Fabio Jakobsen: “Ik ben sprinter, maar mijn wielerhart ligt in Vlaanderen”
Interview Zijn seizoen begon hij met ritwinst in de Volta ao Algarve. Zijn eerste echt piek wil Fabio Jakobsen (22) halen in Parijs-Nice. Maar ook in Kuurne hoopt hij te schitteren. “Zaterdagavond om tien uur doe ik het licht uit en ga ik naar bed met het idee: morgen is het aan mij.”
Geen al te druk voorjaarsprogramma voor Fabio Jakobsen. Bij Deceuninck-Quick-Step springen ze zuinig om met jong talent. “De Ronde van de Algarve heb ik achter de rug. Nu volgen Kuurne-Brussel-Kuurne en Le Samyn. Dan rijd ik Parijs-Nice, gevolgd door een trio eendagskoersen: Brugge-De Panne, Gent-Wevelgem en de Scheldeprijs. Dat is niet veel”, vindt Jakobsen zelf. “Ik zie elke wedstrijd dan ook stuk voor stuk als een doel.”
Perfecte winter
Het debuutjaar van Jakobsen was best straf. Met zeven overwinningen en tal van ereplaatsen moet je als neoprof niet blozen. In 2019 wil de jongeman uit Heukelum een nieuwe stap zetten. En dan heeft hij het niet onmiddellijk over kwantiteit. “Ik ben goed uit de winter gekomen (Jakobsen klopt op tafel, red). Zonder tegenslag, zonder ziekte, zonder valpartijen. En ik merk nu al dat ik in vergelijking met vorig jaar nog wat sterker ben geworden. Het zou een stap vooruit zijn om dit voorjaar een rit te winnen in Parijs-Nice. Dat is mijn absolute hoofddoel. Ik hoop in de ‘koers naar de zon’ zo dicht tegen mijn topvorm aan te leunen. Al ken ik mezelf nog niet goed genoeg om te weten wanneer die precies komt.”
“En natuurlijk wil ik ook goed zijn in die andere koersen die ik rijd, maar misschien zijn die nog iets te hoog gegrepen. Denk ik, hé. In Kuurne-Brussel-Kuurne, zeker in Gent-Wevelgem en ook in de Scheldeprijs wordt er toch nog net uit een iets ander vaatje getapt.” Misschien blijft Jakobsen hierbij toch iets te bescheiden. In Kuurne ligt de hellingenzone immers een eind van de finish. En de Scheldeprijs schreef hij vorig jaar al op zijn naam. “Maar daar werden een aantal sprinters uit koers gehaald na het bewuste treinincident. En Kittel reed in de finale lek. Natuurlijk was ik goed: ik zat in de eerste waaier en zat mee in de finale. Ik kom uit Nederland, hé. Ik hou van de wind en van waaierrijden. Maar misschien zijn de Vlaamse heuveltjes iets minder mijn ding. Omdat ik dat wat minder heb, bij ons in de buurt. Maar na een jaar bij de profs wat mee bergop te hebben gereden, hoop ik toch dat ik die drie, vier minuten durende inspanningen al iets beter verteer.”
Groene trui
Jakobsen is een sprinter ‘pur sang’. Toch houdt hij de deur op een kier voor meer. “Gent-Wevelgem en Milaan-San Remo zijn in principe klassiekers die sprinters met inhoud aankunnen. Dat is iets voor een volgende fase in mijn carrière. De Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix? Dat is voor nog veel later. Maar ik geef wel toe dat mijn wielerhart in Vlaanderen ligt. Dat zijn dé koersen. Als kleine jongen droomde ik van Tourritten en de groene trui, maar ondertussen ben ik van mening dat het in Vlaanderen gebeurt. Al is die groene trui uiteraard speciaal.” We maken het Fabio nog een beetje moeilijker en leggen hem een dilemma voor. Wil hij een type Tom Boonen of een type Jeroen Blijlevens worden? “(lacht) Ik ben een enorme fan van Tom. Dan hoop ik toch een beetje die richting uit te gaan. Maar ik weet nu nog niet of dat ooit zal kunnen.”
Opmerkelijk, Jakobsen lijkt weinig of geen last te hebben van de zenuwen. Zelfs niet als hij als kopman wordt uitgespeeld. “Ik maak deel uit van een ploeg waarbij het allemaal goed aangepakt wordt. Waarom moet ik dan met bibberende benen van start? Ik denk dat ik zaterdagavond om tien uur het licht uit doe en naar bed ga met het idee: ‘morgen is het aan mij’. Zondag zal ik opstaan zoals ik vorig jaar opstond op de dag van Le Samyn, mijn eerste koers in België. Toen lag ik bij Tim Declercq op de kamer. We moesten allebei op kop rijden. Nu zal ik misschien de kamer delen met iemand die ook in de finale kan terechtkomen. Dan hebben we het wel eens over het parcours. Maar ik zal naar Kuurne toeleven als naar een andere koers.”
Oman 2018
“Dat mijn buik overhoop kan liggen van de stress? Nee joh, het is gewoon het mooiste wat er is. Dat ik in dit team in die positie mag starten, is geweldig. En gaat het mis, dan probeer ik de volgende keer gewoon opnieuw. Ik kan maar mijn best doen. Zo redeneer ik al sinds mijn jeugd, zo leerden mijn ouders het mij. De meeste ploegleiders vertellen me hetzelfde en zo kijk ik er ook naar. Vorig jaar reed ik in Oman. Ik verpestte het volledig. Ik volgde de jongens niet. In de sprint liep het helemaal fout en ik werd 14de (eigenlijk eindigde hij pas 23ste, red). Toen was ik heel kwaad op mezelf. Omdat ik dacht: dit is gewoon heel dom. Dan zocht ik uit wat ik fout had gedaan. Zo ga ik verder. Zo benader ik straks ook Kuurne. Gaat het goed, dan ben ik blij. Als het fout gaat, moeten we er uit leren.”
“Trouwens, ik start niet als enige kopman. Ik ben dat alleen als het uiteindelijk op een sprint uitdraait. Dat er sowieso naar mij zal gekeken worden? Ach ja. Ik heb er ook wel vertrouwen in. Als ik er nog bij zit, dan hoop ik het podium te halen. En ik zeg altijd: als je het podium kan rijden, kan je ook winnen.”
Drie topsprinters
Nu Gaviria bij Deceuninck-Quick-Step is vertrokken, schuift Jakobsen sowieso een plaatsje op in de hiërarchie. “Zo gaat dat in de koers. De ene gaat weg, de andere krijg een kans. Het is zeker niet in mijn nadeel dat Fernando weg is. We zijn nu met drie sprinters in de ploeg: Viviani, Hodeg en ikzelf. We koersen niet veel met elkaar. We zijn wel samen op trainingskampen. Als een soort concullega’s dan nog. Vorig jaar heb ik wel een paar keer met Alvaro (Hodeg, red) gekoerst en dat was hartstikke leuk. In Nokere won ik, in Handzame draaiden we de rollen om en won hij. Ik vermoed niet dat die wisselwerking problemen gaat opleveren. Ik denk dat we dit jaar zelfs maar één keer samen koersen: in de Ronde van Turkije. En daar is het waarschijnlijk elk om de beurt. We zitten allebei in een groeiproces met als doel topsprinter te worden. Dan kan je best wel een keer de lead out doen voor de ander en omgekeerd.”
Ploegmaat Yves Lampaert praatte tegen WielerFlits vol lof over Jakobsen. Onder meer over zijn geboren leiderschap (zie kaderstukje onder). “Toen ik kleiner was, kon ik heel slecht tegen mijn verlies”, verduidelijkt Jakobsen. “Ik heb gevoetbald, dat is een teamsport. Dan zijn er jongens die het een en ander niet doen. Ik merk nu in het fietsen en zeker in deze ploeg dat je best wel eens links en rechts wat kan zeggen, want iedereen wil beter worden en iedereen wil dat we winnen. Dan mag je af en toe je mening geven. Dus geef ik die. Maar dat doe ik niet op een toon alsof ik de waarheid verkondig, wel op een toon als ‘zijn jullie het daarmee eens?’, ‘hoe denken jullie er over?’ Dat is de Nederlandse mentaliteit, denk ik. Ik lijk daarin wel een beetje op Niki (Terpstra, red).”
“En natuurlijk analyseer ik wedstrijden op voorhand. Dat is wielrennen, toch? Als je wil winnen, moét je dat doen. Niets fout mee om die mentaliteit en die drive over te brengen op de ploegmaats, denk ik.”
Yves Lampaert: “Fabio is nu al een leidersfiguur”
WielerFlits had in de Ronde van de Algarve ook een langere babbel met Yves Lampaert. De neerslag daarvan mag u later nog verwachten. We polsten de Belgische kampioen ook over Jakobsen. Hij had alleen maar lof. “Ik vergelijk Fabio qua fysiologie met Dylan Groenwegen en André Greipel”, zegt Lampaert. “Echt nen beir (een beer, red). Sterk, gespierd. Al klimt Greipel beter. Maar Jakobsen is jong en kan op dat vlak nog heel wat progressie boeken.”
Maar er is Lampaert het voorbije jaar nog iets anders opgevallen. “Hij is niet alleen rap, maar ook slim, tactisch sterk en een geboren leidersfiguur. Vorig jaar was hij neoprof, maar hij kwam ons toen al vertellen hoe we het moesten aanpakken. Hij gedroeg zich al meer kopman dan ik nu”, lacht de West-Vlaming. “Al is dat wellicht het verschil tussen een bescheiden West-Vlaming en een Nederlander. Maar het is echt een topkerel, hoor. Wat hij ook doet: hij analyseert vooraf de koers aan de hand van beelden van de voorbije jaren en vertelt ons waar we op kop moeten zitten. Ook bij de samenstelling van zijn lead out roert hij zich. Hij zegt graag wie hij het liefst in welke positie ziet.”
Zijn er dan geen minpunten? “Jawel. Ik ben zeker dat Fabio dit jaar bergop nog veel tegen zijn tanden zal krijgen. Je mag ook dat volume niet onderschatten. Hij moet zich daar geen zorgen in maken en vooral blijven focussen op zijn snelheid. Hij is katterap. Hij vertrekt als een raket en qua pure snelheid moet hij voor niet veel toppers onderdoen.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.