In België wordt nu meer over de Tour de France dan de Ronde van Vlaanderen gedroomd
Ride Waar Nederland vooral een fietscultuur heeft, spreek je in België eerder van een wielercultuur. Tot en met 2019 was er in Nederland veel meer talent voor het rondewerk te vinden dan in België. Vijf jaar later is de situatie drastisch veranderd. België grossiert in wielertalenten, terwijl er in Nederland achter Mathieu van der Poel een grote leegte dreigt te ontstaan. RIDE Magazine dook in het dossier ‘Achtergrond’ in de opleidingsstructuren van Nederland en België. Hieronder lees een deel uit het Belgische succesverhaal.
![](https://www.wielerflits.nl/wp-content/uploads/2024/11/ride24-blackfriday-2.png)
De ‘koers’ is er al generaties lang razend populair. Zeker rondom de heilige week van de Vlaamse klassiekers voert de wielersport de boventoon en wordt zelfs voetbal gedegradeerd naar achterliggende pagina’s in het sportkatern. Waar jarenlang de Vlaamse wielertalenten vooral droomden van het kasseienwerk, zien we nu dat het klimwerk voor de Tour de France populairder wordt. Met dank aan het klimproject waarmee Belgian Cycling nu al zo’n twee decennia lang op zoek gaat naar nieuwe talenten.
Simpelweg doordat wielrennen in België veel populairder is dan in Nederland zie je dat er ook een veel betere structuur is om de jeugd te enthousiasmeren. Initiatieven zoals Visma | Lease a Bike heeft met dikke bandenwedstrijden (150 in 2024), maar ook de opzet van Limburg Cycling zijn lovenswaardig. Ze staan echter te weinig in een structuur. Daarin kan Nederland veel leren van België.
Op het vrij recent geopende kantoor van Belgian Cycling in Tubize ontvangt voorzitter Tom Van Damme ons. Sinds 2010 is hij de grote roerganger van de Belgische wielersport, terwijl hij al jarenlang internationaal een van de belangrijkste beleidsbepalers is. Ook Van Damme wijst naar de cultuurveranderingen onder de jonge Belgische renners die meer van de cols dan van de kasseien zijn gaan houden.
Van Damme: “In Nederland zag je dat de ploegstructuur vanaf Rabobank gericht was op succes in de grote rondes. Vanuit de jeugd werd daar naar toe gewerkt. In België lag met de dominantie van QuickStep vooral de focus op het klassieke werk. Jurgen Van den Broeck behoorde in 2010 en 2012 met een uiteindelijk derde en vierde plek in de Tour de France tot de beste ronderenners van het peloton. Toch kreeg hij in België nooit de waardering die hij verdiende.”
Wielerschool
In iedere Vlaamse provincie is tegenwoordig een wielerschool, waar het belangrijkste doel is om de jeugd te enthousiasmeren voor de wielersport. Oud-prof Marc Wauters is de voorzitter van de Vlaamse Wielerschool, maar ook de drijvende kracht van de Limburgse school op het circuit van Zolder: “Met de vijf wielerscholen proberen we de instap voor de jeugd om te gaan wielrennen op de weg of in het bos zo laag mogelijk te maken. Wij zitten eigenlijk nog een niveau lager dan de wielerclubs en proberen kinderen en jongeren al vanaf 5 jaar op een speelse manier de liefde voor het wielrennen bij te brengen. Zonder rugnummer leren we ze om in een peloton te rijden en hebben we behendigheidsparcoursen. In samenwerking met de gewone scholen zoeken wij de jeugd ook op en bouwen we zo’n parcoursje op de speelplaats op.”
De wielerscholen zorgen ook dat jonge renners ondersteund worden met hun normale lessen op school. Zo hielp de wielerschool in Vlaams Limburg Jordi Meeus mee aan zijn VDAB-opleiding en wist het ook het huidige 18-jarige rondetalent Jarno Widar (winnaar Giro voor beloften, red.) te overtuigen om naast het wielrennen een beroepsopleiding te volgen.
Wauters heeft ook gezien dat het belangrijk is om ouders de juiste informatie te geven en te ondersteunen. “Via de wielerscholen kunnen de ‘kinderen’ een paar keer deelnemen met een leenfiets, zodat ze echt het gevoel krijgen of wielrennen hun sport is. We moeten niet vergeten dat ouders veel moeten investeren wanneer hun kind gaat wielrennen. Wij hebben uitgerekend dat een nieuweling/junior qua materiaal en verplaatsingen naar de koersen al gauw zo’n 7000 euro per jaar kost. Dat zijn serieuze bedragen.”
Ardennen-proef
In Nederland was er tot en met 2016 de befaamde Rabobank Ardennen Proef. De KNWU heeft hier een streep doorgezet nadat het sponsorschap van de bank ten einde liep. In België heeft men het klimproject juist uitgebreid met naast een Ardennen-proef nog een test in de Vogezen. Van Damme: “In de Ardennen worden in het voorjaar testen gedaan op een korte klim (Côte de Wanne, 1 minuut inspanning) en een iets langere klim (Côte de Brume, 5 à 6 minuten). De renners met de beste resultaten nodigen we vervolgens uit voor een korte stage in de Vogezen. Daar wordt toegewerkt naar een test op Ballon d’Alsace.”
Serge Pauwels was sinds 2021 Development Coach en sinds dit jaar bondscoach U23 bij Belgian Cycling (en sinds 1 november ook bondscoach van de elite) en zodoende nauw betrokken bij dit klimproject. “Deze proeven leven enorm onder de jonge Belgische wielrenners”, benadrukt hij. “Er is grote interesse om hieraan deel te nemen. En inderdaad, ik neem ook een mentaliteitsverandering waar. In mijn tijd kwam je als belofte niet veel verder dan de Vlaamse Ardennen. Tegenwoordig verleggen de jongeren hun horizon en gaan ze zelf ook trainen in de hoge cols. Er is veel meer interesse om te klimmen. Mede door de resultaten van Evenepoel en andere talenten wordt er nu meer over de Tour de France dan over de Ronde van Vlaanderen gedroomd.”
Los van de clubs kan iedere tweedejaars nieuweling en junior zich kandidaat stellen voor het klimproject van Belgian Cycling door een recente inspanningstest en wat andere informatie op te sturen. Pauwels: “De laatste jaren kregen we zo’n 200 aanmeldingen en daar maakten we een selectie uit van zo’n zestig renners. De gegevens van die twee Ardennen-testen werden door ons geanalyseerd. Op basis van de resultaten van opeenvolgende jaren proberen we een inschatting in de progressie te maken en een voorspelling naar de capaciteiten op lange termijn. De besten uit de Ardennen-proef worden uitgenodigd voor de stage in de Vogezen.”
Op de Ballon d’Alsace moet de toekomst van het Belgische wielrennen zich onderscheiden. Remco Evenepoel bevestigde hier zijn talent, maar bijvoorbeeld ook Lennert van Eetvelt kwam door het klimproject echt bovendrijven. Vorig jaar was talent Milan Donie op de Ballon d’Alsace zelfs nog 20 seconden sneller dan Evenepoel en Ilan van Wilder. Al speelde de wind dat jaar ook in zijn voordeel. Pauwels: “En dit jaar evenaarde de jonge clubrenner Vos Coleman als eerstejaars junior de tijd van Evenepoel. Zo’n jongen komt dan echt bovendrijven. Je ziet dat alle opleidingsploegen de resultaten van deze test nauwlettend volgen.”
Zowel Pauwels als Van Damme benadrukken dat niet alleen de federatie een pluim verdient. Belgian Cycling investeert nadrukkelijk in het klim- en tijdritproject en probeert renners klaar te stomen voor de grote afspraken op de kampioenschappen. Van Damme: “De detectie en opleiding van de talenten gebeurt uiteindelijk bij de ploegen. Als federatie proberen we de instroom van talenten te garanderen.”
Opleidingsploegen
Zo hebben de grote profploegen Soudal Quick-Step, Alpecin-Deceuninck, Intermarché-Wanty en Lotto-Dstny allemaal hun eigen opleidingsploegen en gaat de ploeg van Patrick Lefevere zelfs al een juniorenteam opzetten. Daarnaast heb je in België het goed gestructureerde ProTeam Flanders-Baloise, dat al jaren een tussenstap voor veel talenten is.
Pauwels: “De opleidingsploegen van die Belgische teams werken uiterst professioneel. Dat zorgt ervoor dat de doorstroming beter is dan zo’n 10 à 20 jaar geleden. Deze U23-ploegen bestaan voor 80% uit Belgische renners. Dat betekent dat de vijver groot blijft. En dat ook renners die niet meteen zo jong doorbreken nog een kans krijgen. In Nederland telt de opleidingsploeg van Visma | Lease a Bike volgend jaar slechts één landgenoot en bij de beloften van Development team dsm firmenich-PostNL zijn zeven van de zestien renners Nederlands. Ik ben overtuigd dat in Nederland evenveel talent rondloopt als in België. Ze moeten echter wel ontdekt worden en de kans krijgen.”
Wauters benadrukt dat de jongerenploeg van Lotto-Dstny vrijwel uitsluitend met Belgische talenten werkt. Renners als Laurens De Plus, Maxim Van Gils, Ilan Van Wilder, Lennert Van Eetvelt, Arnaud De Lie en Jarno Widar zijn slechts enkele renners die door Kurt Van de Wouwer werden opgeleid.
Van Damme: “Als je vanaf de jeugd tot aan de beloften kijkt, dan staat er in België momenteel een goede infrastructuur. Alleen moeten we waken dat de instroom gegarandeerd blijft. Zeker met de veiligheidsproblematiek rond het wielrennen wordt het een moeilijke opdracht om de jeugd voor ons te blijven winnen.”
De teloorgang van Nederland en de opmars van België
In de RIDE Magazine Wintergids (€9,95) lees je een uitgebreid achtergrond over de talentontwikkeling binnen Nederland en België. Wat is er aan de hand in de Nederlandse jeugd en waarom spreekt men van een ’teloorgang’ van het Nederlandse wielrennen? En wat is het verhaal achter het succes en de opmars van de Belgische jeugd? Het volledige verhaal lees je in het 156 pagina’s tellende wintermagazine van RIDE. Ideaal voor de feestdagen om aan jezelf of iemand anders cadeau te geven. Bestel jouw exemplaar van het winternummer 2024 van RIDE Magazine hier!
Om te reageren moet je ingelogd zijn.