Jonas Vingegaard kan de knock-out al voor eerste rustdag uitdelen
Analyse De kortere klimmen in het Baskenland waren nog zijn speelterrein, maar bij de eerste de beste confrontatie in het hooggebergte moest Tadej Pogačar zijn huidige, gebrekkige conditie toch onder ogen zien. Jonas Vingegaard wist dat zijn Sloveense opponent in de eerste week het meest kwetsbaar zou zijn. In de eerste bergrit deelde de Deen direct een klap uit, maar met de Pyreneeënrit van donderdag en de Puy de Dôme op zondag kan de knock-out al voor de eerste rustdag worden uitgedeeld.
Sinds de polsbreuk van Pogačar in Luik-Bastenaken-Luik ruikt Jumbo-Visma bloed. Na die valpartij wisten ze dat ze deze atypische openingsweek van de Tour de France konden aangrijpen om hun belangrijkste concurrent op de pijnbank te leggen. Met het Baskenland, de Pyreneeën en het Centraal Massief voor de eerste rustdag kon in het eerste deel het klassement al in een plooi worden gelegd.
Er werd alles gedaan om Vingegaard in een optimale vorm aan de Tourstart in Bilbao te krijgen. In het Criterium du Dauphiné werd duidelijk dat de titelverdediger niet ver van zijn topvorm was verwijderd. De afsluitende hoogtestage in Tignes moest hem naar de topvorm brengen. Bij de eerste confrontatie in de Pyreneeën werd duidelijk hoe kwetsbaar Pogačar vooralsnog is en dat Vingegaard op z’n allerbest van start is gegaan in deze Tour.
Twee dagen lang kon de Sloveen nog met een masker op rijden. Op weg naar Bilbao op de Côte de Pike en richting San Sebastian op de Jaizkibel opende de kopman van UAE Emirates vol bravoure de aanval, waar Vingegaard steeds in zijn wiel kroop. Pogačar vroeg twee dagen om over te nemen, maar de Deen weigerde in het bonificatiesecondenspel van zijn concurrent mee te gaan.
Met zijn hele lichaamstaal en met zijn tergende reacties richting Wout van Aert gaf de tweevoudig Tourwinnaar de buitenwereld eigenlijk het gevoel dat hij weer spelenderwijs op de fiets zat.
Op een kilometer van de top van de Col du Marie Blanque kwam voor Pogi echter het eerste moment van de waarheid. Op de eerste demarrage van Vingegaard in deze Tour kon hij niet echt reageren. Hij waagde niet eens een poging om tot zijn wiel te springen, maar hield direct zijn eigen tempo aan. Een snelheid die uiteindelijk niet eens hoog genoeg was om Vingegaards laatste luitenant Sepp Kuss te lossen.
“Ik weet niet of de aanval van Jonas me verraste”, zei Pogačar later. “Ik denk dat Jonas zag dat ik in de laatste twee kilometer van de Marie Blanque al vol aan mijn limiet zat om het tempo van Sepp te volgen. Simpel, hij was vandaag sterker dan ik.”
Later zag je in de afdaling en in de grotere groep in de laatste 7,3 vlakke kilometers van Bielle naar Laruns dat de Tourwinnaar van 2020 en 2021 geen moment zijn gevleugelde stijl kon laten zien. Het werd overduidelijk zichtbaar dat de beste renner van deze generatie voorlopig nog ver verwijderd is van zijn topvorm.
Logisch, gezien zijn lange revalidatie. Verrassend, omdat hij de afgelopen dagen een fantastisch toneelstuk opvoerde. Na zijn val kon Pogačar eind mei aanhaken op de hoogtestage van de Tourploeg op Sierra Nevada. Een ideale voorbereiding was het zeker niet. Als competitie heeft hij enkel de Sloveense kampioenschappen tijdrijden en op de weg in zijn benen. In Bilbao schatte hij zijn mobiliteit in zijn pols op zo’n 60 tot 70 procent. “Ik ben nog niet 100 procent in vorm, maar denk dat ik wel klaar ben voor de Tour”, waren zijn letterlijke woorden.
Dat Vingegaard met een aanval op de Marie Blanque 36 seconden op de klim en liefst 1.04 minuut op de finish op zijn rivaal zou kunnen pakken, zullen ze bij UAE Emirates niet hebben ingecalculeerd. De 7,7 kilometer lange col met een gemiddeld stijgingspercentage van 8,6% is normaal een klim die Pogačar zelfs beter dan Vingegaard zou moeten liggen. De kopman van Jumbo-Visma komt immers het beste tot zijn recht op de langere beklimmingen boven de 2.000 meter, terwijl dit ‘puistje’ in de Pyreneeën niet hoger dan 1.035 meter torent.
Al moeten we ook stellen dat Vingegaard hier een topprestatie realiseerde. Hij reed volgens de GPS-tijden op de hele klim van de Marie Blanque zelfs 1.30 minuut sneller dan Roglič en Pogačar in de Tour de France van 2020, toen de finish eveneens 19,5 kilometer na deze top in Laruns lag.
Volgens de Tour-data was hij in de laatste 3,55 kilometer van de Col de Marie Blanque (steilste gedeelte met gemiddeld stijgingspercentage van 11,86% en een hoogteverschil van 421 meter) liefst 1.08 minuut sneller dan Roglič en Pogačar in dat bewuste jaar. We moeten dus niet alleen naar de zwakte van Pogacar, maar zeker ook naar de sterkte van Vingegaard wijzen.
Donderdag volgt de tweede Pyreneeënrit, die eindigt op de eerste categorie berg van Cauterets-Cambasque, met onderweg de ‘reuzen’ van de Aspin en de Tourmalet. En zondag staat de aankomst op de heroïsche Puy de Dôme op het programma. Ideale mogelijkheden voor de in blakende topvorm verkerende Vingegaard om zijn duidelijk gehavende tegenstander de knock-out uit te delen.
Zo zou hij voor de eerste rustdag de Tour de France al in een houdgreep kunnen nemen. Want zijn ploeg Jumbo-Visma maakte in de eerste Pyreneeënrit direct een ijzersterke indruk om opnieuw het geel te verdedigen.
En met een krijger bij uitstek als Pogačar moet je niet het risico lopen om hem gedurende deze Tour in een betere vorm te laten groeien. Al is het maar de vraag of iemand in deze loodzware ronde daadwerkelijk kan verbeteren.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.