Amerikaanse Wereldbeker-organisatoren: “Veldrijden heeft meer Formule 1-mindset nodig”
Interview Deze week verplaatst de veldritwereld zich naar het Amerikaanse Waterloo voor de enige overgebleven wereldbekermanche in de Verenigde Staten. Ieder jaar weerklinkt vanuit de op en top Vlaamse en Nederlandse crosswereld wel een noodkreet, dat de trip naar de overkant van de plas te duur is, of dat het onnodig is om vanuit onze contreien voor één keer op het jaar die verre verplaatsing te maken. Maar hoe kijken ze daar vanuit Amerika naar?
WielerFlits legde het oor te luister bij Chad Brown (CFO bij Trek) en Scott Daubert (course manager van de veldrit in Waterloo en het Amerikaanse Trek-contact met de Baloise-Trek-ploeg van Sven Nys). Zij staan samen in voor de organisatie van de Wereldbekercross in Waterloo, ook wel de Trek CX Cup, die voor de poorten van de fabriek van Trek in de Amerikaanse staat Wisconsin plaatsvindt.
Jullie maken al sinds 2017 deel uit van de Wereldbeker, en zijn sindsdien de enige constante Amerikaanse factor in het regelmatigheidsklassement. Dat roept de vraag op: waarom wil een wereldwijde fietsproducent als Trek zo graag een veldrit – toch een vrij lokale sport – organiseren?
Brown: “Veldrijden als businessgegeven is relatief klein. Als discipline maakt het maar een klein deel uit van ons bedrijf. Ik zou onze relatie met veldrijden eerder een high passion-commitment noemen, eentje waarin we way back gaan. Onze eerste successen in de cross gaan terug tot het midden van de jaren 90, toen Matt Kelly ons eerste WK won (bij de junioren in Poprad in 1999, voor Sven Vanthourenhout, red). Er zijn veel mensen binnen ons globale team van Trek, die veel om cyclocross geven. We zijn eigenlijk gewoon grote fans van de sport.”
Daarom ook jullie sponsor-engagement met de ploeg van Sven Nys?
Brown: “Sven is een superster voor ons in vele markten. Hij opent veel deuren, voornamelijk in de Noord-Europese landen. Ik weet niet hoe onze Braziliaanse of Argentijnse teamleden tegenover veldrijden staan, maar ik weet dat het enorm leeft bij jullie in de Benelux, en ook in Australië en Japan.”
“Wereldwijd is dat sponsorship natuurlijk niet te vergelijken met dat bij Lidl-Trek. We zouden het fantastisch vinden om elke zaterdag- en zondagochtend Europese cyclocrossen te hebben met het wereldwijde kijkersbereik van een Touretappe, of de Ronde van Vlaanderen, maar het is op dit ogenblik nu eenmaal een kleinere, maar daarom niet minder interessante markt.”
Wij zagen de laatste jaren de toeschouwersaantallen bij de Wereldbekercrossen aan de overkant van de plas teruglopen. Zit het Amerikaanse veldrijden in het slop?
Brown: “Eerst moet je begrijpen dat ons seizoen anders is ingedeeld dan in Europa. In Wisconsin hebben we vijftien weekends waarin er gecrost wordt, te beginnen in het eerste weekend van september tot het eerste deel van december. In die periode is er elke zaterdag en zondag een cyclocross is tussen Madison, waar wij leven, en Chicago, op maximaal een uur rijden. Die wedstrijden zijn populairder dan ooit, dus ik zou zeker niet zeggen dat de animo verkleint. Maar ze groeit ook niet zo hard als de gravelscene.”

Foto: Cor Vos
Daubert: “Ik vind het gevaarlijk om de populariteit te meten aan de hand van toeschouwersaantallen alleen. Dat zegt niet alles. Zeker omdat het veldrijden in Amerika veel meer participant-driven is. De mensen die naar die wedstrijden komen, zijn mensen die effectief fietsen bij Trek kopen. Toegegeven, er staan niet veel mensen langs de kant van het parcours, maar iedereen doet wel graag mee. In Wisconsin zie je grote deelnemersaantallen in lokale wedstrijden: allemaal mensen die dezelfde passie delen.”
Eigenlijk is de Amerikaanse veldritwereld dus een helemaal andere dan de Europese?
Brown: “Dat denk ik wel. Alleen al bij ons verwachten we meer dan 2.000 amateurcrossers. Van zonsopgang op vrijdagochtend tot zonsondergang op zondagavond rijden er constant renners, van professionals tot amateurs, op onze omloop. Neem daar dan nog de supporters, families en vrienden van die mensen bij, en je kan zondag spreken over 6.000 tot 8.000 mensen op het parcours. Ik ga mee crossen, Scott gaat meedoen, alle medewerkers van ons bedrijf ook. Ons businessmodel is eigenlijk: hoe kunnen we een leuke party organiseren met enorm veel participanten.”
Is het ook een deel van het businessmodel om die mensen op een fiets van Trek te krijgen?
Brown: “We verkopen op de cross zelf geen fietsen. We willen de mensen in de eerste plaats aan het fietsen krijgen. Cyclocross is geen gemakkelijke sport, met smalle bandjes en moeilijke parcoursen. Mensen kunnen wel een Trek-fiets lenen en een eerste kennismaking maken met de sport, dat is ons voornaamste doel.”
Nog een verschil tussen de Amerikaanse scene en die in België en Nederland: als we hier over veldrijden praten, dan klinken meteen de namen van Wout van Aert en Mathieu van der Poel. De twee grote vedetten doen in Amerika niet mee. Is dat een groot gemis voor jullie?
Brown: “Eigenlijk niet. We begrijpen heel goed dat ze er een lang en succesvol wegseizoen hebben opzitten en nooit vroeger zullen beginnen dan december. De cross later op het jaar organiseren is sowieso geen optie. Ben je al eens in Wisconsin geweest tijdens de winter? Soms lopen de temperaturen terug tot -10 graden Celsius. Als je buitenkomt, doet je gezicht gewoon pijn van de vrieskou. We kunnen daar niets aan veranderen.”
“Maar goed, we moeten vooral focussen op de vedetten die wél komen. Onze fans weten dat ze een unieke beleving voorgeschoteld krijgen in Waterloo. Ze komen een biertje drinken met Sven Nys, die hen gerust ook een initiatie balkentechniek geeft. Ze kunnen ook een rondje in het wiel van Evie Richards afwerken. Op welke Europese cross kom je zoiets tegen?”

Foto: Cor Vos
Daubert: “Onderschat de Amerikaanse cyclocross-community niet. Die kennen Michael Vanthourenhout ook. Het valt al op sinds de Wereldbeker voor de eerste keer naar hier kwam, dat de fans vaak veel Europese wedstrijden op televisie hebben gezien, en alle toppers toejuichen. Ze vinden het geweldig dat ze face-to-face met hun helden kunnen staan op de cross. Zoiets heb je niet in football of baseball.”
Toch krijgen we in de Belgische media elk jaar opnieuw te horen dat de reis naar de Verenigde Staten voor sommige renners en ploegen zo duur is, dat ze liever in Europa willen crossen. Kijk naar de woorden van Bart Wellens eerder deze week. Wat denken jullie als jullie zoiets horen?
Daubert: “Eigenlijk doet me dat pijn, omdat ik een goed contact heb met alle renners die hier aanwezig zijn geweest. Mathieu van der Poel, Marianne Vos, Lucinda Brand, Wout van Aert en Michael Vanthourenhout: die renners vinden het leuk om naar Amerika te komen, zeggen ze mij. Ze kunnen gaan shoppen, ze houden er ook van om de cultuur te ontdekken. Ik heb eigenlijk nog nooit iets negatiefs gehoord. Van wie komen die berichten dan?”
Ik vermoed dat de grote vedetten inderdaad niet zullen klagen. Het betreft eerder de kleinere Belgische ploegen en renners, die niet het grote budget hebben om de oversteek te maken. Die zullen jullie wellicht niet snel horen.
Brown: “Fair enough, maar wij willen de rode loper uitrollen voor iedereen die bij ons wil komen rijden. Zowel voor Amerikaanse als Europese renners. Als ploegen of renners zeggen: wij komen naar Waterloo, dan willen we er alles aan doen om hun trip naar Amerika zo smooth mogelijk te laten verlopen. Bijvoorbeeld door hen te komen ophalen aan de luchthaven en hun materiaal te transporteren. Toen er nog meerdere Wereldbekers in de VS waren, hebben we zelfs een trailer gehuurd om alle fietsen naar Iowa, Las Vegas of Fayetteville te vervoeren. Geen enkele vraag blijft onbeantwoord.”
Daubert: “We willen helpen, maar we krijgen die vraag niet zo gek vaak. Misschien moeten we meer ons best doen om de boodschap kenbaar te maken, dat de renners er zeker niet alleen voor staan als ze de oversteek maken. Ik had deze week nog contact met de ploeg van Pauwels Sauzen-Bingoal, die vervoer zocht. Wel, we gaan hen oppikken op de luchthaven van Chicago en we brengen hen kosteloos naar Waterloo. Zo kan het dus ook. We willen écht een goede host zijn.”
Brown: “Het is ook een reminder hoe on-global de sport nog steeds is, en hoeveel werk we te doen hebben. Kijk, we kennen allemaal de roots van de cyclocross. De legacy en de foundation zit in Europa. Maar zou het niet leuk zijn als we deze sport groter kunnen maken, meer met een Formule 1-mindset? Soms moet je investeringen doen om veranderingen teweeg te brengen, en ja, er zijn groeipijnen en moeilijke beslissingen om te nemen. Maar als we geen investeringen doen, gaat er ook niets groots veranderen. Wij willen het goede voorbeeld geven en ons blijven engageren op de lange termijn.”
Misschien zijn nog niet alle Belgen klaar voor die verandering?
Brown: “Niet iedereen, maar kijk naar Sven Nys. Die heb ik vanaf dag één leren kennen als ambassadeur van de internationalisering en expansie van de cross. We hebben meer mensen in de sport nodig zoals Sven en de mensen van Flanders Classics, to elevate the game and the money.”

Foto: Cor Vos
Zijn de interesse en financiële middelen er dan, over de wereld heen, om crossen te organiseren? Je ziet dat zelfs in Amerika de Wereldbekers van Las Vegas, Iowa en Fayetteville zijn verdwenen.
Brown: “Je hebt gelijk: de huidige economische situatie maakt het niet makkelijk om grote evenementen te organiseren. Het is vaak een grote investering, waar je grote sponsors voor nodig hebt. Maar juist daarom moeten we blijven nadenken over hoe we deze sport kunnen blijven evolueren. Meer internationale organisatoren, betekent meer gebieden die interesse beginnen tonen, en op haar beurt weer meer geld voor het crosswereldje. Op dat vlak heb ik veel vertrouwen in Flanders Classics. Zij zijn big thinkers met big goals, die volledig op dezelfde lijn als wij zitten.”
En die is?
Brown: “Kwaliteitsvolle crossen organiseren in iconic venues around the world. Flanders Classics wil graag in Dublin en Londen organiseren, of down town Parijs. Maar zelfs dan: ons doel mag niet zijn om één Wereldbeker in Amerika te organiseren en verder alles in een tijdspanne van twee uur rondom Brussel.”
“Beeld je de kaart van de wereld in. We moéten naar Japan voor de Wereldbeker. Het is één van die landen waar een heel leuke cross-scene is. Dat weet ik uit eigen ervaringen, en van vrienden die daar geregeld komen. Er is geen enkele reden waarom de Wereldbeker niet naar Tokio of Sydney zou kunnen gaan in de toekomst.”
Is dat idee van een internationale crosswereld te verenigen met het Belgische en Nederlandse beeld van de cross? Die visies lijken soms mijlenver uit elkaar te liggen.
Brown: “In mijn ogen zijn er twee manieren om een succesvolle cross te organiseren. Nummer één is tickets en bier verkopen, en dus inzetten op de fans langs de kant van het parcours. Dat doen ze in Europa bijvoorbeeld heel goed. De tweede manier is cyclocross zien als een participatie-sport, zoals wij. Beide werelden kunnen werken en staan elkaar ook niet in de weg.”
“Als je organiseert in een stad in Japan of Australië of in New York, zal er altijd een van de twee manieren werken. Dat is dan ook de boodschap die ik wil meegeven, zonder de Europese traditie te willen uitwissen. Ik vind het zo’n mooie sport, dat ik denk dat ze ook buiten Nederland, België en de VS kan aanslaan. Laat ons samen ons best doen om meer Evie Richardsen en Tom Pidcocks in de cross te krijgen en ook de olympische droom niet los te laten, zodat er nog meer mensen de sport leren kennen en ervan kunnen genieten.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.