Het grote veldritdebat (deel 1): Spoorzoeken in het slijk
Special Een coronaproof rondetafelgesprek – leve Zoom! – beleggen met zeven mannen die er toe doen in zowel de Vlaamse als de internationale veldritwereld: het bleek geen sinecure. Een debat waarin het gezamenlijke doel van onze gasten het finaal haalde van ieders individuele belangen. “Het format van het veldrijden staat als een huis. Alleen moeten we weg uit de Vlaamse klei.”
Alle stakeholders van het veldrijden beseffen dat er werk aan de winkel is om de veldritsport in de toekomst naar een hoger – lees: internationaler – niveau te tillen. Cyclocross is altijd al een Belgisch-Nederlands onderonsje geweest en de top is er de laatste jaren, vooral bij de mannen dan, alleen maar op versmald. Bovendien heeft het veldrijden, zeker nu Mathieu van der Poel en Wout van Aert steeds meer wegrenner zijn, een gebrek aan vedetten. Hoe krikken we onze favoriete kijksport in de winter weer op naar het niveau van weleer?
Schort er iets aan het huidige businessmodel van het internationale veldrijden en zo ja, wat is voor jullie het meest duurzame cyclocrossmodel voor de 21ste eeuw?
Tom Van Damme: “Het Vlaamse model is wat mij betreft een voorbeeld voor een gezond internationaal model. Een combinatie van media- en tv-coverage, goede tot zeer goede organisatoren, goed gestructureerde teams, die zowel met jeugd, mannen en vrouwen werken en daarnaast een aantal vedetten. En liefst met een duel tussen die toppers als extra troef. Daar hebben we in België overigens nooit over mogen klagen. Denk aan de duels tussen Bart Wellens en Sven Nys, dikwijls nog met enkele antipodes zoals Mario De Clercq die nog voor extra pigment zorgden.
Noodzakelijk is ook de goede werking tussen die verschillende actoren. Daar kan je dan op bouwen. Ik denk vaak terug aan mijn eerste bezoek aan de Koppenbergcross, waar toen amper tweeduizend bezoekers op afkwamen. Wat een verschil met de laatste jaren, wanneer je er over de koppen kon lopen. Het duidt erop dat zoiets stap voor stap en structureel moet groeien. Dankzij de gesloten omloop waarop een cross wordt afgewerkt, kan de organisator inkomsten genereren. Via ticketing, catering en het vipgebeuren. Koepelorganisaties maken het geheel nog professioneler en geven de sport een internationale uitstraling.”
Peter Van den Abeele: “Alleen is het veldrijden bijzonder dominant in Vlaanderen, met dank aan zijn sterke renners én zijn teams. Er zijn bij de Internationale Wielerunie (UCI) 25 crossteams geregistreerd. Tien daarvan zijn Belgisch. Zonder Covid-19 stonden deze winter wereldwijd 166 wedstrijden op de kalender. Meer dan 50 daarvan zouden doorgaan in België. De Belgische UCI-commissarissen zijn de beste van de wereld omdat ze dankzij dat groot aantal wedstrijden meer ervaring opdoen dan hun buitenlandse collega’s. Uiteraard creëert dat een onevenwicht met andere landen en daar moeten we absoluut alert voor blijven.
Hierop is de visie omtrent de nieuwe formule van de Wereldbeker gebaseerd. Weliswaar zonder de bakermat te verloochenen. We zoeken naar de juiste balans tussen België en de rest van de wereld. We moeten de sport promoten in het buitenland, de passie voor de cross overbrengen, samen met de nationale federaties. Duidelijk maken dat het veldrijden een goede leerschool is voor de latere carrière van elke jongere. Dan denken we spontaan aan Wout Van Aert en Mathieu van der Poel maar dat geldt evenzeer voor Julian Alaphilippe, Peter Sagan, Anthony Turgis, Tom Pidcock, Mike Teunissen en vele anderen. Bij de dames denk ik aan Jolanda Neff, Marianne Vos, Pauline Ferrand-Prévot en Evie Richards.
Om een lang verhaal kort te maken: in het buitenland geldt een ander businessmodel dan datgene wat Tom schetst over België. Daar zijn minder inkomsten van toeschouwers en vips. Maar kijk daar alsjeblieft niet minachtend naar.”
Christophe Impens: “Voor mij bestaat een duurzaam model uit twee aspecten. Enerzijds is er inderdaad het economische model waar we heel waakzaam over moeten zijn. Laten we zorg dragen van dat microbiotoopje van teams, organisatoren, leveranciers, sponsoren, renners en media, met tv op kop, dat al jaren goed werkt en waar nu voor het eerst toch een kinkje in de kabel zit. Een samenwerking tussen al die actoren is cruciaal voor het succes van deze sport. Als ik de solidariteit zie die momenteel heerst tussen alle stakeholders in het veldrijden, zodat dit uitzonderlijke coronaseizoen tot een goed einde kan gebracht worden, is dat toch mooi.
Anderzijds is er ook het sportieve model. De Wereldbeker is een stap in de goede richting, op voorwaarde dat die zich internationaal oriënteert en zich niet op Vlaanderen focust. Nationale federaties moeten gemotiveerd worden om ook het veldrijden op hun agenda te zetten. Nu zwermen te veel jongeren te snel uit naar de weg of het mountainbiken. Wout en Mathieu zijn fantastische rolmodellen. Ook dat kan helpen.
Het overtuigen van de buitenlandse federaties om veldrijden hoog op de opleidingsagenda te zetten, wordt een werk van lange adem. Dan heb ik het ook over middelen, coaches, materiaal om te reizen, enzovoort. Ik schat dat je vedetten nodig hebt in een vijftiental landen. Pas dan kan er gesproken worden van een duurzaam model.”
Tomas Van Den Spiegel: “Niet te vergeten, dé sleutel is op termijn misschien wel de introductie als olympische winterdiscipline. Want dát maakt bij de nationale federaties centen vrij. Kijk naar het baanwielrennen in Engeland dat met de grote budgetten gaat lopen terwijl het veldrijden er stiefmoederlijk behandeld wordt. Geen olympische medailles betekent geen geld.”
Tom Van Damme: “Dat is ook een van de redenen waarom het mountainbiken in een aantal traditionele crosslanden de bovenhand heeft gehaald. Zij krijgen subsidies voor MTB maar niet voor het veldrijden. Atleten die de Olympische Spelen als doel hebben, krijgen sneller een beurs. Het is niet overal zoals in België dat de vedetten goed betaald worden. In veel landen is het eerder een betaalde hobby.”
Hoe zit het met die olympische ambitie, Peter?
Peter Van den Abeele: “Die piste hebben we zeker nog niet opgegeven. Integendeel. Het struikelblok blijft echter het IOC-charter dat zegt dat een sport die wil toetreden tot de Olympische Winterspelen betwist moet worden op sneeuw of ijs. Daar wringt het schoentje. Niet toevallig stond dit seizoen een manche van de Wereldbeker in het Zwitserse Villars, op 1.300 meter hoogte, op de kalender. We hoopten op sneeuw om Thomas Bach, voorzitter van het IOC (Internationaal Olympisch Comité) te overtuigen. Jammer genoeg stuurt Covid-19 onze plannen in de war. We blijven echter lobbyen.”
Tomas Van Den Spiegel: “Nu, ik denk dat we het er over eens zijn dat er nog veel onbenut potentieel in het veldrijden zit. In een taart van honderd stukken, telt België er tachtig, en dan nog eens erg gefragmenteerd. Het doel moet zijn om er een taart van driehonderd stukken van te maken, een waarin iedereen zijn ei kwijt kan. We kunnen bij de pakken blijven neerzitten en ons vastklampen aan dat Belgische model.
We kunnen ook proberen te springen en uitzoeken waar de grenzen van het veldrijden liggen en hoe we daarmee kunnen omgaan. Die open mindset moeten we hebben. Op een zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk crossen organiseren en dan nog liefst in Vlaanderen, dat is een model met een houdbaarheidsdatum die ooit overschreden wordt. Op (middel)lange termijn moet het anders. Normaal was dit jaargang nul voor de nieuwe Wereldbeker. Dat zal nu voor volgend jaar zijn.”
Jeroen Leen: “Het format staat op punt. Een gebald uur topsport op een afgesloten parcours met vedetten. Ik denk dat veel sporten op dit format jaloers zijn. Daar moeten we ons van bewust zijn. Maar voor mij staan er vandaag te veel crossen op de agenda. We moeten naar een concept zoals Formule 1 met 15 of 20 wedstrijden die een soort Champions League vormen. Die moeten in een duurzame omgeving georganiseerd worden en die omgeving moet ook de andere wedstrijden er rond in leven houden, bijvoorbeeld door elk jaar een vijftal wedstrijden in die Champions League te wisselen.”
Eli Iserbyt: “Als ik jullie hoor spreken over één belangrijk klassement en minder crossen in eigen land, dan gaat er bij mij wel een belletje rinkelen. Mijn sponsors Pauwels Sauzen en Bingoal worden daar niet vrolijk van, vrees ik. Blijkbaar is het aantal minuten dat je in beeld bent, belangrijk. Als het aantal wedstrijden vermindert, zakt ook het aantal minuten. Vorige maand werd mijn ploeggenote Laura Verdonschot nog afgeschoten in een column omdat ze te weinig in beeld kwam.
Wat de internationalisering betreft, zie ik ook wel tegenstrijdigheden. Alpecin-Fenix heeft buitenlandse geldschieters maar de andere veldritteams leven van Belgische sponsors. Ik herinner me dat we vorig jaar de discussie voerden binnen ons team of we al dan niet naar de Verenigde Staten zouden afreizen. De kostprijs is zo hoog, terwijl onze sponsors er geen belangen hebben. Ik ben als kopman voldoende betaald om die kosten te dragen maar veel renners moeten daarna nog weken aan de bak in eigen land om die kosten terug te verdienen. Ik sta er zeker niet weigerachtig tegenover maar daar moet dan wel goed over nagedacht worden. Stel dat de teams jaren vooraf weten dat er in Tsjechië twee wedstrijden zijn, dan kunnen ze misschien op zoek naar een Tsjechische sponsor om daar op het shirt te zetten.”
Is het ‘product’ veldrijden voor internationale sponsors wel aantrekkelijk genoeg?
Philip Roodhooft: “De beleving bij Alpecin en Fenix (die ook rendement uit de weg en MTB halen, red) is compleet anders. Alpecin beperkt zich niet tot het veldrijden alleen. Kruibeke, Zonnebeke – ik noem de namen willekeurig, hoor – dat interesseert Alpecin niet. Het veldritseizoen hoeft voor hen ook niet zo lang te zijn. De klassiekers kennen ze wel. Zonhoven, Tabor, dat zijn wedstrijden die aanspreken, samen met het wereldkampioenschap natuurlijk. Dat is voor een sponsor als Alpecin het allerbelangrijkste moment in een crosseizoen. Al snap ik zeker wat Eli bedoelt.”
Christophe Impens: “Ook dat wordt een werk van lange adem. Alpecin-Fenix is de grote uitzondering. En Trek bij de ploeg van Sven Nys. Maar je ziet dat ook de sponsors in de Wereldbeker voornamelijk Belgisch zijn. En zo lang het internationale geld er niet is, blijven we ook in de Vlaamse klei draaien.”
Peter Van den Abeele: “Als de cross internationaler wordt, zullen er wellicht ook meer internationale sponsors interesse hebben. En iedereen weet toch dat er in 2022 een WK is in de Verenigde Staten. Teams kunnen in die optiek nu al op zoek naar partners. Centen ophalen: dat is toch de taak van een goede teammanager? In Vlaanderen is dat natuurlijk evidenter. Nu, ik wil niet negatief zijn. Dat grote aanbod hier heeft ook het succes van de cross gecreëerd maar misschien is de limiet overschreden om het interessant te houden.”
De Internationale Wielerunie heeft het al jaren, tevergeefs, over internationalisering in de cross. Is dat vandaag nog een prioriteit voor de UCI?
Peter Van den Abeele: “Zeker weten! We hebben in Aigle het World Cycling Center waar we opleidingen geven voor vijf olympische wielerdisciplines. Veldrijden is daar niet bij maar toch geven we ook daar opleidingen voor. We kijken absoluut niet neer op de cross. Het leeft en we zijn er graag bij betrokken. We moeten gewoon snel uit die Vlaamse klei. Punt. En daar moeten we met z’n allen aan meewerken. Anders blijven we in dezelfde cirkel draaien.”
Philip Roodhooft: “Toch denken wij vanuit onze organisatie dat het geld moet gehaald worden waar het zit. En dat bij de specifieke Vlaamse crossteams en de koepelorganisatoren genoeg geld is overgebleven. Stel dat je de X2O-Trofee en de Superprestige van acht naar tien manches laat uitbreiden en dat je ze verplicht om dat te doen met twee buitenlandse manches… Zo kunnen we met een deel van het geld dat hier in het crossmodel zit voor een stukje het veldrijden in het buitenland helpen ontwikkelen.”
En wat als elk team twee buitenlandse renners uit de top twintig of top dertig moet aanwerven? Momenteel is er een schaarste aan buitenlandse profs. Teams zijn niet geïnteresseerd want die jongens of dames halen de Belgische kranten niet. Maar als je ze verplicht, worden die renners of rensters misschien gegeerd. Dat kan werken. Kijk naar Stybar. Die is in België crosser geworden maar op zijn hoogtepunt in de cross stonden er wel twee Tsjechische Wereldbekers op de kalender.
Ondertussen heeft de wildgroei aan Vlaamse wedstrijden ervoor gezorgd dat bijvoorbeeld de EKZ Cross Tour (Zwitsers regelmatigheidscriterium, red.) volledig is ingesneeuwd. Terwijl ze in Zwitserland duizend euro startgeld boden, stonden ze hier te zwaaien met twee- of drieduizend euro voor dezelfde renner. Door dat gezonde model in Vlaanderen te blijven kopiëren, namen we wel alle zuurstof weg van de crossen in het buitenland. Misschien moet er vanuit de UCI een verplichting komen om in het buitenland te organiseren en buitenlandse renners aan te werven…”
Peter Van den Abeele: “Daar is over nagedacht, Philip. Maar aan een verzadigde kalender nog wedstrijden toevoegen, is niet gemakkelijk.”
Philip Roodhooft: “Nu is hij verzadigd, ja. Maar een paar jaar geleden niet en toen kwamen er steeds meer Vlaamse wedstijden bij waarvan je je afvroeg: waar dient dat nu voor? En die hebben het de buitenlandse wedstrijden moeilijk gemaakt.”
Peter Van den Abeele: “Ik wil nu in eerste instantie van top naar bottom werken. Starten met de Wereldbeker met een goede balans tussen Vlaanderen en het buitenland, zorgen voor een goede spreiding en rekenen op renners en teams om er vol tegenaan te gaan. Eenmaal dat floreert, kunnen we later nog een niveau lager gaan om zo uit de spiraal geraken. Alles tegelijk doen, dat heeft ook weinig zin. Maar wat de teams betreft, geef je wel een prima voorzet om verder op te bouwen. Al kan dat woordje ‘verplichten’ in slechte aarde vallen.”
Tom Van Damme: “Ik hoor dat woord niet graag. Ik gebruik liever de term ‘stimuleren’. Je moet teams en organisatoren zoveel mogelijk in vrijheid laten werken. Volgens hun eigen filosofie en strategie. Er zijn andere manieren om die doelen te bereiken.
Is er ook voor Belgian Cycling, als leidende federatie in het veldrijden, een rol weggelegd in die internationalisering?
Tom Van Damme: “Peter kan getuigen dat er al heel wat gesprekken gevoerd zijn tussen ons wat dat onderwerp betreft. Er zijn al tal van ideeën geopperd. Buitenlanders in Belgische teams opnemen was er een van. Het aantal toppers in lager gequoteerde Vlaamse wedstrijden beperken een ander. Maar wel nog met de nodige vrijheden voor de teams en organisatoren. Maar eigenlijk vind ik dat jullie een vreemde vraag stellen. Er wordt toch ook niet aan Eli gevraagd of hij mee helpt de concurrentie beter te maken? Of aan Philip of hij de andere teams sterker wil maken? Wij zijn als federatie verantwoordelijk voor het Belgische veldrijden. En dat draait goed en dat willen we in stand houden.”
Natuurlijk willen we meewerken om de cross in het buitenland populairder te maken maar we gaan ons eigen succes niet afbouwen. Zo werkt het niet. Het zijn de UCI en de UEC (Europese Wielerunie, red.) die de taak hebben om de andere federaties te stimuleren om ook in het veldrijden te investeren, wedstrijden te organiseren, hun talenten te vormen en de sport te promoten. De UCI kan bijvoorbeeld ook de WK-locaties verstandiger bepalen. Ik heb het gevoel dat de laatste tien jaar het WK in België of net over de grens plaatsvindt. Dat is niet de juiste manier om de sport in het buitenland te ontwikkelen. Ga weg van de grens, trek naar regio’s waar de cross nog niet populair is.”
Peter Van den Abeele: “Correctie… Dübendorf (Zwitserland) vorig seizoen, Bogense (Denemarken) een jaar eerder. In 2022 Fayetteville (VS), dat is toch niet bij deur, hé.”
Tom Van Damme: “Ja, dat klopt. Maar ik zie ook Hoogerheide (2014 en 2023), Bieles (2017), Valkenburg (2018) en Liévin (2025). Dat is telkens net over de grens.”
Ook opmerkelijk: Telenet is geen partner meer van de Wereldbeker en trekt zich eind dit jaar ook terug uit de ploeg van Sven Nys. Heeft dat iets te maken de huidige situatie in de cross?
Jeroen Leen: “Nee. Telenet is twaalf jaar actief in het veldrijden. Dat is best lang voor een bedrijf. En we verdwijnen ook niet helemaal uit beeld, hé. We blijven partner van de Telenet Superprestige en we hebben nog de tv-rechten tot 2024. Maar zoals in elk bedrijf wordt om de zoveel jaar de sponsorstrategie onder de loep genomen, worden keuzes gemaakt, budgetten bijgeschroefd enzovoort. Verder moet je daar niets achter zoeken.
Telenet heeft overigens een mooi traject afgelegd, denk ik. Ingestapt in 2009 en na twee maanden was onze naam al bij iedereen gelinkt aan het veldrijden, terwijl we zelf hadden gerekend op een inloopperiode van één tot twee seizoenen. Ook niet vergeten: op het moment dat Niels Albert, Bart Wellens en Sven Nys afgehaakt waren, was er al een teneur in de media dat het nu wel snel bergaf zou gaan met de cross.
Net toen hebben wij al onze contracten verlengd. Meer zelfs, we zijn nog extra gaan investeren. In de Wereldbeker, de Superprestige en een aantal losse crossen, terwijl de markt nochtans even geen vertrouwen meer had in het product veldrijden. Blij dat we in die fase zijn doorgegaan. Nu is het moment gekomen om iets anders te doen. Maar als je het mij vraagt, blijft het veldrijden een opportuniteit. Het is sport nummer drie in België en je stapt in voor een relatief laag bedrag.”
Peter Van den Abeele: “Ik ben Telenet nog steeds dankbaar dat ze in 2015 op de kar gesprongen zijn. 2014-2015 was een echt dieptepunt in de Wereldbeker met amper zes manches, waarvan vijf in België en Nederland. De zesde was in Milton Keynes. De komst van Telenet was een zegen. Via de productie van alle wedstrijden in het buitenland konden we de negatieve spiraal opnieuw ombuigen. Ondertussen is er opnieuw een overaanbod aan kandidaten.”
WielerFlits bracht in samenwerking met magazine Grinta de belangrijkste stakeholders in het veldrijden bijeen voor een coronaproof rondetafelgesprek via Zoom. In deel twee gaat het over de vernieuwde wereldbeker, de dominantie van de Nederlandse veldrijdsters en of het veldrijden kan overleven zonder Wout Van Aert en Mathieu van der Poel.
Wie is wie? (alfabetisch)
Christophe Impens (50)
In de jaren ’90 een succesvol atleet op de middellange afstand en in het veldlopen. Halve finalist op de Olympische Spelen in Atlanta (’96). Vandaag managing director bij evenemtenbureau Golazo, dat onder meer de X2O Trofee Veldrijden, de Ethias Crossen en de WB-wedstrijden in Namen en Zonhoven organiseert.
Eli Iserbyt (23)
Profveldrijder bij Pauwels Sauzen-Bingoal. Bij de jeugd meervoudig Belgisch en wereldkampioen, vandaag regerend Europees kampioen bij de profs en huidig leider in zowel de X2O Trofee als de Telenet Superprestige.
Jeroen Leen (48)
Sinds 1999 aan het werk als Sponsoring Manager bij Telenet. Het communicatiebedrijf is al 12 jaar een belangrijke partner in het veld, onder meer bij Telenet-Baloise Lions en het regelmatigheidscriterium Telenet Superprestige.
Philip Roodhooft (45)
Leidt samen met zijn broer Christoph Alpecin-Fenix, de ploeg van de regerende wereldkampioenen Ceylin del Carmen Alvarado en Mathieu van der Poel. Daarnaast runnen ze een aantal kleinere crossteams met toppers als Sanne Cant en Annemarie Worst
Tom Van Damme (59)
Werd in 2010 voorzitter van de Belgische Wielerbond (Belgian Cycling). Is ondertussen al twee keer herkozen. Van Damme bekleedt daarnaast een paar prominente functies bij de Internationale Wielerunie UCI.
Peter Van den Abeele (54)
Voormalig wielrenner met veldrijden en mountainbiken als specialiteit. In beide disciplines werd hij Belgisch kampioen en op de mountainbike haalde hij zowel de Spelen van Atlanta (’96) als Sydney (2000). Sinds 2003 werkt hij voor de Internationale Wielerunie UCI, waar hij opklom tot Directeur Sport.
Tomas Van den Spiegel (42)
Ex-professioneel basketbalspeler en nu CEO bij Flanders Classics, sinds 2010 de overkoepelende organisatie van zes Vlaamse voorjaarsklassiekers met onder meer de Ronde van Vlaanderen. In 2018 maakte FC haar intrede in het veld. Het is vandaag eigenaar van de Superprestige en organiseert vanaf dit seizoen de Wereldbeker.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.