Koos Moerenhout blikt terug op WK 2023: “Euforie was ongeëvenaard”
Interview Bondscoach Koos Moerenhout beleefde namens de KNWU een uitstekend jaar. Onder zijn vleugels reed Mathieu van der Poel naar de eerste Nederlandse wereldtitel op de weg in 38 jaar tijd en op het EK in eigen land pakte Olav Kooij vanuit de underdog-rol ook nog eens knap brons. Samen met WielerFlits kijkt de intussen 50-jarige geboren Zuid-Hollander terug op die wereldtitel.
We beginnen op 1 januari 2023. Hoe zien jouw werkzaamheden er in die periode uit?
“Dan haal ik vooral de programma’s van de renners op. Ik wist dat voor zowel het WK als het EK de klassiekers belangrijke graadmeters zouden zijn. Dus wil ik dan weten wie welke wedstrijden rijdt. Ik onderhoud – vaak bel of app ik – contact met renners en ploegen: wat kan er en wat kan er niet? Een WK past meestal wel in ieders planning. Maar tijdens een EK staan vaak ook andere wedstrijden op het programma die belangrijk zijn. Die selectie kwam pas ná het WK tot stand.”
Hoe belangrijk is het voor jou om met je eigen ogen renners aan het werk te zien?
“Gedurende het seizoen probeer ik zo veel mogelijk naar koersen op tv te kijken. Dan zie je het meest. Bovendien zou je dan continu dwars door heel Europa moeten rijden. Daarnaast lees ik al het nieuws – jullie zijn altijd vlot – en hoor ik bij de ploegleiding hoe de renners het doen die niet direct in beeld rijden. Dan is het niet altijd zichtbaar wat hun doelen in de wedstrijden zijn. Verder vind ik dat ik als Nederlandse bondscoach in ieder geval bij de Amstel Gold Race en het Nederlands kampioenschap mijn gezicht moet laten zien. Maar echt renners spreken lukt daar logischerwijs niet. Ze zijn dan gefocust op de koers en blijven vaak lang in de bus. En uiteraard zie ik in mijn functie bij Hagens Berman renners en ploegen ook in diverse wedstrijden.”
Wanneer werden de contouren voor de WK-selectie echt zichtbaar?
“Al heel snel was duidelijk dat Dylan van Baarle en Mathieu er een doel van hadden gemaakt. Dan ga je toch snel kijken hoe je renners van dat kaliber zo goed mogelijk kunt ondersteunen. Na de verkenning in Glasgow heb ik gezien dat het voor een pure sprinter een moeilijk verhaal was. Fabio Jakobsen wilde wel graag rijden, alleen vond ik dat niet passen nadat ik het parcours zelf gezien had. Van Baarle en Van der Poel hadden wat dat betreft geen geheimen. Voor sprinters zijn koersen als Gent-Wevelgem en eventueel Milaan-San Remo een goede graadmeter voor een WK zoals die van afgelopen jaar. Zodoende heb ik later besloten om Olav Kooij mee te nemen.”
Fast forward naar de Tour de France, waar jouw kopman Van der Poel het lastig had. Wanneer groeide bij jou het geloof dat het goed kwam?
“Hij werd natuurlijk ziek, dan weet je nooit hoe het uitpakt. Dat kan de verkeerde kant op slaan, maar je zag dat hij erdoor kwam. Hij smeet niet overbodig met zijn krachten en koos zijn momenten uit. Dat gaf wel hoop. Eenmaal in Glasgow zag ik na een korte gewenningsperiode dat hij gewoon goed in zijn vel zat, zelfvertrouwen had en ontspannen was. Al weet je pas in een wedstrijd hoe goed iemand écht is. Jezelf lekker voelen na de Tour doe je niet zo snel. Maar dat wil niet zeggen dat je niet goed bent. Dat hij zich vooraf minder goed voelde dan in de klassiekers, snap ik wel. Dan heb je rustperiodes, die je tijdens de Tour niet hebt.”
Wanneer had je tijdens het WK zelf het gevoel: ‘ja, dit is dé dag!’?
“De precieze kilometer durf ik niet te vertellen, maar vanaf de lokale rondes ging het echt volle bak. Aan alle kanten zie je dan renners lossen, goede coureurs ook. Op honderd kilometer van de streep was er in de spits van de koers al weinig meer over. Als Dylan en Mathieu – de twee mannen die je in de finale wilt hebben – er dan nog steeds bij zitten, geeft dat vertrouwen. Terwijl andere verwachte landen zoals België en Denemarken een jasje uit deden. Het werd daardoor snel een man-tegen-man-gevecht. Dat was wel echt in ons voordeel.
Alles liep perfect. Het tempo bleef constant hoog. Toen op een gegeven moment Alberto Bettiol weg was, was dat ook gunstig voor ons. De Belgen zaten op dat moment nog met een paar mannetjes meer in de voorste groep. Die werden daardoor in de verdediging gedrongen. Voor ons kwam dat alleen maar beter uit. En toen begon Mathieu zelf steeds meer te beuken. Toen werd wel duidelijk dat hij echt heel goed was en de andere topfavorieten onder druk kon zetten. Op de koersradio – wat voor ons toch het meest betrouwbaar is – hoorde je duidelijk dat hij met sloopwerk bezig was. En toen zat hij na een demarrage plots alleen. Als er dan niemand kan volgen op dat moment in de koers, weet je dat de aanvaller de beste man in de wedstrijd is.”
Maar dan volgt die val… Hoe veel slagen heeft je hart overgeslagen?
“Ik kwam toen net aansluiten bij de groep-Wout van Aert. Op dat moment hoor je het op de koersradio en aan het publiek. Ik vroeg me direct af: hoe veel ligt hij voor? Ik stelde me gerust met het feit dat we hem niet voor ons konden zien. Al vrij snel kwam de melding dat hij terug op de fiets zat, met twintig seconden voorsprong. Dan was je op dat parcours wel constant buiten zicht. Dat gaf me vertrouwen. Alleen kwamen toen de vertraagde beelden binnen, van die kapotte schoen en de schaafplekken. Dat is wel even spannend. Maar als snel werd duidelijk dat zijn voorsprong opnieuw aan het groeien was.”
Op een gegeven moment mag jij dan passeren. Besef jij je dan dat het laatste sprankeltje hoop voor de achtervolgers op jouw achterbumper van hen wegrijdt?
“Ja, daar was ik me zeker van bewust. Ik ben zelf ook renner geweest. Als dan de ploegleiderswagen van de leider passeert, dan weet je dat het gat alleen maar groter wordt. In dit geval kwamen de beste renners ter wereld geen streep dichterbij. Ik voelde wel dat toen ik passeerde, die andere mannen een extra tik kregen. Eentje waar ze niet beter van worden. In mijn spiegel zag ik toen ook dat zij er geen geloof meer in hadden. Toen ontstond er vooral euforie en trots bij mij. Zo van: ‘wauw, wat bijzonder!’.”
Wat zeg jij daarna als je naast Mathieu komt te rijden?
“Dat het gat geslagen was, dat-ie geen risico meer moest nemen. En vooral dat hij ervan moest genieten, dat hij echt met een historisch nummer bezig was. Het was heel mooi om daar – en ook na afloop – bij te mogen zijn. Het was van 1985 geleden dat er nog een Nederlandse wereldkampioen was geweest. En er was dat verhaal van een jaar eerder in Wollongong én van 2019 in Yorkshire. Daar leek het erop dat hij in mijn eerste jaar als bondscoach al de wereldtitel zou pakken. Dat het nu wel lukte, voelde onbeschrijflijk goed.”
Je bent zelf ook renner geweest. Kader deze wereldtitel eens, is dat mooier dan je eigen overwinningen?
“Nou ja, over je eigen carrière heb je meer controle. Nu probeer je de renners zo goed mogelijk te faciliteren en zodra de wedstrijd begint, is het aan hen. Dan moet je het ook loslaten. In mijn rol als bondscoach is een wereldtitel wel zo’n beetje het hoogst haalbare, samen met de Olympische Spelen. Het winnen van een WK is waar je ieder jaar voor bezig bent. Vaak lukt dat niet, zo simpel is het gewoon. Als je daar dan wel in slaagt, is dat heel erg mooi. Er gaat niets boven zelf winnen. Alleen de euforie die ik nu had was wel ongeëvenaard. Maar ook het WK-zilver van Dylan en olympisch zilver van Tom Dumoulin in 2021 en het brons van Olav op het EK dit jaar waren fantastisch. Er gebeuren mooie dingen wat dat betreft. Al was dit seizoen wel echt een topjaar!”
Was het niet een mooi toppunt om mee af te sluiten? Ik bedoel: wat valt er nu nog voor jou te winnen als bondscoach?
“Mijn contract met de bond loopt eind 2024 af. De combinatie tussen Hagens Berman-Jayco (zoals de ploeg vanaf 1 januari heet, red.) en het bondscoachschap bij de KNWU, vind ik heel prettig. Het pakt aan beide kanten ook goed uit. Voor mezelf voelt dat ook zo: aan de ene kant ben ik bezig met opleiden, meer in de schaduw. Aan de andere kant werk ik op topevenementen met de beste renners van Nederland. Alle dynamiek die daarbij komt kijken, vind ik ook prachtig.
Het is te vroeg om te zeggen dat ik na 2024 ook nog bondscoach ben. Maar ik sta daar niet onwelwillend tegenover, nee. Ik vind mezelf goed op mijn plek zitten en heb plezier in wat ik doe. En dat wat ik doe er ook toe doet. Zodra dat niet meer het geval is, is het tijd om te gaan. Of een mogelijke olympische titel mijn zienswijze komende zomer verandert? Vraag me dat dan nog eens, haha!”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.