Epicentrum van de koers: het Flandrien-gevoel
foto's: Steven Ledoux, Koen De Langhe/Visitflanders

Epicentrum van de koers: het Flandrien-gevoel

Van het openingsweekend met de Omloop tot het relatieve einde met de Ronde van Vlaanderen zijn de Vlaamse Ardennen het epicentrum van de koers. Bijna elke dag zijn er wel wedstrijden in de streek, vaak voorafgegaan door toertochten voor fietstoeristen. Bereid je voor op het echte flandrien-gevoel.

Dit artikel was eerder te lezen in de voorjaarseditie van RIDE Magazine. De klassiekers, kasseien, de Vlaamse Ardennen, het nieuwe wielerseizoen: dat zijn de thema’s van de 180 pagina’s tellende seizoensgids van RIDE.
Bestel nu deze editie online en krijg ‘m binnen enkele dagen thuisbezorgd.

Mijn eerste kennismaking met het wielrennen in Vlaanderen dateert van lang geleden. Ik moet een jaar of 20 geweest zijn. Met de fietsclub reden we Zellik-Galmaarden, een semi-klassieker met internationaal deelnemersveld. Het was voor de Koude Oorlog, maar aan de start stonden Poolse en Tsjechische renners met imponerende benen en oude, gammele bussen die mijn nog naïeve geest niet kon thuisbrengen. Dat je met die bussen zo’n end kon rijden!

De koers is nog altijd een sportief hoogtepunt, ook al haalde ik de eindstreep niet. Voor een deel gaat de route van Zellik-Galmaarden, hoe kan het ook anders, over het traject dat ook de Ronde van Vlaanderen kleur geeft. Vooraf had ik me goed ingeprent: als je iets wil in de wedstrijd, en dat wilde ik, dan moet je op de Muur van Geraardsbergen en de Bosberg vooraan zitten. Dat lukte me. Op de eerste rij reed ik de beide beklimmingen op en genoot van de massale belangstelling voor de koers. Ook al was deze van de B- of misschien wel de C-garnituur, het volk was er in groten getale op af gekomen.

Kort na de twee klimmen werd ik gelost. Als volwassen man kan ik er wel om glimlachen. Iets met je doelen verkeerd stellen. Ik had de Muur en de Bosberg tot mijn doel gemaakt en daarna werd een mengeling van gebrek aan focus en te veel respect voor die Oostblokkers met hun dikke benen en hun oude fietsen mij te veel. Ik reed hem dus niet uit. Maar ik kan voor altijd zeggen dat ik tot het illustere gezelschap behoor dat de Muur in koers is opgereden.

Buitenblad
Met heel veel liefde ben ik er vaak teruggekeerd om te fietsen. De streek van de Vlaamse heuvelen leent zich er bij uitstek voor. Niet alleen vanwege het decor, de Kuip van het wielrennen. Ook vanwege het respect dat de fietser er nog krijgt van de mensen, en dan met name de mensen in auto’s. Dat zorgt ervoor dat fietsen er feest is en blijft.

Oudenaarde is de perfecte uitvalsbasis voor een weekend of een week – of een maand – fietsplezier. Huur een blokhut op de camping of zet je tent neer en ga lekker los in één van de toertochten of de uitgepijlde routes. Je kunt mooi op de zaterdag zelf de klassieker fietsen en de volgende dag met vermoeide benen kijken hoe de profs het ervan afbrengen. Mooi detail: we hadden in het donker onze tent opgezet in de voortuin van een stacaravan. Daar kwamen we de volgende achter pas achter. In plaats van de verwachte (en verdiende) fikse uitbrander kregen we van de bewoners koffie bij ons ontbijt. Hoe lief is dat!

Over de wegen en de klimmen is genoeg geschreven. Pluk een route van de fantastisch informatieve website cyclinginflanders.cc en rijd ze in je eigen volgorde. Of neem de uitgepijlde routes van de Ronde van Vlaanderen. Na verloop van tijd ontdek je welke klim je ligt, wat je favoriet is en welke je het meest last bezorgt. Zelf heb ik iets met de Taaienberg. Dat kwam doordat ik er Tom Boonen eens op het buitenblad omhoog zag rijden. Uiteraard wilde ik weten hoe ver ik zou komen: ik haalde driekwart van de klim, tot ik mijn muntjes in de parkeermeter moest steken. Ongelofelijk knap, al schrijf ik het zelf.

Musea
Ook naast de koers is er veel wielrennen om naar uit te kijken. Vlamingen hebben voor hun religie diverse plaatsen van devotie ingericht. Natuurlijk is het Centrum Ronde van Vlaanderen de eerste die in het oog springt. Het is een mooi startpunt van je fietsrit, met een ruime parkeerplaats achter het Centrum en een fijne plek om na afloop een versnapering te halen. Het ligt op een boogscheut van de Grote Markt van Oudenaarde. Ga er ook binnen en geniet van de historie van de koers.

Iets buiten de periferie ligt het Koers Museum in Roeselare, om precies te zijn aan het Polenplein. Het museum is tamelijk recent vernieuwd en zeer de moeite waard om te bekijken. En ‘gewoon’ open, ook in deze corona-tijden.

Roeselare is de plaats van Vlaamse legendes als Odile Defraeye en Jempi Monseré. Zij worden uiteraard op gepaste wijze herdacht door het stadsbestuur. Defraeye, de allereerste Belgische winnaar van de Tour de France in 1912, heeft een standbeeld gekregen op het Rumbeekse kerkplein, Monseré een muurschildering in de Bruanestraat.

Speciaalbiertje
De beste tijd om naar Vlaanderen te gaan om te fietsen, is uiteraard de periode van de Vlaamse klassiekers. Goed, fietsen kun je altijd, maar in die periode is de liefde voor de koers in dikke plakken op te scheppen. Niet alleen jij hangt er dan rond op de fiets, maar ook de profs. Zij die zijn voorbestemd om het Vlaamse voorjaar te betwisten, zitten dan veelal drie weken aaneen in een hotel in de buurt.

Dagelijks rijden zij hun ritjes door de omgeving, om nog eens te trainen en te verkennen. Op één van mijn ritjes ontdekte ik bij toeval een koffietentje in, ik meen, Wortegem-Petegem, de stad van Mario Declercq. Dat tentje bleek de favoriete tussenstop van zo’n beetje alle renners. Maar maak je geen zorgen als je het niet kunt vinden. Veel cafés en restaurants doen aan de koers, of het nu de inrichting is of het speciaalbiertje dat wordt geserveerd.

Er gebeurt altijd iets met je tijdens zo’n weekend in Vlaanderen; mij leverde het de liefde van mijn leven op. Onze vonk sprong precies twintig jaar geleden over op de camping in Ninove, tijdens het weekeinde van de Ronde van Vlaanderen. De liefde duurt nog steeds voort. Net als mijn liefde voor de Vlaamse koers.

Om te reageren moet je ingelogd zijn.