Alberto Contador: “Professionalisering van de wielersport nadelig voor Spanje”
foto: Cor Vos
Youri IJnsen
woensdag 28 oktober 2020 om 22:00

Alberto Contador: “Professionalisering van de wielersport nadelig voor Spanje”

Interview Miguel Indurain, Luis Ocaña, Pedro Delgado, Abraham Olano, Marino Lejaretta, Miguel Poblet en meer recent Óscar Freire, Joaquim Rodríguez, Alberto Contador en Alejandro Valverde. Spanje kent een rijke wielergeschiedenis. Maar échte Spaanse wereldtoppers in het huidige peloton? Misschien Enric Mas. Hoe komt dat? In een exclusief interview met WielerFlits geeft Alberto Contador het antwoord.

De Spanjaard zelf heeft met zijn Fundación Alberto Contador reeds tien jaar een non-profit organisatie die zich inzet voor twee hoofddoelen: meer bekendheid genereren voor beroertes (waar Contador in 2004 zelf mee te maken kreeg) én het stimuleren van wielrennen en het gebruik van de fiets in Spanje in zijn algemeenheid. “Toen deze foundation begon, was het heel moeilijk om vanuit scholen en wielerclubs de overstap naar de junioren en de beloften te maken. Binnen de foundation kan dat nu wel. Kinderen kunnen via een wielerschool in mijn woonplaats Pinto in aanraking komen met de sport. Daarboven hangen het junioren-, beloften- en nu nog Continental-team van Kometa-Xstra.”

Contador ontwikkelde dus zelf een geleidelijke overgang, maar toch geeft Spanje qua toprenners nu niet thuis. Als leidraad voor deze opvallende trend nemen we de individuele UCI Ranking van 31 december 2019, pre-corona dus. Op dat moment had Spanje drie renners bij de eerste 75: Mikel Landa (dertiende), ouderdomsdeken Valverde (zestiende) en Mas (73ste). Ook in de huidige Vuelta hebben ze het moeilijk, want alleen Mas en de oprukkende Marc Soler lijken nog kans te maken op de eindzege. “We beleven inderdaad een aantal moeilijke jaren”, beaamt Contador. “Natuurlijk hebben we nog steeds goede renners. Maar het is waar dat Spanje jarenlang aan de top stond, nu is ingehaald door andere landen.”

Contador in het shirt van Kometa-Xstra – foto: Atilo Madrona

“Vooral Groot-Brittannië heeft een enorme opkomst gemaakt, maar ook Colombia en Slovenië”, vindt El Pistolero. “En misschien niet voor de grote rondes, maar ik zet daar tevens Denemarken bij. Traditionele wielerlanden als Frankrijk, Italië en Spanje bevinden zich niet op hetzelfde niveau. Voor mijn eigen land is het moeilijk om op het niveau van weleer terug te keren, maar het is niet onmogelijk. Ikzelf heb natuurlijk een project dat gericht is op de toekomst van het Spaanse wielrennen, maar zo zijn er nog meer. Mikel Landa heeft een erg goed project lopen. Luis Ángel Maté (Cofidis, red.) en Alejandro Valverde hebben beiden een wielerschool. Dat helpt ontzettend veel. Maar dat is voor de toekomst, niet voor nu.”

Probleem doet zich voor aan de onderkant

Het grote probleem waar Spanje tegenaan schurkt, is volgens Contador het feit dat er – ondanks belangrijke koersen als de Vuelta a Navarra, Vuelta al Bidasoa en de Vuelta al Besaya – te weinig aandacht voor de jeugd is. “Ik vind dat andere landen professioneler met de wielersport omgaan in de junioren- en beloftencategorie. Soms komt het zelfs voor dat renners in die leeftijdscategorieën betaald krijgen. In Spanje is dat niet het geval. Daar gaat een deel van het talent dat deze sport misschien niet kan betalen, verloren. Om diezelfde reden zie je ook dat Spaanse talenten bij de U19 en de U23 achterblijven bij leeftijdsgenoten uit andere landen, om dan bij de profs veel meer progressie te boeken. Dat verklaart veel.”

In Spanje zijn er desondanks genoeg zware nationale rittenkoersen. Nog een opvallend gegeven. Kondigde de denivellering van het Spaanse wielrennen zich niet al een tijdje aan? De Ronde van de Toekomst geldt sinds 2007 eigenlijk als dé graadmeter voor het allerbeste wielertalent op aarde. Sindsdien stonden er slechts twee Spanjaarden op het eindpodium. Rubén Fernández (2013, nu Euskaltel-Euskadi) en Marc Soler (2015) wonnen dan wel gelijk. “Dat komt omdat de Tour de l’Avenir voor Spanje niet zo belangrijk is als dat het voor andere landen is. Een mooi voorbeeld: never I was there. Valverde ook niet. In mijn tweede jaar als belofte kwam ik wel in aanmerking, maar haalde Purito (50ste, red.) uiteindelijk de selectie.”

Wat volgens Contador nog meer debet is aan het huidige niveau van de Spaanse renners, is dat er met Movistar maar één Spaans WorldTour-team is. Terwijl net de ploeg van Eusebio Unzué afgelopen winter een meer internationale uitstraling kreeg. “Ik denk niet dat dit nadelig is. Enric Mas en Marc Soler – die nog altijd een groot potentieel heeft – zijn er nog steeds de kopman. Ik denk ook dat Iván García het in de klassiekers goed gaat doen in de toekomst. Dan is er nog Landa. Hij is goed, alleen niet van hetzelfde kaliber als Purito Rodríguez, Valverde of ikzelf. Als je dus een tweede ploeg op het hoogste niveau hebt, krijgen meer Spaanse renners mogelijkheden. Dat is nodig om weer aan de top te komen.”

El Pistolero stelt vast dat er nog een belangrijke factor is die een beslissende rol speelt. Het punt waaraan hij het huidige niveau van het Spaanse wielrennen ook laakt, is het succes dat het land in andere sporten heeft. “In het voetbal waren we de laatste decennia Wereld- en Europees kampioen, FC Barcelona en Real Madrid die meermaals de Champions League wonnen. In het basketbal is Spanje wereldkampioen en halen we medailles op de Olympische Spelen. We hebben in het tennis Rafael Nadal, die alles wint. In de autowereld werd Fernando Alonso meervoudig wereldkampioen in de Formula 1. Marc Márquez is dan weer een levende legende in de MotoGP en zo kan ik nog wel eventjes doorgaan.”

Nederland kende eenzelfde verval

“Het gevolg van al dat succes is dat de Spanjaarden veel verschillende sporten volgen”, gaat Contador verder. De keerzijde daarvan is dat de aandacht voor de wielersport niet optimaal is. “Bijgevolg is dan weer dat de bedrijven in ons land dus ook hun sponsorgeld in heel veel verschillende sporten investeren. Ook daarom heeft het Spaanse wielrennen het nu moeilijk. Er is te veel aandacht voor verschillende soorten sport. Logisch door alle successen, maar in Nederland staat wielrennen samen met voetbal en Max Verstappen in de top drie – denk ik, althans. Dat zorgt ook voor een bepaalde beleving en passie. Dat zie je ook terug in het veldrijden, bijvoorbeeld. Dat is te gek. Al is de cultuur in België natuurlijk nog extremer.”

In Nederland is er vijftien jaar geleden eenzelfde probleem geweest. Na de generatie Michael Boogerd en Erik Dekker waren de Nederlandse fans al blij als er iemand als 21ste eindigde in de Tour de France. Zet daar dan de huidige generatie wereldtoppers tegenover: Tom Dumoulin, Wilco Kelderman en Steven Kruijswijk voor de grote rondes, Mathieu van der Poel voor de klassiekers en we gaan er toch ook vanuit dat sprinters Dylan Groenewegen en Fabio Jakobsen terugkeren op hun oude niveau. Aan Nederlands toptalent geen gebrek. De eindzege in de Giro d’Italia, winst in de Ronde van Vlaanderen en talloze etappezeges in de grote rondes: het lijkt allemaal zo gewoon tegenwoordig. Maar dat is het allerminst.

Alberto Contador doet Everesting Challenge in 2020

Contador verscherpte deze winter het toenmalige Everesting-record – foto: davidponce.com

De manier van opleiden in Nederland zou daarom een mooie testcase voor Spanje kunnen zijn om er weer bovenop te komen, zou je zeggen. Beter goed gejat, dan slecht bedacht. “Het is indrukwekkend hoe veel verschillende type renners er de laatste jaren zijn doorgebroken”, vindt de Spanjaard. “Voor de klassiekers en de sprints zat Nederland altijd al goed. Maar jullie kunnen nu ook grote rondes winnen, met Tom Dumoulin voorop. Dat is mooi, want de Nederlandse fans zijn gek van wielrennen. Er zijn ook een aantal grote sponsoren die veel geld in ploegen stoppen. Dat levert niet meteen resultaat op, maar je ziet aan bijvoorbeeld Jumbo-Visma dat het na jaren investeren nu haar vruchten afwerpt.”

Contador verwacht dat er in de toekomst nog meer ‘grote kampioenen’ voor de grote rondes uit Nederland naar voren komen. “In het verleden bleven de renners in eigen land”, legt hij uit. “Ze reisden niet speciaal naar de bergen om er te gaan trainen. Daardoor ontbrak de kennis om te weten of iemand een goede klimmer was, of niet. Nederlandse renners die zich concentreerden op de klassiekers, bleven de sport leuk vinden. Maar als een klimmer altijd maar vlakke klassiekers moet rijden, dan is hij snel op wielrennen uitgekeken. Dat is tegenwoordig totaal veranderd. Iedereen wil nu onderzoeken hoeveel watt per kilogram ze kunnen wegduwen. Om die testen goed te doen, moet je nu eenmaal de bergen in trekken.”

Carlos Rodríguez en Juan Ayuso

Daarmee komt Contador terug op zijn punt dat andere landen een meer professionele aanpak binnen de jeugdcategorieën hanteren. “Nu herkennen bewegingswetenschappers veel sneller het klimvermogen van jonge renners. Vroeger was dat niet mogelijk, omdat het simpelweg niet gebeurde. Renners bleven in Nederland. Hoogtestages kende je amper. Nu doe je bijna niet meer mee als je niet in de bergen gaat trainen. Traditionele landen als Frankrijk, Italië en Spanje hadden dat streepje altijd voor, omdat we hier nu eenmaal een geografisch voordeel hadden. Er liggen bergen in onze landen en dan komen klimmers vanzelf bovendrijven. Dat gebeurt nu nog, maar ook talent uit andere landen ontplooit zich.”

Dat hebben we gezien, met Egan Bernal, Tadej Pogačar en Remco Evenepoel als de beste, recente voorbeelden. De vraag is wanneer in Spanje de volgende Alberto Contador opstaat. “Dat is moeilijk om te zeggen. En waarom zou iemand niet nog veel beter dan mij kunnen zijn? Ik denk dat Enric Mas kan uitgroeien tot een heel sterke renner. Maar onthoud vooral de naam van Carlos Rodríguez, die vorig jaar bij ons juniorenteam reed. Hij moet zich nog wel goed ontwikkelen. Hij heeft alleen nu al de cijfers en waardes van een heel goede WorldTour-renner, terwijl hij vorig jaar nog maar achttien jaar oud was. Carlos gaat de coureur zijn waarover de Spanjaarden in de toekomst gaan praten, daar ben ik zeker van.”

Carlos Rodríguez – foto: Cor Vos

Daar mogen de Spanjaarden ook Juan Ayuso bij zetten. De 18-jarige mocht als laatstejaars junior in dit gekke coronaseizoen liefst 21 keer zegevieren en maakt in augustus 2021 zijn profdebuut bij UAE-Emirates. Net als Rodríguez bij INEOS Grenadiers rijdt ook dit toptalent niet voor een ploeg uit eigen land. Maar er sparkelt hoop aan de Spaanse hemel, al wil de intussen 37-jarige Contador ook niet overdrijven. “Wij hadden ook gewoon een heel goede generatie”, vindt hij. “Dat heeft deels met een beetje geluk te maken. We maakten elkaar sterker. Voor de Spaanse wielerfans waren dat prachtige jaren. Nu is dat iets minder. Maar ik ben ervan overtuigd dat we in de toekomst weer zo’n generatie krijgen.”


Huidige profrenners die uitkwamen voor de Fundación Alberto Contador
flag-es Enric Mas (25, Movistar) | 2014-2015
flag-es Fernando Barceló (24, Cofidis) | 2015-2016
flag-es Ángel Fuentes (23, Burgos-BH) | 2015
flag-be Kenny Molly (23, Bingoal-Wallonnie Bruxelles) | 2015
flag-es Joan Bou (23, Euskaltel-Euskadi) | 2016-2017
flag-be Jasper De Plus (23, Circus-Wanty Gobert) | 2016
flag-es Juan Pedro López (23, Trek-Segafredo) | 2016-2019
flag-es Isaac Cantón (24, Burgos-BH) | 2017-2019
flag-at Patrick Gamper (23, BORA-hansgrohe) | 2018
flag-nl Kevin Inkelaar (23, Bahrain McLaren) | 2018
flag-it Matteo Moschetti (24, Trek-Segafredo) | 2018
flag-it Stefano Oldani (22, Lotto Soudal) | 2018-2019
flag-lu Michel Ries (22, Trek-Segafredo) | 2018-2019
flag-es Carlos Rodríguez (19, Ineos Grenadiers) | 2019

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.