In de achtervolging op ‘Steven Kruijswijk’ in de ijle lucht van de Sierra Nevada
Fietstoerisme In de wielerwereld staat de Sierra Nevada vooral bekend als ideale plek voor hoogtestages. Een plek voor profs, dus. Maar ook voor wielertoeristen is het gebergte zeer de moeite waard. Zeker omdat je ook in de rest van Andalusië fantastisch kunt fietsen. WielerFlits-redacteur Jeen de Jong ondervond het in mei, tijdens een driedaagse reis, aan den lijve.
Iedereen die weleens een echt hoge berg beklommen heeft, kent het: overdreven voorzichtig kledingadvies. ‘Je moet beenstukken meenemen, overschoenen, een muts, een windjack, een winterjas, een gabba, een paar dikke handschoenen, een Buff – zéker een Buff – en vergeet je fluoriserende regenjack niet.’ De adviseur zou het liefst van al willen dat je een compleet skipak mee omhoog zeult. Want: ‘Bovenop kan het spoken!’ Zulke raad neem ik meestal met een korreltje zout. Het zal wel meevallen, denk ik dan.
Stommeling die ik ben…
Door mijn eigenwijsheid sta ik nu te verkleumen op een kaal en winderig parkeerterrein. We zijn vanochtend met de bus vertrokken vanuit Granada, waar het zonnig én 25 graden was. In skigebied Sierra Nevada schijnt de zon ook, maar is het vijftien graden kouder. Minimaal. En de gevoelstemperatuur ligt nog een stuk lager. Ik overweeg mijn gewone jas over mijn fietskleding te trekken, maar besef net op tijd dat dat geen gezicht is. Het oog wil ondanks alle ontberingen ook wat.
Dan maar beschutting zoeken achter een houten hokje. Op de verweerde gevel staat: ‘Snowboards – Skis – Botas – Guantas’. Ook mijn reisgenoten maken zich klein achter het gesloten verhuurbedrijfje. Het zijn journalisten. Later op de dag hebben we een interview met Steven Kruijswijk, maar eerst gaan we zelf nog een stukje fietsen. Terwijl we de voorgaande dagen al lager gelegen delen van het adembenemend Andalusië verkend hebben (daarover later meer), wacht nu een eendaagse hoogtestage. We beginnen onze rit 2500 meter boven zeeniveau, klimmen naar 2800 meter en dalen vervolgens duizend meter af, waarna we weer omhoog moeten. Een rit in ijle lucht.
De achtervolging op Steven Kruijswijk
“Hé, daar fietst Steven!”, roept een van mijn collega’s plotseling. Een tiental bibberende journalisten draait zich in de richting van de weg. En inderdaad, in de verte flitst iemand voorbij in het geel-zwart van Visma | Lease a Bike, op een dikke Cervélo. Een kinderlijk enthousiasme maakt zich van ons meester. We vergeten plots de kou en willen zo snel mogelijk de fiets op, achter Kruijswijk aan!
Als we eenmaal zijn ingeklikt, is Kruijswijk al uit het zicht. Hij is in het kale berglandschap een bocht omgeslagen. Zonder warming-up trek ik meteen een fikse sprint om terrein goed te maken. Je moet een gat snel dichtrijden, heb ik altijd geleerd. Anders kom je in het niemandsland. Voorbij de bocht zie ik de koploper weer, hij klimt langs een wand van donkergrijze stenen en een klein beetje sneeuw. Ik ga nog eens uit het zadel, schakel een tandje bij en voel dat ik snel dichterbij kom. Zo hard rijden ze ook weer niet, die profs.
De laatste honderd meter naar het achterwiel gaan moeizamer. De verzuring valt mee, maar mijn ademhaling… ‘HI-HA, HI-HA, HI-HA.’ De geluiden die ik uitstoot, zijn beschamend. De ijle lucht wijst iedere renner onvermijdelijk op zijn fysieke tekortkomingen. Maar een geluk bij een ongeluk: ik fiets op zulke grote hoogte, dat ik mijn zwakheden niet hoef te verstoppen. In dit desolate landschap van donker gesteente kom ik toch niemand tegen.
Behalve Kruijswijk dan. Hij fietst nu nog slechts twintig meter voor me, minder rechtop dan ik van hem gewend ben. Heeft hij gesleuteld aan zijn fietspositie? En wat is er met zijn opvallende, uitstekende schouders gebeurd? Heeft hij misschien wat spiermassa verloren met het oog op de Tour? Ik zet nog één keer aan en kom naast hem te rijden. Pas dan valt het kwartje: dit is niet Steven Kruijswijk, dit is ploegleider Grischa Niermann.
Ze rijden toch nog best hard, die oud-profs.
Eeuwige sneeuw
Ik sla een kort praatje met de Duitser, maar al snel scheiden onze wegen. Letterlijk. Terwijl hij rechtdoor gaat over een vlakkere weg, moet ik linksaf, verder omhoog. Via goedlopende haarspeldbochten kronkel ik richting nog zuurstofarmer gebied. Het asfalt wordt er ondertussen niet beter op, maar een kniesoor die daar om maalt. In deze omgeving fietsen is een feest! Fonkelende sneeuwvlaktes vullen de zaal en het inmiddels opgewarmde lijf juicht van de inspanning.
Plots kan ik niet meer verder. De klim loopt nog wel een stukje door, maar het pad ligt bedolven onder een dik pak sneeuw. Moeder natuur verspert de weg. Als iedereen ‘boven’ is, besluiten we rechtsomkeer te maken. We beginnen aan een mooie, lange afdaling. Vooral in het tweede deel kun je hoge snelheden behalen, want je rijdt over brede banen en verkeer is er nauwelijks. Wie van dalen houdt, kan zich nu uitleven.
Cavendish en co
Helemaal naar het dal, waar de profs op laagte trainen, gaan we niet. Ongeveer halverwege de afzink slaan we bij een kruising rechtsaf. Vanaf hier gaat het weer omhoog, naar ons eindbestemming Pradollano, bekend van het Sierra Nevada High Performance Center. In dit hoogtetrainingscentrum werken atleten van allerlei pluimages naar hun doelen toe. Momenteel zitten ook de mannen van Astana Qazaqstan er, met het oog op de Ronde van Frankrijk. Het zijn deze lichtblauwe mannen die keuvelend voorbijkomen, als we bij de kruising nog een reepje staan te eten. Op kop: Mark Cavendish. De 34-voudig ritwinnaar in de Tour knikt even ter begroeting.
Cavendish is zeker niet de enige prof die we tegenkomen. We spotten Sepp Kuss op zijn tijdritfiets, zien Bauke Mollema een blokje afharken en plakken even in het wiel van Tiesj Benoot en Wilco Kelderman. In mijn fietsende leven ben ik op veel populaire trainingslocaties geweest – Mallorca, Calpe, Girona, Gran Canaria -, maar nimmer ben ik in zo’n kort tijdsbestek zoveel profs tegengekomen. Het halve peloton werkt zich hier in het zweet richting de grootste wedstrijd van het jaar. Alleen daarom al is het de moeite waard om hier als wielertoerist eens langs te komen.
De klim omhoog is ondertussen goed te doen. Een loper zou ik het niet willen noemen, maar écht steil wordt het nooit. Hier kun je perfect je blokjes afwerken. Of gewoon genieten van de omgeving, natuurlijk. Want nadat je in het begin nog door een enigszins bosrijk gebied rijdt – voor de verandering ook weleens fijn – heb je nadien een vrij en fantastisch uitzicht. De laatste kilometers doen me denken aan het laatste stukje van de Col de la Croix-de-Fer vanuit Allemond. Links de bergwand, rechts een afgrond en daarachter – in de verte – hoge, witte pieken. Daar hoeven we niet opnieuw heen. In Pradollano, op goed 2300 meter, zit ons mini-hoogtestage erop.
Costa Tropicale
In de Sierra Nevada komen we duizenden meters boven zeeniveau, maar ons driedaagse fietsreis bevat meer figuurlijke hoogtepunten. De eerste twee dagen ontdekken we al fietsend de lager gelegen delen van Andalusië, en de schoonheid daarvan. De eerste rit start en finisht in Salobreña, aan de zogenoemde ‘Costa Tropicale’. Hier ligt men half mei al te zonnen op het strand. En overal groeit fruit. Op de groengele akkers, langs de kant van een drukke N-weg, in een eenzame plantaan in het stadscentrum. We zien onder meer sinaasappels, citroenen, mango’s, avocado’s en chirimoya’s – een aanrader, bleek na een proefbeurt – aan de bomen bungelen. Veel meer heb ik niet nodig om een vakantiegevoel te krijgen.
Nou ja, misschien een lekker fietstochtje. Gelukkig staat er de dag na de reis vanuit Nederland een ritje van zo’n twee uur op het programma. Het eerste stuk rijden we langs een glooiende, vrij drukke kustweg, maar op een gegeven moment slaan we rechtsaf, het binnenland in. Plots is al het verkeer verdwenen. We fietsen over een smal weggetje met wat flauwe bochten, passeren een Spaans spookdorpje en beginnen dan te klimmen. Het gaat zo’n vijf kilometer omhoog. Richting de top is het best steil, maar ons hele reisgezelschap komt zonder problemen boven.
Zulke hellingen zijn er veel in de omgeving. Lastig genoeg voor pittige trainingssessies, toegankelijk voor een breed scala aan fietsers. Na nog een fijne afdaling en een klein stukje vlak, komt iedereen dan ook weer tevreden en voldaan terug in kustplaats Salobreña.
De rit op dag twee is nog een stuk uitdagender. Ook voor mij. We gaan namelijk gravelen en dat is iets wat ik nog nooit eerder heb gedaan. Eerlijk gezegd heb ik er niet heel veel zin in, want ik had me verheugd op drie dagen knallen op de koersfiets. Asfaltklimmetjes bestormen, asfaltafdalingen afsnellen, laagvliegen op vlakke asfaltwegen. Ik ben toch een wegrenner?
Vanuit Granada – nóg een aanrader, wat een stad! – vertrekken we ’s ochtends naar het Geoparque de Granada, waar een gravelroute van een kleine 33 kilometer is uitgetekend. Volgens onze gids zullen we weldra in een van de wonderlijkste gebieden van Spanje komen. Het zal wel, denk ik. Maar al na een paar kilometer crossen of de stoffige wegen, besef ik dat hij gelijk heeft. Het is hier adembenemend mooi. De door erosie gecreëerde geulen, ravijnen en kloven doen denken aan de Grand Canyon in de Verenigde Staten. Maar dan dichterbij, goedkoper en zonder toeristenmassa.
Ondertussen, ik geef het toe, geniet ik ook van het gravelen. Het snelle sturen, het aanzetten na een bocht, het punchen op de korte klimmetjes. Op een gegeven denk ik zelfs: misschien moet ik er ook maar aan geloven en een gravelfiets aanschaffen. Het plezier zal ook te maken hebben met de uitstekend aangelegde wegen hier. Je zakt zelden weg in diep zand en stoot ook niet op al te grote stenen. De afdalingen zijn soms wel wat tricky, maar juist dat geeft ook een kick.
Of het parcours in het Georparque de Granada aantrekkelijker is dan andere gravelroutes? Als beginneling kan ik dat onmogelijk zeggen. Maar als een route zelfs bij mij de liefde voor gravel aan kan wakkeren, moet het wel de moeite waard zijn.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.