Hoe de steile opmars van Mathieu van der Poel de cross radicaal veranderde: “Door hem ben ik gestopt”
Special Mathieu van der Poel heeft niet veel nodig om de crosswereld weer volledig op zijn kop te zetten. Dat bleek afgelopen weekend bij zijn seizoensdebuut in Herentals opnieuw. Van der Poel houdt de cross zo intussen al een decennium in zijn greep, en onder zijn impuls werd het zelfs een heel andere sport. Ex-renners Niels Albert en Rob Peeters gaan met ons terug in de tijd, naar de begindagen van Van der Poel en schetsen hoe het veldrijden dankzij het supertalent veranderde.
December, 2013. Exact tien jaar geleden speldde een 18-jarige Mathieu van der Poel voor de allereerste keer een rugnummer op in een profcross. De Antwerpse Scheldecross was het decor voor dat unieke gegeven en het debuut van de jongeling was hét thema van de dag. Van der Poel had zich enkele weken voordien in het Italiaanse Firenze nog tot wereldkampioen op de weg bij de junioren gekroond, iets wat hij ook in het veld al twee keer had gedaan. In zijn tweejarige juniorentijd verloor hij amper twee van zijn vijftig crossen, waardoor het voor de rest bang afwachten was of hij ook bij zijn profdebuut stevig zou huishouden.
Vooraf hield MvdP zijn ambities bescheiden: als hij een goede dag had, zou hij voor een top-10-plaats gaan. Maar Van der Poel knokte zich vanop rij drie in de wedstrijd en ging in de slotronde zelfs nog op zoek naar ploegmaat Niels Albert, die wel won. “Ik herinner me dat ik me in die laatste rechte lijn omdraai en hem zie komen. Als teken van respect applaudisseer ik nog even naar die jonge gast, die bij de jeugd van onze BKCP-Powerplus-ploeg reed”, zegt de tweevoudige wereldkampioen. “Het was duidelijk dat hij talent in overvloed had.”
Als ploegmaat maakte Albert de groei van Van der Poel vanop de eerste rij mee. “Ik kende hem vanop de stages. Mathieu stond bekend als een soort speelvogel, die graag met de fiets reed. Op het strand van Benicassim oefenden we vaak op bochtjes in het zand. Ik was een echte zandspecialist, maar als je vervolgens ziet dat hij bepaalde dingen doet in het zand, terwijl de andere profs gewoon aan het sukkelen zijn, dan denk je meteen: dit is een talent van een ander kaliber. Dat zag je ook in die eerste crossen bij de profs. Later dat jaar hebben we in de cross van Sint-Niklaas samen gesprint op de piste, en daar klopte ik hem opnieuw. Maar het zou meteen een van de laatste keren zijn.”
Andere crosstactiek
Ook Rob Peeters, de vicewereldkampioen van Koksijde in 2012 die tegenwoordig aan de slag is als coach bij de vrouwencrossploeg De Ceuster-Bonache, herinnert zich de steile opmars van het Nederlands multitalent nog. “Ik zag het van de andere kant gebeuren, want ik reed bij Telenet-Fidea met zijn grote concurrent Wout van Aert. Er gingen overal verhalen dat die twee supertalenten al van hun zevende jaar tegen elkaar aan het kampen waren, steeds nek aan nek. Dat ze uitzonderlijk goed waren.”
“Elk jaar zagen we renners van bij de jeugd overkomen naar de profs. Normaal had je die nieuwe jongens wat onder de duim. We lieten ze in het begin van de cross naar adem happen en dan reden we ze er in het laatste kwart wel af. Maar nu was het omgekeerd: al vanaf zijn eerste cross, reed Mathieu míj eraf. Het was niet dat ze me stilletjes overvleugelden hé. Nee, ik heb nooit echt met hem geduelleerd. Dan is er bij veel mannen toch paniek in de zaak gekomen. Ik heb onmiddellijk van andere renners gehoord: ik moet meer aan mezelf gaan werken, want zoiets kunnen we niet laten gebeuren. Achteraf gezien zijn veel jongens dat nooit meer te boven gekomen.”
Het duurde niet lang voor Van Aert, maar vooral Van der Poel tot de wereldtop behoorde. Zijn eerste klassementscross in de Superprestige van Gieten, in 2014? Meteen bingo. Zijn eerste WK in Tabor, een jaar later? Van hetzelfde laken een broek. “In het begin hoop je: talenten zijn er in elke generatie, we krijgen hen nog wel klein. Maar meer en meer werd iedereen op zijn hoede”, zegt Peeters. “Vooral omdat de manier van koersen die Mathieu en Wout hanteerden, zo radicaal anders was dan wat wij gewend waren.”
“Kijk, wij tolereerden mindere jongens vaak voorin. We startten fors, dan bekeken we het en hielden een beetje in. Maar vanaf er te veel renners terugkwamen, was het moment daar om opnieuw te versnellen. Dat was een mooie manier. Alle sponsors waren content, want veel renners zaten driekwart koers constant in beeld. Maar dan kwam Mathieu en die gaat van in de start gewoon volle bak. Puur op talent en klasse houdt hij dat een heel uur vol. Jongens van mijn kaliber kwamen daarna niet meer in beeld, dus heb ik voor mezelf de keuze gemaakt om te stoppen. Ik was daar zeker niet alleen in. Je kreeg niet meer de aandacht en appreciatie, er was niets meer om naar te streven”, is Peeters openhartig.
(G)een bedreiging
De Kempenaar ging Van der Poel zelfs ooit vragen om het anders aan te pakken. “In mijn laatste jaar zei ik hem: ‘het is niet dat jullie de sport kapot maken, maar je moet weten dat de ploeg mij minder interessant vindt, omdat jij de hele koers van in het begin kapot rijdt. Hou je misschien eens in.’ Was het correct van mij om te gaan vragen: ‘speel nu eens toneel, doe alsof je moe bent en laat me ook eens in beeld komen?’ Op zich is dat een onnozele vraag, maar je hebt die jongens achter hem ook nodig, hé. Dat is nog altijd zo. De mindere goden verdienen steeds minder, omdat de Grote Drie een groot deel van de koek opeisen.”
Ook Albert zou het niet lang tegen Van der Poel opnemen, omdat hij kort daarna zijn fiets aan de haak moest hangen vanwege hartritmestoornissen. “Maar ik heb Mathieu nooit als een bedreiging gezien, ook niet binnen de eigen ploeg. Er is een tijd van komen en van gaan, dat is logisch. Ik zou er alles aan gedaan hebben om hem op mijn parcoursen te kloppen. Zou dat haalbaar geweest zijn? Dat weet niemand. Maar stel, hij had mij overvleugeld, dan had ik op mijn dertigste hem misschien aan overwinningen op de weg kunnen helpen. Bij zo’n rol had ik me ook wel kunnen neerleggen.”
Potje met goud
Intussen zijn we al vijf wereldtitels in het veld, een wereldtitel op de weg en talloze klassiekers op het palmares verder. Voor Van der Poel is crossen niet meer dan een goede voorbereiding op de weg, maar wanneer hij dan toch een handvol keer het veld induikt, is er maar één constante: een dominante Van der Poel. “En zoals je in Herentals ziet: hij komt erbij en hij wint. Die mannen hebben geen weken nodig om in hun ritme te komen. Die pure klasse komt er gewoon meteen uit. Ik denk soms dat Mathieu, net als Van Aert en Pidcock, bij de geboorte in een potje met goud is gevallen”, lacht Peeters.
Albert kan zich daar alleen maar bij aansluiten. “Hij kan alles. Hij heeft de gave om altijd als hij zichzelf een doel stelt, dat ook af te maken. Hij is rap, explosief en hij kan goed alleen rijden: dan kan je gewoon alles. Qua motor is een Wout van Aert zeker zijn evenknie. Maar Van der Poel heeft meer dat killergehalte. Als hij écht goed in orde is, dan heeft hij altijd dat tikkeltje meer over. Die vijf extra pedaalslagen, daar zit voor mij het verschil tussen de twee. Of dat nu op de crossfiets, wegfiets of mountainbike is: hij zal volgens mij altijd domineren.”
Uitzonderlijk talent
Albert wil de huidige concurrenten van de wereldkampioen in het veld, die in Herentals vrij radicaal op hun nummer werden gezet, dan ook moed inspreken. Zij maken nu hetzelfde mee als Peeters en hijzelf destijds, alleen bestaat de cross nu uit twee verschillende werelden: die van de eerste seizoensmaanden zonder Van der Poel, Van Aert en Pidcock, en die met de dominante Grote Drie in de kerstperiode. “Ik heb respect voor elke renner die op het hoogste niveau rondrijdt. Ik weet wat je moet opofferen om daar te geraken. Het lijkt nu misschien alsof de rest een bende sukkelaars zijn, als Mathieu meedoet.”
“Maar dat is zeker niet het geval”, repliceert de wereldkampioen van Koksijde meteen. “Of stonden er op het WK op de weg dan 180 sukkelaars aan de start? Het zit juist omgekeerd. Het is Mathieu die uitzonderlijk getalenteerd is, net als Van Aert en Pidcock. Stilaan komen zij allemaal op hun beste jaren van hun carrière op hun allerbeste niveau. Het is eerder uitzonderlijk dat die mannen überhaupt nog graag willen crossen in de winter. Zij zijn dé talenten van hun tijd, zoals iedere generatie die wel heeft. Ze hebben de cross naar een hoger niveau gebracht, en daar moeten we alleen maar respect voor hebben.”
Peeters besluit met een goede raad voor de Iserbyts, Vanthourenhouts, Sweecks en Van der Haars van deze wereld. “Het gat is groot, maar ik hoop dat de jongens die de eerste maanden van het seizoen het mooie weer maakten, dat toch kunnen plaatsen. Iemand als Eli Iserbyt zou perfect op Mathieu kunnen afgeven en beginnen jammeren: ze pakken onze publiciteit af. Maar Eli wint gelukkig wel de Wereldbeker. Ze moeten de aanwezigheid van die toppers inspirerend laten werken en zich aan dat niveau optrekken.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.