympische tijdrit pas in 1996 werd geïntroduceerd, was de wegwedstrijd op de Spelen al in 1896 een van de onderdelen. Blijkbaar was het niet zo’n succes, want niet in alle edities daarna werd er op de weg gekoerst. Sinds 1912 zou de wegwedstrijd echter nooit meer van de olympische kalender verdwijnen. WielerFlits duikt in de historie.
Het parcours van de eerste olympische wegrit in 1896 was iets langer dan een dubbele marathon. De renners reden van Athene naar Marathon en weer terug, goed voor 87 kilometer. De Griekse thuisrijder Aristidis Konstantinidis pakte het goud, ondanks dat hij tweemaal pech had en een fiets moest lenen van een toeschouwer. Uiteindelijk zou hij zestien jaar titelhouder blijven, want in 1912 kwam er pas een tweede editie.
We zien in het eerste deel van de erelijst niet gelijk de grootste namen. Geen Philippe Thys, Fausto Coppi of Eddy Merckx, maar Rudolp Lewis, José Beyaert en Alexi Grewal. Kent u ze nog? Heel gek is dit niet, aangezien er tot 1996 enkel amateurs mee mochten doen. De profs waren er pas bij vanaf de Spelen in Atlanta.
Niettemin zien we enkele (latere) kampioenen tussen de winnaars en podiumklanten. Zo ging het goud in 1956 naar Ercole Baldini, die twee jaar later de Giro d’Italia op zijn naam zou schrijven. En in 1980 was de beresterke Sergej Soechoroetsjenkov – men zei dat Hinault een flinke dobber aan deze Sovjetheld had gehad als hij niet veilig achter het IJzeren Gordijn had gezeten – de beste. Ook Hennie Kuiper (1972), Olaf Ludwig (1988) en de betreurde Fabio Casartelli (1992) kroonden zich als amateur tot olympisch kampioen.
In de loop der jaren kreeg de olympische koorts steeds meer vat op het peloton. Aleksander Vinokourov had er, zo wordt beweerd, in 2012 in Londen zelfs een klein fortuin voor over om Rigoberto Urán in de slotkilometer ‘per ongeluk’ de verkeerde kant op te laten kijken. Net als Vino staan ook Jan Ullrich (Sydney, 2000), Paolo Bettini (Athene, 2004), Samuel Sánchez (Peking, 2008) en Richard Carapaz (Tokyo, 2021) in de analen geschreven.
Carapaz bleef drie jaar geleden uit handen van een elitegroep. Wout van Aert won de sprint voor het zilver, het brons was voor Tadej Pogacar en Bauke Mollema eindigde als vierde. Dankzij zijn overwinning bezorgde Carapaz zijn land Ecuador pas het tweede olympische goud ooit.
Eén keer was na afloop van de wegrace het Wilhelmus te horen. Dat was voor – zijn naam kwam al voorbij – Hennie Kuiper. De Tukker pakte in 1972 goud op de Zomerspelen van München. Hij bleef Clyde Sefton en Jaime Huelamo voor. Erik Dekker trad twintig jaar later bijna in zijn voetsporen. De Drent moest alleen zijn meerdere erkennen in Fabio Casartelli, die drie jaar later zou verongelukken in de Touretappe over de Portet d’Aspet.
Twee keer mocht België een gouden plak aan het medailleklassement toevoegen dankzij winst in de wegwedstrijd voor mannen. In Käplyä, dat het epicentrum was van de wielerkoersen in het Finse Helsinki, was het André Noyelle die er met het goud naar huis ging. Het werd een heus een-tweetje voor de Belgen, want Robert Grondelaers kwam een kleine minuut later als tweede over de finish. Het brons was voor de Duitser Edi Ziegler. 64 jaar later kreeg Noyelle eindelijk een opvolger, in de persoon van Greg Van Avermaet.
Laatste tien winnaars olympische wegrit
2021: Richard Carapaz (Tokyo)
2016: Greg Van Avermaet (Rio de Janeiro)
2012: Alexander Vinokourov (Londen)
2008: Samuel Sánchez (Peking)
2004: Paolo Bettini (Athene)
2000: Jan Ullrich (Sydney)
1996: Pascal Richard (Atlanta)
1992: Fabio Casartelli (Barcelona)
1988: Olaf Ludwig (Seoul)
1984: Alexi Grewal (Los Angeles)
1980: Sergei Sukhoruchenkov (Moskou)
Om te reageren moet je ingelogd zijn.