Olav Kooij, de nieuwe (ongewone) topsprinter van Nederland
Special Olav Kooij eindigde op het WK voor beloften als vijfde, na een zware koers die geteisterd werd door regen. Wie dacht dat hij daar als sprinter niets te zoeken had, kwam bedrogen uit. De 20-jarige renner van Jumbo-Visma is zo veel meer dan dat. Het vertrouwen in het Jachtluipaard van Numansdorp is ongekend hoog. WielerFlits zocht in een portret uit waarom.
Een rustige killer met harde kop
Kooij (17 oktober 2001) werd geboren in het Zuid-Hollandse Numansdorp en groeide zodoende op in de Hoeksche Waard. Voor hij bij Jumbo-Visma terechtkomt, staat hij te boek als schaatstalent. Begin 2019 eindigt hij nog als tweede op het NK Allround. Bij de junioren wint hij dat jaar massasprints in (inter)nationale koersen bij talentenfabriek Willebrord Wil Vooruit. Hij maakt daarna de overstap naar het dan nieuwe opleidingsteam van Jumbo-Visma. Kooij wint meteen zes keer, waaronder een profzege in Coppi & Bartali. Begin 2021 hevelt de ploeg hem over naar de WorldTour en debuteert hij in Omloop Het Nieuwsblad.
Als alles zo snel gaat, zou je naast je schoenen kunnen gaan lopen. “Sprinters staan vaak bekend als heethoofden. Maar de spurters die ik heb gekend, waren juist heel rustige jongens”, zegt Jos van Emden, een van de meest ervaren Jumbo-Visma-renners. “Olav past daar precies in. Hij heeft veel talent en hij is in zijn doen en laten ook al veel ouder dan dat je zou denken. Ik heb niet het gevoel dat ik met iemand van twintig jaar op pad ben, die mijn zoon zou kunnen zijn”, grijst de tijdritspecialist. “Zonder gekheid: het gaat heel erg goed met hem. Olav weet heel goed wat hij wil. Hij heeft het in zich om het ver te gaan schoppen.”
“Olav is een jongen die je moeilijk zat kunt zijn”, glimlacht ploegmaat én kameraad Mick van Dijke. “Het is echt een heel rustige, gezellige jongen. Je kan een grapje met hem maken, maar in koers verandert dat. Dan is het volle focus. Het is in ieder geval geen druktemaker. Zijn sterke eigenschap is dat hij heel fanatiek is. Olav heeft – net als ik – een enorme winners drive. Desondanks blijft hij altijd heel rustig, waardoor hij vaak de juiste beslissing neemt. Keer op keer. Als hij zijn lead out kwijtraakt, kan hij zelf alsnog een goede positie verwerven. Olav is een heel slimme renner, met het gevoel om te winnen. Als hij de laatste vijf kilometer in rijdt, weet hij precies wat-ie doet. Ook als het hectisch en lastig is.”
Desondanks staat er een harde kop op die rustige jongen. Robert Wagner werkt sinds zijn komst bij Jumbo-Visma intensief met hem samen. Half mei komt Kooij lelijk ten val in de Ronde van Hongarije, waarbij een schijfrem een centimetersdiepe jaap in zijn kuit aanbrengt. Met een vers litteken belt Kooij toch naar Wagner op of hij niet de Heistse Pijl en de ZLM Tour kan rijden. Met daarbij de volgende boodschap: ‘Ik kan daar winnen’. Dat onderstreept volgens de Duitser zijn mentaliteit. Met amper twee weken training in de benen en nóg een val in België, wint hij drie ritten en alle klassementen in de ZLM Tour.
Geen sprinterslijf
We staan aan de vooravond van het WK U23 in Wollongong, waar Kooij zomaar eens een gooi naar de wereldtitel kan doen. Inmiddels boekte hij in de Ronde van Polen zijn eerste WorldTour-zege en in de Ronde van Denemarken klopte hij twee keer de beste spurter uit de Tour de France, Jasper Philipsen. Toch past het predicaat sprinttalent of topsprinter niet op het lijf van Olav Kooij. Letterlijk zelfs, want hij heeft helemaal niet de bouw van een snelheidsduivel. Geen dikke bovenbenen en kuiten, ziet ook Wagner. “Hij hoort bij de categorie sprinters die wat scherper staat, minder gespierd is en makkelijker bergop gaat.”
“Dylan Groenewegen en Fabio Jakobsen zijn andere type spurters”, gaat de Nederlands pratende Duitser verder. “Bij dat soort jongens ben je altijd een beetje bang in het hooggebergte, hoe ze dat verteren. Het is spannend richting de toekomst, omdat Olav zich nog gaat ontdekken. Ik denk ook dat hij voor een deel richting de klassiekers zal gaan. Hij kan een klimmetje redelijk goed aan en de komende jaren zal hij daarin verder groeien. Wat hij ook voor heeft, is dat hij makkelijk zijn weg kan vinden in een sprintvoorbereiding. Hij kan ook zaken alleen oplossen of rechtzetten, zonder trein. Olav heeft dat inzicht, dat instinct.”
Van Emden werkte sinds zijn profdebuut in 2008 onder meer samen met sprinters als Óscar Freire, Theo Bos, een jonge Michael Matthews, Moreno Hofland, Danny van Poppel en ook Groenewegen. “Olav lijkt op geen een van die mannen”, vindt de ancien van de ploeg. “Qua postuur is hij niet te vergelijken met Dylan. Ik denk dat Olav een completere wielrenner is. Met daarbij wel heel veel snelheid. In eerste instantie dacht ik niet dat hij de kant van Dylan zou opgaan. Maar dit jaar is hij wel echt héél snel. Alleen heeft Olav wel de bouw om ook wat beter omhoog te rijden. Hij moet vooral doen waar hijzelf denkt heel goed in te zijn.”
Een topsprinter wil Wagner hem nog niet noemen. “De waardes die hij rijdt in de spurts zijn absoluut fantastisch. De beslissingen die hij in fracties van een seconde neemt, die gaan om winnen of verliezen. Maar jongens als Fabio en Dylan zijn in een direct duel op dit moment nog wel sneller dan Olav. Al moet volgens mij het beste nog komen. Ik heb in het verleden samengewerkt met Daniele Bennati. Dat was ook een sprinter die heuvels kon overleven en ook aanwezig was in de klassiekers. Olav gaat meer die kant op, denk ik. Maar we gaan het zien, hij is nog op ontdekkingstocht. Alleen ziet het er wel heel erg rooskleurig uit, vind ik.”
Kooij verbaast Jean-Paul van Poppel
Om ook een goed beeld van Kooij buiten de ploeg te krijgen, laat Jean-Paul van Poppel desgevraagd zijn licht over de jonge snelheidsduivel schijnen. Van Poppel senior geldt als een van de beste sprinters die Nederland ooit had. “Ik verbaas me over hem. Iemand die pas twintig jaar is en zichzelf al heeft uitgevonden als een jongen van de pure snelheid. Hoe hij op zijn leeftijd al sprint tegen gerodeerde profs en hen weerstand biedt, dat zegt wel iets. Ik vind dat Jumbo-Visma hem veel kansen geeft in kleinere koersen. Zo ontwikkelt-ie zich goed. Maar als hij goed genoeg is om mee te doen met de beste sprinters, laat hem dan ook eens zijn neus aan het venster drukken in de eerste week of twee weken van een grote ronde.”
Van Poppel beaamt dat Kooij op het eerste oog inderdaad niet het postuur van een sprinter heeft. “Als je kijkt naar de echt grote topsprinters, dan kan dat nog komen. Toen Mario Cipollini destijds zijn entree maakte in het profpeloton, was het een heel iel mannetje. Dat zou je nu niet meer zeggen. Maar ook hij had geen sprinterskuiten onder zijn lijf, wel bovenbenen overigens. Die dikkere benen, die heeft Kooij niet. Voor hem maakt dat blijkbaar niet uit. Als je hem naast Groenewegen legt, dat is een spurtbom pur sang. Kijk je naar Kooij, dan zie je dat hij een heuveltje over kan. Ik ben heel enthousiast over hem, ja!”
Oefening baart kunst
Jumbo-Visma brengt het Nederlandse toptalent rustig. Toch is sportief directeur Merijn Zeeman duidelijk: Olav Kooij is de nummer één sprinter van de ploeg. Ze werken met hem aan de lange termijn. Zo krijgt de jongeling sinds zijn profdebuut ook veelal dezelfde lead out mee. In tegenstelling tot wereldtoppers als Maximiliano Richeze, Fabio Sabatini of Michael Mørkøv, is Kooijs loods veel minder ervaren en zelfs bijzonder jong. Mick van Dijke (22) moet met hem een tandem gaan vormen de komende jaren. “We hebben al veel mooie zeges geboekt, samen. Ook tegen grote namen. Ik vind het mooi om voor Olav te werken.”
“Kooij en ik zijn goede vrienden”, gaat de Zeeuw verder. “Al vanaf het begin klikte het goed en sindsdien werken we ook samen. We wonen ook in hetzelfde complex in Riemst (België, red.). Dat heeft onze band hechter gemaakt en dat is belangrijk in een sprint. We weten wat we aan elkaar hebben. Die band maakt het proces makkelijker. Het klopt dat ik nog niet veel ervaring heb. Dat is ook waarom Jumbo-Visma ervoor kiest om mij samen op pad te sturen met Kooij. We willen een patroon zien, dat ik zo vaak mogelijk zijn lead out kan doen. Dat we weten hoe we reageren. Olav laat mijn wiel nooit los. Ik denk dat ik de power heb en het inzicht om te weten wat ik moet doen. Nu moet ik nog efficiënter en constanter zijn.”
Van Emden ziet ook dat de twee jonkies elkaar goed aanvullen. “Ik zie in Mick een goede lead out, later. Hij kan ook nog alle kanten op. Zijn klassiekercampagne als neoprof vond ik heel goed. Alleen dat kan heel goed samengaan met een rol als sprintloods, kijk maar naar Mike Teunissen. Ze moeten het sprintvak nog wel meer leren en ontdekken. De beste leerschool is in koersen zoals de ZLM Tour, om het gewoon te doen. En het dan vaak te laten mislukken, eigenlijk. Als ze straks op een hoger niveau gaan sprinten, moeten ze de basis uit de kleinere koersen onder de knie hebben. En vooral: leren accepteren dat het niet altijd gaat zoals het moet. Massasprints zijn wasmachines. Onthoud dat er morgen altijd weer een kans is.”
Als het aan Van Dijke ligt, gaan hij en Kooij nog veel vaker samen op pad. “Als lead out of samen in de klassiekers? Het liefst allebei!”, lacht de tweedejaars prof. “Olav kan klassiekers ook heel goed aan. Omdat hij zijn kracht met zijn slimheid samenbrengt, kan hij altijd heel ver komen. Dat werk zou ik ook graag met Olav doen. Maar ik denk vooral dat hij een topsprinter is. Ik denk dat zijn toekomst daar ligt. We zijn allebei nog jong, dus of dat ook echt zo gaat zijn moet nog blijken. Alleen gaat het tot nu toe in de spurts wel heel goed.”
Droogte in de lente
De vraag of hij een topsprinter is, leggen we ook de hoofdpersoon in kwestie zelf voor. “Dit jaar ben ik wel weer een stapje dichterbij de top gekomen”, zegt Kooij. “Vorig jaar ging het al heel goed op .1-niveau en met de kansen die ik dit jaar gekregen heb, hoopte ik door te kunnen stoten. In wedstrijden als de UAE Tour en Tirreno-Adriatico merkte ik meteen al dat ik sterker was en niet al te ver van de absolute top af zat. Daarna heb ik weer veel rondjes van .1- en .Pro-niveau gereden. Daarvan weet ik inmiddels dat ik daar kan meedoen voor de zeges. Hopelijk ben ik op de goede weg. Het gaat in ieder geval supersnel de laatste jaren.”
Kooij blijft in ieder geval met zijn voetjes op de grond. “Op alle gebieden heb ik nog wel wat te leren. Zowel in de sprints zelf als in de voorbereiding daar naartoe. Als dat laatste lukt, kun je wat frisser aan je sprint beginnen. Daardoor kun je dat ook weer sneller leren. Door het rijden van veel finales, ga ik dat steeds beter aanvoelen. Ook mijn ploeggenoten leren mij als sprinter zo steeds beter kennen. Al is dat een proces dat nooit stopt, denk ik. Dat ik niet het postuur heb van een echter sprinter? Goh, het moet vooral hard gaan. Iedereen heeft zijn eigen fysiek. Je hoeft niet per se geblokt te zijn om massasprints te winnen.”
“Olav is een heel speciale renner. Hij moet zijn 21ste verjaardag nog vieren, dit jaar. Als je dan dit al kunt laten zien, op dit niveau…”, stipt Wagner aan. Volgens hem zou Kooij weleens de eerste Nederlander sinds Hennie Kuiper in 1985 kunnen zijn, die Milaan-San Remo wint. “Daar zie ik Olav net even iets verder komen – in de toekomst, dan – dan Fabio of Dylan, op dit moment. Al geldt voor Olav wat ook voor hen geldt: Milaan-San Remo blijft voor sprinters altijd spannend. Zeker de laatste paar jaar is een massasprint op de Via Roma een heel lastig verhaal. Maar met zijn kwaliteiten denk ik dat La Primavera Olavs koers zou kunnen zijn.”
Zelf droomt hij vooral van etappes in de grote rondes. “Dat is waar je als sprinter vooral wilt scoren, op het hoogste toneel laten zien dat je kan winnen. Dat is mijn stip op de horizon. Maar er zijn ook zeker koersen in het voorjaar die ik zie zitten. Milaan-San Remo inderdaad, maar ook Kuurne-Brussel-Kuurne en Gent-Wevelgem zijn supermooie klassiekers die snelle mannen aantrekken. Ik focus me nu in ieder geval eerst op mijn sprints. Het is afwachten of ik ook in de klassiekers mijn kans kan gaan. Dat valt ook samen met sterker worden en of dat dan daadwerkelijk binnen mijn mogelijkheden past. Al droom ik daar ook van, absoluut.”
Wat goed is, is snel.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.