Grote namen sieren de erelijst van het nog jonge EK tijdrijden
Het EK wielrennen voor profs bestaat nog niet zo lang. Pas in 2016 werden voor het eerst Europese kampioenschappen georganiseerd voor beroepsrenners. Ook het EK tijdrijden vond toen dus voor het eerst plaats. WielerFlits duikt in de geschiedenis van deze chronoproef.
De allereerste EK hadden eigenlijk moeten plaatsvinden in Nice, maar de Franse kuststad besloot na de terroristische aanslag op de Promenade des Anglais eerder dat jaar alle evenementen te cancelen. Dus ook de Europese kampioenschappen wielrennen. De toenmalige burgemeester, Philippe Pradal, verklaarde dat hij de veiligheid niet kon garanderen.
De organisatie van het EK wielrennen wist na de afzegging echter al snel een nieuwe locatie te vinden, eveneens in Frankrijk, aangezien Plumelec – een plaats in de regio Bretagne – bereid bleek om het EK-circus te ontvangen. Zo kon in 2016 alsnog de eerste editie van het EK tijdrijden plaatsvinden. De Europese sterrentrui ging dat jaar naar een Spanjaard. Jonathan Castroviejo bleek over een afstand van 45,5 kilometer een halve minuut sneller dan Victor Campenaerts, die het zilver mocht ophalen, en Moreno Moser, die goed was voor brons.
De namen van Campenaerts en Castroviejo komen we meer dan één keer tegen, als we een blik werpen op de erelijst. De Belg wist een jaar na zijn zilveren medaille sportieve revanche te nemen op het EK in het Deense Herning. Campenaerts verwees dat jaar Maciej Bodnar en Ryan Mullen naar de overige podiumplaatsen. En daar bleef het niet bij voor Vocsnor, want ook in 2018 ging hij er met de Europese titel vandoor. Al was het verschil met zijn grootste concurrent – Castroviejo – aan de finish amper één seconde. Campenaerts wist zo de openstaande rekening met de Spanjaard te vereffenen.
Campenaerts besloot zijn titel op het EK van 2019 in het Nederlandse Alkmaar niet te verdedigen, maar de Europese kampioenstrui bleef wel in de Belgische ploeg. Met dank aan… Remco Evenepoel. De toen nog maar 19-jarige Belg was dat jaar bezig aan zijn eerste seizoen bij de beroepswielrenners, maar dit belette hem niet om in een tijdsbestek van vijf dagen de Clásica San Sebastián én de Europese tijdrittitel te veroveren. De wielersensatie uit Schepdaal wist op het 22,4 kilometer lange parcours door Noord-Holland de snelste tijd neer te zetten, en rekende zo af met Kasper Asgreen en Edoardo Affini.
Evenepoel kreeg een jaar later niet de kans om zijn titel te prolongeren. Negen dagen voor het EK van 2020 kwam de Belg zwaar ten val in de Ronde van Lombardije, wat betekende dat hij de titelstrijd in Plouay aan zich voorbij moest laten gaan. Wie er dan wel op het hoogste schavotje stond? Stefan Küng. De Zwitser veroverde in zijn eerste profjaren al de nodige nationale titels tegen de klok, maar reed op Franse bodem ook eindelijk naar zijn eerste internationale tijdrittitel.
Het bleek het begin van een Zwitserse tijdritdominantie. In 2021 wist Küng in het Italiaanse Trento zijn titel namelijk met succes te verdedigen – na een spannende driestrijd met thuisfavoriet Filippo Ganna en Evenepoel – en de Zwitserse topper slaagde er vorig jaar bijna in om zich voor een derde opeenvolgende keer tot Europees kampioen te kronen. Küng kwam in 2022 echter één seconde te kort voor de gouden medaille, die wel in Zwitserse handen bleef. Nu was Stefan Bissegger de beste.
In 2023 vonden de Europese kampioenschappen plaats in Nederland. Terwijl de wegrit zich voor een groot deel afspeelde op en rond de VAM-berg, startte en finishte de tijdrit in Emmen. Bissegger probeerde zijn titel te prolongeren, maar botste op een ijzersterke Joshua Tarling. De toen nog maar 19-jarige Brit won met overmacht. In 28,7 kilometer pakte hij 42 seconden op Bissegger, die genoegen moest nemen met een tweede plaats. Het brons was voor Wout van Aert. De Belg kwam een paar honderdste van een seconde tekort voor het zilver.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.