Giro 2020: Voorbeschouwing op het parcours
De Giro d’Italia in de maand oktober… Het blijft een vreemd gegeven, maar het staat vast dat de Italiaanse ronde (3-25 oktober) in het coronajaar 2020 de tweede grote ronde op de wielerkalender is. WielerFlits begint voor deze voorbeschouwing in Monreale en eindigt in Milaan, om het parcours uitgebreid onder de loep te nemen.
Het is een hels karwei, het organiseren van een Giro d’Italia, Tour de France of Vuelta a España. In een regulier wielerseizoen is het al een hele onderneming, maar nu de wereld al maanden in de ban is van het coronavirus, is het voor organisatoren van sportevenementen nog veel moeilijker om iets op poten te zetten. Een organisator moet nu schipperen, inbinden, improviseren en vooral testen, testen en nog een testen.
In de voorbije Tour de France werd gelukkig duidelijk dat het mogelijk is om een dergelijk groot wielerevenement te organiseren, maar dan moeten de ploegen er wel alles aan doen om in hun ’teambubbel’ te blijven. Giro-directeur Mauro Vegni heeft in aanloop naar de Giro echter wel laten weten dat organisator RCS Sport het op bepaalde vlakken anders zal aanpakken. Zo worden ploegen niet naar huis gestuurd bij twee positieve coronagevallen in één week tijd.
Kort samengevat
21 etappes
Start in Monreale
Rustdagen op maandag 12 en maandag 19 oktober
Finish in Milaan
3 tijdritten
64,8 tijdritkilometers
6 aankomsten bergop
7 etappes langer dan 200 kilometer
11 etappes tussen de 140 en 200 kilometer lang
13 beklimmingen van vierde categorie
14 beklimmingen van derde categorie
9 beklimmingen van tweede categorie
12 beklimmingen van eerste categorie
1 Cima Coppi (Passo dello Stelvio)
Dan naar het parcours. De 103e editie van de Giro d’Italia moest in meerdere opzichten een historische ronde worden. De Ronde van Italië zou dit jaar voor het eerst van start gaan in Hongarije, met een korte tijdrit in hoofdstad Boedapest en twee etappes op Hongaars grondgebied. De handtekeningen werden echter gezet vóór de coronacrisis. Na de uitbraak van het virus werd de noodtoestand uitgeroepen in Hongarije en na lang wachten besloot de regering aldaar een streep te zetten door de Giro-start.
Vegni en zijn kompanen bij RCS Sport waren uiteindelijk ook genoodzaakt om de gehele ronde uit te stellen. Achter de schermen werd er echter al druk overlegd met de UCI en andere betrokken partijen om de Giro d’Italia een nieuwe plek op de herziene kalender te geven. De ronde werd uiteindelijk verplaatst naar de maand oktober. Eind juli werd bekend dat de wedstrijd begint in Monreale, op het eiland Sicilië, voor een tijdrit naar het veel grotere Palermo.
Ontploffingsgevaar op de Etna
Dit jaar beginnen de renners, na het afhaken van Hongarije en Boedapest, dus op het eiland Sicilië aan een nieuwe editie van de Giro d’Italia. Het koersgeweld barst los in Monreale, een populaire tussenstop voor toeristen aangezien de stad kan pronken met een aantal middeleeuwse kerken en een in 1174 gebouwde kathedraal. De renners hebben geen tijd voor culturele uitstapjes, ze moeten vijftien kilometer lang alles uit de kast halen om de inleidende tijdrit zo goed mogelijk af te haspelen.
Rik Verbrugghe was in het jaar 2001 verantwoordelijk voor de snelste tijdrit ooit in de Ronde van Italië. De Belgische proloogspecialist, tegenwoordig de bondscoach van de Belgische nationale selectie, kwam na 7,6 kilometer rossen over de kaarsrechte kustwegen tussen Montesilvano en Pescara tot een gemiddelde snelheid van 58,874 km/u. De kans is aanwezig dat er zaterdag nóg sneller zal worden gereden door de ritwinnaar, aangezien de eerste kilometers van de tijdrit vooral in dalende lijn gaan en het verder vlak blijft tot aan de finish in Palermo.
We blijven nog even op Sicilië, want op dag twee zoeft het peloton van startplaats Alcamo naar eindpunt Agrigento. Alcamo ligt zo’n vijftig kilometer ten westen van Palermo, Agrigento ligt dan weer enkele kilometers van de Siciliaanse zuidkust. Vandaag de dag wonen er zo’n 60.000 mensen in Agrigento, dat in 581 voor Christus werd gesticht door de Grieken onder de naam Akragas. Wat er te vertellen valt over de tweede etappe op Siciliaans grondgebied? De winnaar zal alleszins een puncheur worden, aangezien Agrigento op een heuvel ligt en de rit dus eindigt met een Italiaans arendsnest.
Het is overigens niet de eerste keer dat de Giro een bezoekje brengt aan Agrigento. Twaalf jaar geleden lag de aankomststreep van de tweede etappe op de gelijknamige heuvel (zo’n vier kilometer klimmen aan 5%, met een piek tot 9%) en toen kwam de verguisde Riccardo Riccò als eerste over de streep. En in 1999 vertrok de drieweekse ronde nog vanuit de stad met zijn Grieks-Romeinse roots. Voor de klassementsrenners is het zaak om op zondag de benen al wat los te schudden voor de etappe van maandag, want die finisht op de onheilspellende vulkaan Etna.
Na een heuvelachtige aanloopfase vanuit startplaats Enna begint het na goed tachtig kilometer koers serieus omhoog te lopen, al tellen de drie beklimmingen voor de Etna helemaal niet mee voor het bergklassement. Het peloton zal in het middenrif van de etappe behoorlijk worden uitgedund, terwijl de rittenkapers hier naar hartenlust kunnen aanvallen. Maar voor het échte spektakel tussen de favorieten zullen we toch moeten wachten op de beginstroken van de Etna. Deze nog altijd actieve vulkaan, die door lokale inwoners ook wel Mongibello wordt genoemd, komt de laatste jaren vaker terug in de Giro.
We herinneren ons allemaal nog wel de krachtsexploot van Alberto Contador in de Giro d’Italia van 2011. De Spanjaard wist al dansend op de pedalen de concurrentie in de vernieling te rijden en de roze trui over te nemen. Het bleek het begin van een Madrileense zegetocht op weg naar Milaan, maar Contador moest zijn zeges uiteindelijk inleveren na een nog altijd veelbesproken dopingschorsing. De betreurde Michele Scarponi werd achter de groene tafel uitgeroepen tot eindwinnaar, de Venezolaanse klimmer José Rujano kreeg de ritzege op de Etna in zijn schoot geworpen.
Het is voor de zesde keer dat de Ronde van Italië finisht op de Etna, want in een verder verleden zagen we ook Franco Bitossi (1967) en de Portugees Acácio Da Silva (1989) hier als beste naar boven klauteren. Zes jaar na de demonstratie van Contador wist vroege vluchter Jan Polanc uit de greep te blijven van de klassementsmannen en de mooiste zege uit zijn carrière te boeken. En in 2018 waren we getuige van een onvervalst een-tweetje van Mitchelton-Scott: Esteban Chaves pakte de rit, terwijl Simon Yates de roze trui wist over te nemen.
Het is voor de klassementsrenners zaak om geen tijd te verliezen zo vroeg in de Giro, want anders kan het weleens een lange calvarietocht worden naar Milaan. De slotklim is bijna negentien kilometer lang aan 6,6%, kent vele haarspeldbochten en het venijn zit in de staart. In de laatste drie kilometer komen ‘we’ niet meer onder de 9%. De winnaars en verliezers op de top van de Etna kunnen zich in de laatste Siciliaanse etappe (van Catania naar Villafranca Tirrena) wat laten meevoeren door het peloton. Het parcours is namelijk redelijk vlak, al volgt er halverwege de etappe nog een klim van derde categorie.
Zaterdag 3 oktober, etappe 1: Monreale – Palermo (ITT)
Zondag 4 oktober, etappe 2: Alcamo – Agrigento
Maandag 5 oktober, etappe 3: Enna – Etna
Dinsdag 6 oktober, etappe 4: Catania – Villafranca Tirrena
Een paradijs voor de aanvallers
De eerste dinsdag van de Giro d’Italia belooft een pittige dag te worden voor de renners, omkadering en andere mensen die betrokken zijn bij het wielerevenement. Na een relatief korte etappe naar Villafranca Tirrena staat er nog een verplaatsing op het programma richting het Italiaanse vasteland. Op woensdag 7 oktober beginnen de renners vanuit het uiterste zuiden van Italië aan een fietstocht naar boven, richting het noorden en eindbestemming Milaan.
De vijfde etappe van Mileto naar Camigliatello Silano is op papier en waarschijnlijk ook in de praktijk (al moet de koers altijd nog verreden worden) een tweede mogelijkheid voor de klimmers om aan te vallen en verschillen te maken. De coureurs trekken dwars door de regio Calabrië richting de Ionische kust, over geaccidenteerde wegen en de beklimmingen van Catanzaro en Tiriolo. De etappe zal definitief tot ontbranding komen in het Sila-gebergte, met als absolute scherprechter de Valico di Montescuro, een bijna 25 kilometer lange beklimming aan gemiddeld 5,6%.
Deze klim van eerste categorie is kortom niet al te steil, maar wel behoorlijk onregelmatig (er zijn stroken van wel 18%) en lang en dus lastig genoeg om voor verschillen te zorgen. De weg naar de top is breed en bij momenten krijgen de renners een haarspeldbocht voor hun kiezen. Als de koplopers boven zijn, nemen ze de duik naar beneden richting het skidorpje Camigliatello Silano. De laatste kilometer richting de finishstreep loopt nog lichtjes, we spreken over ongeveer 3%, omhoog. Het lijkt een ideale etappe voor de aanvallers, maar we mogen ons misschien wel opmaken voor een klassieke strijd op twee fronten.
De sprinters moeten nog even geduld hebben, want ook in de etappe van donderdag is de kans op een (massa)sprint klein. Sterker, ook nu lijken de aanvallers die een bergje kunnen verteren aan zet. De Giro bevindt zich aanvankelijk nog steeds in de regio Calabrië en koerst in noordoostelijke richting naar Matera. Het is van bij de start in Castrovillari al klimmen geblazen met de ongecategoriseerde beklimmingen naar het heiligdom van de Madonna del Carmine (bijna twintig kilometer klauteren aan een gemoedelijk stijgingspercentage) en vanuit Viggianello (meer dan twaalf kilometer aan 3%).
De kans is groot dat een sterke kopgroep zich in de eerste zestig kilometer weet af te scheiden, om vervolgens langs het meer van de Monte Cotugno het tempo op te drijven richting de lastige finale in de provincie Matera. Op iets meer dan dertig kilometer van de streep is het tijd voor de beklimming van Millotta (6 km aan 6%), misschien wel hét moment voor de betere klimmers om weg te rijden. Een geleidelijke afdaling brengt de renners naar de laatste tien kilometer, die toch vervelend omhoog loopt. Met nog drie kilometer te gaan volgt er nog een helling van 750 meter aan 6,3%, met een piek tot 10%.
De laatste kilometer richting de aankomstreep in Matera loopt omhoog aan 2,6%, wat wel belangrijk is mocht het toch een sprint worden met een uitgedunde groep of tussen de sterkste vluchters. Het pittoreske stadje ligt in de Zuid-Italiaanse regio Basilicata en in het dal van de rivier Gravina di Matera, op ruim veertig kilometer van de Ionische Zee. De stad is vooral bekend vanwege de Sassi di Matera, een wijk bestaande uit prehistorische grotwoningen, maar in Matera zijn ook bijzonder veel films opgenomen.
Zo scheurt niemand minder dan James Bond door de straten van Matera voor zijn nieuwste film No Time To Die. De Ronde van Italië kwam zeven jaar geleden voor het laatst aan in Matera. John Degenkolb wist toen, overigens wel na een veel vlakkere aanloop, te zegevieren na een chaotische laatste kilometer. Ook Johan De Muynck (1976), Acácio Da Silva (’85), Mario Cipollini (’98 en 2000) en Fabio Baldato (2003, na diskwalificatie van Robbie McEwen) waren ooit de beste in Matera. Op vrijdag 9 oktober, is het dan eindelijk weer aan de sprinters om zich te tonen.
De zevende rit van Matera naar Brindisi is voor Italiaanse begrippen biljartvlak en nodigt uit tot een koninklijke massasprint. Dit is dé kans voor mannen als Elia Viviani, Fernando Gaviria en Arnaud Démare om een prestigieuze ritzege binnen te halen voor hun werkgever, maar wie is straks de snelste in de oostelijke havenstad aan de Adriatische Zee? Een dag na het sprintersfestijn in Brindisi trekken de renners weer de heuvels in. Na een vlakke start vanuit Giovinazzo houdt het peloton de wegen langs de Adriatische kust aan richting Manfredonia.
Na een blitzbezoekje aan deze stad is het weer klimmen geblazen met de Monte Sant’Angelo van derde categorie en enkele niet meegenomen kuitenbijters en molshopen, om te eindigen op een lokale ronde van veertien kilometer met een wel zeer pittig klimmetje naar Via Saragat (één kilometer klimmen aan maximaal 17%) als belangrijkste scherprechter. Ook nu lijken de puncheurs en rasaanvallers in het voordeel, maar we mogen de sterke sprinters niet bij voorbaat vergeten in de strijd om de dagzege.
De finishstreep ligt in Vieste, een van oorsprong Grieks havenplaatsje dat ligt op het oostelijkste puntje van het schiereiland Gargano. Wat we ook niet mogen vergeten is dat de renners in de eerste Giroweek een tijdje langs de (Adriatische) kust koersen en de ploegen dus rekening moeten houden met het spel van de wind. Waaiers liggen constant op de loer, wat de nervositeit in het peloton alleen maar zal vergroten. Op zondag 11 oktober trekken we weer de bergen in en het is meteen een etappe met meer dan 4.000 hoogtemeters. We spreken niet zomaar over de koninginnenrit in de Apennijnen.
De renners flirten aan het begin van rit negen nog even met de Adriatische kust, maar trekken al snel het binnenland in om in de Apennijnen over de Passo Lanciano (12,7 km aan 6,9%), Passo di San Leonardo (13,8 km aan 4,5%) en Bosco di Sant’Antonio te trekken. De slotklim van Roccaraso wordt bereikt via Pescocostanzo (waar Gabriele Bosisio in 2008 nog een Giro-etappe wist te winnen) en het skiplaatsje Roccaraso, waar de weg begint te stijgen voor een tiental kilometer aan net geen 6%. Het venijn zit hem ook hier in de staart, want in de laatste twee kilometer schieten de percentages (maximaal 12%) de hoogte in.
Tim Wellens bewaart overigens goede herinneringen aan een Giro-rit met finish in Roccaraso, want vier jaar geleden won de Belg hier na een geslaagde solo. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat de aanloop naar de slotklim destijds een stuk eenvoudiger was. Na negen etappes volgt voor de renners op maandag 12 oktober een welverdienste rustdag. Toch doen de mannen met klassementsambities er goed aan om zich wat warm te rijden met het oog op dinsdag, als de organisatie een heuse ‘La tappa dei Muri’ heeft ingetekend. Ook deze etappe speelt zich weer af langs de Adriatische kust.
In de binnenlanden rond de stad Chieti, ook wel bekend als aankomstplaats in Tirreno-Adriatico en de geboorteplaats van Giulio Ciccone, stikt het van de korte en steile hellingen. De laatste zestig kilometer naar finishplaats Tortoreto beloven loodzwaar te worden, met achtereenvolgens de Tortoreto (2,9 km aan 7,3%), Colonnella (3,1 km aan 9,2%) en de Controguerra (0,9 km aan 9,7%, maximaal 24%). De muurtjes volgen elkaar in rap tempo op, met in de finale nog tweemaal de helling van Tortoreto. Na de laatste passage is het nog tien kilometer vlammen naar de streep, maar dan is de schade waarschijnlijk al geleden.
Woensdag 7 oktober, etappe 5: Mileto – Camigliatello Silano
Donderdag 8 oktober, etappe 6: Castrovillari – Matera
Vrijdag 9 oktober, etappe 7: Matera – Brindisi
Zaterdag 10 oktober, etappe 8: Giovinazzo – Vieste
Zondag 11 oktober, etappe 9: San Salvo – Roccaraso
Dinsdag 13 oktober, etappe 10: Lanciano- Tortoreto
Ciao Marco!
Marco Pantani is een wielergod in Italië en organisator RCS Sport laat geen mogelijkheid onbenut om de legendarische maar ook veelbesproken klimmer te eren. Ook dit jaar staat de ronde weer deels in het teken van de Giro- en Tourwinnaar van 1998. De elfde etappe finisht in Rimini, daar waar Pantani in 2004 eenzaam stierf in een hotelkamer. Rit twaalf speelt zich dan weer af in en rond Cesenatico, daar waar de jonge Pantani opgroeide. Het peloton brengt nogmaals een eresaluut door zestien jaar na zijn dood weer eens over zijn trainingswegen te koersen.
De elfde etappe gaat van start in Porto Sant’Elpidio, waar de Giro acht jaar geleden nog eens stopte en de Colombiaan Miguel Angel Rubiano een etappe wist te winnen na een fameuze solo. Onderweg wordt er nog wel wat geklommen, maar het mag zeker in deze Ronde van Italië geen naam hebben. De laatste 25 kilometer gaan in licht dalende lijn en dus kunnen we ons alvast opmaken voor een nieuwe massasprint. Een groepsspurt zal er (waarschijnlijk) niet komen in de twaalfde etappe in de provincie Forlì-Cesena, gezien de opeenvolging van hellingen na het uitrijden van Cesenatico.
De eerste 25 kilometer zijn vlak, in de laatste 25 kilometer hoeft er ook niet meer te worden geklommen. Verder is het de hele dag op en af, over langere beklimmingen, kortere hellingen en vervelende lopers. De vaste trainingsberg van Pantani (de Monte Carpegna) staat niet op het programma, maar het is verder al zwaar genoeg met onder meer de Ciola (6 km aan 6,4%), Barbotto (4,5 km aan 8,4%), Perticara (8,1 km aan 4,7%), Madonna di Pugliano (9,1 km aan 5,5%) en de Gorolo (4,4 km aan 6,3%).
De vraag is of de klassementsrenners zin hebben om een Pantani-esque aanval op touw te zetten. Zeker is dat we een spectaculair koersverloop zullen krijgen voor de ritzege.
De week van de waarheid komt steeds dichterbij, maar eerst staat er nog een verraderlijke etappe van Cervia naar Monselice op het programma. In eerste instantie lijkt het een etappe voor de sprinters, aangezien de eerste 150 kilometer door de Povlakte (de naam zegt het al) zo vlak zijn als een pannenkoek. Dan begint voor de rappe mannen echter de ellende, want na de eerste passage door Monselice komen de renners op een verkapt circuit van veertig kilometer. En dan doemen er opeens twee klimmetjes op in een tijdsbestek van zo’n dertig minuten.
Eenmaal voorbij Galzignano Terme beginnen de renners aan Il Roccolo, een klim van vier kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van ruim 8%. Maar ook in dit deel van Italië piekt het wegdek wel eens tot maximaal 20%. Na een snelle afdaling en aantal kilometers over smalle wegen volgt een tweede kuitenbijter met Calaone. Nee, dit is geen typische Italiaanse pizza, maar wel een helling van twee kilometer aan 10%. Eenmaal op de top van Calaone (op zestien kilometer van het einde) nemen de renners weer de duik naar beneden, richting de finish in Monselice.
Woensdag 14 oktober, etappe 11: Porto Sant’Elpidio – Rimini
Donderdag 15 oktober, etappe 12: Cesenatico – Cesenatico
Vrijdag 16 oktober, etappe 13: Cervia – Monselice
Erop of eronder
Na twee weken koers is het niet meer mogelijk om je als klassementsrenner te verstoppen. Het begint met een individuele tijdrit van 34,1 kilometer door de regio Veneto, tussen Conegliano en Valdobbiadene. De parcoursbouwers hebben hun best gedaan om een geaccidenteerde en dus veeleisende tijdrit uit te tekenen. Na 7,4 kilometer worden voor het eerst de tussentijden opgenomen, dat is als de renners de top van Muro di Ca’ del Poggio (maximaal 19%) bereiken. Verder zijn er nog meetpunten na zeventien en vijfentwintig kilometer.
De route voert door het heuvelachtige gebied rond Valdobbiadene, met op de achtergrond de Prosecco wijngaarden. Wie doet de beste zaken na de langste tijdrit van deze Giro d’Italia? Wie zaterdagmiddag de roze trui mag aantrekken, zal een dag later wel alles uit de kast moeten halen om het felbegeerde kleinood te verdedigen. De Giro trekt namelijk de Alpen in voor een bergetappe met finish op Piancavallo. Het is aan de klimmers om pal voor de tweede rustdag toe te slaan, zeker voor de klimgeiten die veel tijd hebben verloren in de race tegen de klok.
De vijftiende etappe start op de militaire basis van Rivolto, ter ere van het zestigjarige bestaan van de Frecce Tricolori, het vliegstuntteam van de Italiaanse luchtmacht. Vliegen zullen de renners niet doen naar Piancavallo, voor sommige coureurs zal het eerder kruipen worden richting de top van de slotklim. Maar eerst is het belangrijk om heelhuids boven te komen op de Sella Chianzutan (10,6 km aan 5,4%), Forcella Di Monte Rest (7,4 km aan 7,5%) en de Forcella Di Pala Barzana (13,3 km aan 4,4%). Als dat lukt, is het tijd om Piancavallo te bestormen.
De beklimming naar het gelijknamige skioord is 14,5 kilometer lang en stijgt gemiddeld aan 7,8%. Het is zoals altijd belangrijk om te benadrukken dat het hier gaat om een gemiddelde, zo zakken de percentages tot kilometerpaal zes niet onder de 9%. Drie jaar geleden kwam de Giro nog aan in Piancavallo en toen won bergkoning Mikel Landa de etappe. Tom Dumoulin moest die dag de roze trui inleveren bij Nairo Quintana, om het kleinood twee dagen later weer te heroveren. Marco Pantani wist er in 1998 trouwens ook eens te zegevieren.
Na een tijdrit en bergetappe kunnen de klassementstoppers weer even op adem komen, met een tweede en laatste rustdag op maandag 19 oktober en vervolgens een heuveletappe naar San Daniele del Friuli. Ook nu kiest de organisatie weer voor een finale op een lokaal circuit, maar dan wel na een lange en lastige aanloop van zo’n 150 kilometer. De nog overgebleven renners werken vervolgens drie lokale ronden (eigenlijk twee volledige rondjes) van dertig kilometer af. De puncheurs kunnen zich helemaal uitleven op de terugkerende Monte di Ragogna.
De klassementsrenners moeten ook op hun hoede zijn, want de Monte di Ragogna is toch bijna drie kilometer lang aan 10,4%. Wie een moeilijk moment heeft op de Ragogna, moet er onherroepelijk af en zal waarschijnlijk niet meer terugkeren. Na de laatste passage is het nog dertien kilometer tot de streep, maar dan is het nog altijd niet gedaan met klimmen. In de laatste kilometer botsen de renners in de Via Sottomonte weer op een muur. De weg loopt gemiddeld aan 6,5% omhoog, maar er zijn pieken tot 20% en in de laatste honderden meters nog tot 10%.
Zaterdag 17 oktober, etappe 14: Conegliano – Valdobbiadene (ITT)
Zondag 18 oktober, etappe 15: Base Aerea Rivolto – Piancavallo
Dinsdag 20 oktober, etappe 16: Udine – San Daniele del Friuli
Naar de wielerhemel of de hel?
Op woensdag 21 oktober hebben de renners al zestien etappes afgevinkt en moeten ze nog maar een paar dagen koersen, maar de zwaarste ritten moeten nog komen. Die in de Dolomieten en de Alpen. Vanuit de Middeleeuwse stad Bassano del Grappa gaat het naar de Forcella Valbona (21,9 kilometer aan 6,6%) en de nog bekendere Monte Bondone (20,2 km aan 6,8%). De Passo Durone (10,4 km aan 6%) en Madonna di Campiglio, de laatste beklimmingen van de dag, zijn op papier de makkelijkste cols. We kunnen echter wel spektakel verwachten op de laatste beklimming.
De klim naar Madonna di Campiglio begint op 12,5 kilometer van het einde en is een echte loper. Wie verloren tijd wil goedmaken op deze slotklim, zal niet te lang moeten wachten. In de eerste negen kilometer blijft de weg stijgen aan ongeveer 6%, maar de laatste 2,5 kilometer knikt het wegdek en heeft het meer weg van vals plat. De Giro van 2015 besloot ook een bezoekje te brengen aan Madonna di Campiglio. Mikel Landa won dat jaar voor de verrassend sterke Yuri Trofimov en latere eindwinnaar Alberto Contador.
In 1999 waren we op Madonna di Campiglio getuige van een zoveelste zege van een in die tijd ongenaakbare Pantani. De kale Italiaan reed die dag nog maar eens verder weg van de tegenstand, leek op weg naar een tweede opeenvolgende Girozege, maar vlak voor de start van de 21e etappe naar Aprica werd Pantani uit de Giro geknikkerd vanwege een te hoog hematocriegehalte. Het bleek een keerpunt in de carrière van de razendpopulaire Italiaan.
In de zeventiende etappe krijgen de renners al meerdere zware bergen voorgeschoteld, maar dat is nog niks vergelijken met de achttiende rit op weg naar de klim bij het kunstmatig aangelegde Lago di Cancano. Via twee inleidende beklimmingen, de Madonna di Campiglio vanuit Pinzolo (13,3 kilometer klimmen aan ruim 6%) en de Passo Castrin (8,8 km aan 9,7%) gaat het naar de Passo dello Stelvio. Deze hoge bergpas in de Italiaanse Alpen boezemt bij veel fietstoeristen en profrenners angst in. En terecht, want de Stelvio is verschrikkelijk zwaar en vreselijk hoog.
De renners in deze Giro beklimmen de Stelvio vanuit Prato, wat betekent dat ze 24,7 kilometer moeten klauteren aan 7,5%. De eerste tien kilometer zijn nog te doen, maar daarna zakken de percentages niet meer onder de 8%. Het uitzicht op de top (2.758 meter) is adembenemend en de televisiekijkers kunnen zich verheugen op een aaneenschakeling van haarspeldbochten. De renners dalen vervolgens af richting Bormio, maar slaan voor het bereiken van het dorp rechtsaf richting Premadio. Ze verlaten de hoofdweg en beginnen te klimmen richting Torre di Fraele.
De slotklim (kenmerkend vanwege zijn 21 haarspeldbochten) is eigenlijk negen kilometer lang aan 6,8%. Als de Cancano-dam in zicht is, is het namelijk nog twee kilometer over vlak terrein richting het meer van Cancano. Vorig jaar kregen de deelneemsters aan de Giro Rosa een bergrit voorgeschoteld met finish aan het meer. Annemiek van Vleuten versnelde al aan de voet van Torre di Fraele en wist de verzamelde tegenstand op minuten te rijden. “De alien is vertrokken, nu kan de wedstrijd voor normale mensen beginnen”, zo vatte concurrente Elisa Longo Borghini het samen.
Woensdag 21 oktober, etappe 17: Bassano del Grappa – Madonna di Campiglio
Donderdag 22 oktober, etappe 18: Pinzolo – Laghi di Cancano
De 103e editie van de Giro d’Italia zal worden beslist in het slotweekend, maar eerst volgt op vrijdag 23 oktober nog een vlakke etappe van Morbegno naar Asti. Het is ook meteen de langste etappe van deze ronde. In 253 kilometer koersen de renners eerst langs de westkant van het Comomeer, om vervolgens de Povlakte over te steken. Na bijna drie weken koers is het de vraag hoeveel sprinters er nog aan boord zijn. De doorzetters krijgen nog één kans om een prestigieuze ritzege te boeken.
De etappe van zaterdag trekt namelijk weer de Alpen in en mag worden aangemerkt als de koninginnenrit van deze Ronde van Italië. Aan het einde van de etappe hebben de renners net geen tweehonderd kilometer afgelegd, maar wel meer dan vijfduizend hoogtemeters overwonnen. Eenmaal vertrokken vanuit Alba begint de weg na goed veertig kilometer zoetjesaan omhoog te lopen, richting de voet van de eerste klim van de dag: de Colle dell’Agnello. Meer dan twintig kilometer klimmen aan 6,8%, naar een hoogte van 2.744 meter. De Agnello is een echte smeerlap.
Vraag dat maar aan Steven Kruijswijk. De Nederlandse klimmer, die dit jaar een gooi wil doen naar de Girozege, leek in 2016 op weg naar de eindoverwinning. Kruijswijk regeerde de Giro met ijzeren hand en was na achttien etappes nog steeds in het bezit van de roze trui. Zijn voorsprong op naaste belagers Esteban Chaves, Alejandro Valverde en Vincenzo Nibali leek geruststellend. Maar toen kwam die bewuste negentiende etappe naar Risoul. Onderweg moesten de renners in mistige omstandigheden over de Colle dell’Agnello en Kruijswijk reed samen met Chaves en Nibali over de top.
In de afdaling van de Agnello spatte de Girodroom van Kruijswijk echter finaal uiteen. De rozetruidrager probeerde in de afzink een ontketende Nibali te volgen, die als meesterdaler besloot om zijn troeven uit te spelen in de hoop de concurrentie onder druk te zetten. Kruijswijk ging wellicht over zijn limiet om Nibali te volgen, maakte een stuurfout en raakte op hoge snelheid de sneeuwwand. Na een heuse koprol probeerde de geschrokken renner van LottoNL-Jumbo weer op zijn fiets te kruipen en zichzelf bijeen te rapen, maar Kruijswijk verloor die dag bijna vijf minuten en de roze trui.
De ritzege in Risoul ging overigens naar Nibali, die een dag later Chaves uit de leiderstrui wist te fietsen en zijn tweede Girozege wist binnen te slepen. Het is voor Kruiswijk te hopen dat hij dit jaar wel heelhuids beneden komt. Na de afdaling van de Agnello beginnen de renners vrijwel meteen aan de Col d’Izoard (14,2 km aan 7,1%), die we natuurlijk ook kennen als scherprechter in de Tour de France. De Izoard (2.360 meter) is de tweede col boven de magische grens van de tweeduizend meter. De benen zullen nog sneller verzuren door een gebrek aan zuurstof.
Na de Izoard staan er nog twee beklimmingen op het programma met de Montgenèvre (8,4 km aan 6%) en de klim naar wintersportdorp Sestriere (11,4 km aan 5,9%). Het zijn niet de zwaarste cols, maar na drie weken afzien en de Agnello en Izoard als voorgerechtjes zullen de verschillen ook hier hoog oplopen. De Giro kwam al zeven keer eerder aan in Sestriere. Eduardo Chozas, Miguel Induraín (klimtijdrit), Pascal Richard, Jan Hruška (opnieuw een tijdrit), José Rujano, Vasil Kiryienka en Fabio Aru wisten er ooit eens te zegevieren.
Ook de Tourzeges van Fausto Coppi, Claudio Chiappucci, Bjarne Riis (in apocalyptische omstandigheden) en Lance Armstrong staan in het geheugen gegrift. Het is wel te hopen dat de sneeuwgoden geen roet in het eten zullen gooien, want op de Agnello en Stelvio ligt inmiddels al een pak sneeuw.
Update: De twintigste etappe van de Giro d’Italia is grondig onder handen genomen. De passage over de Agnello, Izoard en Montgenèvre is vervangen door een drievoudige beklimming naar het skidorp Sestriere.
Vrijdag 23 oktober, etappe 19: Morbegno – Asti
Zaterdag 24 oktober, etappe 20: Alba – Sestriere
Zondag 25 oktober, etappe 21: Cernusco sul Naviglio – Milaan
Mochten de verschillen nog speelbaar zijn na de laatste bergrit richting Sestriere, dan mogen we ons opmaken voor een nagelbijtend slot in Milaan. De eindwinnaar zal worden gehuldigd na een vlakke tijdrit van 15,7 kilometer met finish in modestad Milaan. De voortekenen zijn goed voor de Nederlandse wielerfan, want drie jaar geleden eindigde de Giro ook met een vlakke tijdrit naar Milaan en toen wist Tom Dumoulin de wedstrijd naar zijn hand te zetten.
Dumoulin schreef wielergeschiedenis door als eerste Nederlander de Ronde van Italië te winnen. De ritzege ging die dag naar zijn landgenoot Jos van Emden. Krijgen we in 2020 opnieuw een Nederlands succesverhaal? De eindwinnaar zal na drie weken afzien worden gehuldigd op het Domplein.
WielerFlits komt tijdens de Giro d’Italia dagelijks met een voorbeschouwing op de 21 etappes. In die vooruitblik wordt het parcours extra geduid en wijzen we, zoals jullie van ons gewend zijn, tien favorieten voor de dagzege aan.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.