Lotte Kopecky pakte donderdag in Binche haar zesde opeenvolgende nationale titel in het tijdrijden. Maar pas sinds afgelopen najaar maakt de Belgische kampioene pas echt werk van het rijden tegen de klok, en daar heeft ze een goede reden voor.

Na afloop van de titelstrijd gaf Kopecky al een tipje van de sluier prijs bij HLN. “Hierop kan ik dus verderbouwen. Wielrennen staat niet stil, technologisch blijft de sport steeds evolueren. Die trein wil ik niet missen. Als ik straks ook een rol van betekenis hoop te spelen in het rondewerk, wordt tijdrijden een belangrijk gegeven.”

Kopecky strandde vorig jaar al eens op de dichtste ereplaats in de Tour de France Femmes, waardoor die ronde-ambities terecht zijn. Maar ook de tijdrit op de Olympische Spelen in Parijs triggerde Kopecky. “Het daagde Lotte in aanloop naar het EK tijdrit in Emmen dat Parijs een mooie tijdrit presenteerde, die haar misschien wel moet liggen. ‘Eigenlijk zou ik me daar wat meer willen op richten’, zei ze. Waarop ze samen met ons en Belgian Cycling aan het overleggen ging. En er iets op gang kwam. Eerlijk: de meeste credits daarin zijn voor de federatie”, aldus SD Worx-Protime-ploegleider Danny Stam.

“Als je geselecteerd wordt voor een olympische tijdrit is het logisch dat je er het maximale probeert uit te halen. Anders is het zonde van de energie en doe je beter niet mee. Chloé Dygert is zeker de grote favoriete. Daarachter heb je een brede groep van zeker vijf, zes meiden die dicht tegen elkaar aanleunen. Daar is Lotte gewoon bij. In een mindere dag tuimelt ze naast het podium. Maar als het dubbeltje de juiste kant oprolt, is een medaille zomaar mogelijk. Uiteraard zullen dat geen reuzenpassen meer zijn, die ze zet. Eerder stapjes. Ze heeft gewoon nog een paar keer de bevestiging nodig van ‘oh, kijk, ik kan dit wél’.”