Olympische Spelen: Het parcours van de mountainbike-wedstrijd ontleed door Bart Brentjens
Video Komende maandag en dinsdag strijden de mountainbikers om olympisch goud. Niet in Tokio, maar in de stad Izu. Toch zo’n 130 kilometer ten zuidwesten van de Japanse hoofdstad; daar bevindt zich het Japanse wielersportcentrum. Een uitdagend parcours en door specialisten bestempeld tot de zwaarste olympische omloop ooit. Samen met oud-olympisch kampioen Bart Brentjens ontleedt WielerFlits het parcours waar Mathieu van der Poel, Anne Tauber, Anne Terpstra en Milan Vader komende week jacht maken op goud. “Eigenlijk moet je het hele parcours zien als een grote Japanse tuin, het is super mooi aangelegd”, omschrijft hij.
Overzicht van het parcours
Brentjens werd in 1996 de allereerste olympisch kampioen op dit onderdeel. In 2019 bezocht hij het parcours al eens, toen het Test Event er plaatsvond. Naderhand is er niet veel meer gesleuteld aan de omloop. Ook deze week is hij van de partij. Er rijden een aantal atleten uit zijn ploeg mee en tevens schuift hij misschien als co-commentator aan bij Jeroen Koster tijdens de liveuitzending van de NOS. Samen met Brentjens nemen we het parcours – een omloop van 4,1 kilometer met 150 hoogtemeters – van start tot finish onder de loep. Dat doen we puntsgewijs; het parcours is namelijk op te delen in tien verschillende secties.
1. Startstrook
“De renners starten op een brede asfaltstrook. Het is meteen een van de schaarse lange, rechte stukken in het parcours. Op iedere startrij staan acht renners, zoals gebruikelijk. Er staan slechts 38 deelnemers aan de start, dus je hebt vier en een halve startrij. Dat is voor iedereen te overzien. De startstrook loopt vals plat omhoog. Na de startronde is dit een strook in het parcours waar je heel eventjes tot rust kunt komen. Verder is het écht heel erg veel draaien en keren of met bochten en doorlopende bochten waar je mee moet trappen. Je moet constant heel alert zijn. Er is weinig tijd om te eten en drinken, maar dat is wel een absolute must gezien de weersomstandigheden en de luchtvochtigheid.
Of die grasstrook een ‘moetje’ is tussen de twee asfaltstroken? Nee, dat is niet nodig. Ze hadden ook rechtdoor kunnen blijven rijden. Ik weet niet waarom ze het zo hebben aangepakt. Na die grasstrook volgt in ieder geval een brede, lopende bocht. Dan verlaten de renners het asfalt en komen ze daar ook niet meer op terug. Er volgt meteen een heel steil hellinkje op Japans tuingras. Ze zullen dat voor de Spelen wel heel mooi kort maaien, zoals je dat ook wel ziet op een golfbaan.”
Startposities
De startposities zijn bepaald op basis van de olympische UCI Ranking. Milan Vader start bij de mannen als laatste op de eerste startrij. Mathieu van der Poel start als eerste van de tweede startrij. Tom Pidcock start als vierde van de vierde rij. Bij de dames starten beiden als derde van hun rij; Anne Terpstra staat op de voorste rij, Anne Tauber op de tweede rij.
2. Amagi pass
“Na dat klimmetje begint de zogenoemde Amagi Pass. Dat begint bovenop de helling met twee lijnen. Daarna volgen wat boomstammen en stenen, voordat je een korte afdaling ingaat. Het is hier weliswaar breed en je hebt zeker in de beginfase weinig singletracks, maar er is wel maar één goede lijn tussen de stenen. Als er een opstopping is of iemand voor je rijdt niet hard genoeg, dan kun je een andere lijn rijden om te passeren. Voordat de eerste singletrack begint, heb je wel de ruimte om je positie te vinden. Na een sneller lopend stuk in licht dalende lijn – dit ligt paralel aan de startstrook, maar dan in omgekeerde richting – duik je vervolgens voor het eerst een korte, steile afdaling in.
Hierna heb je ook weer een redelijk breed stuk waar je elkaar kunt passeren. Vooral in de beginfase kan dit handig zijn, als iedereen nog niet op z’n plek ligt. Hier rijden alleen de allerbeste mountainbikers ter wereld. Als iedereen aan het knokken is om als eerste aan de singletrack omhoog te beginnen die hierna volgt, kunnen er problemen ontstaan. Dan volgt dus een ietwat langer klimmetje – althans, voor dit parcours; de rest is steil, maar écht kort. Neem nu het parcours dat er op Watersley ligt in Limburg: daar zijn de klimmetjes misschien zelfs wel langer. Na de eerste bocht bergop blijft er nog maar één lijn over. Inhalen kan daarna niet. De singletrack blijft daarna ook zo in de technische afdaling, die de renners het bos inbrengt. Vlak nadat je het bordje met nog drie kilometer te gaan ziet, kom je in het volgende deel van het parcours.”
3. Joren
“Dat is de eerste grote, technische rock garden op het parcours, met de echt grote rotsblokken. Je moet je voorstellen dat het drie grote stenen zijn van een meter hoog ongeveer en dan drie op elkaar. Dat is een flinke hoogte, bijna van een gewoon huis. De stenen liggen natuurlijk wel in een helling. Maar als je hier te voet staat en je wilt met je fiets naar beneden, dan gaat je dat niet lukken. Zo steil en zo moeilijk is dat. Het is een heftige. Voor de heren is-ie toch wel goed te doen. Maar moet je hier de B-lijn (de iets makkelijkere route, red.) kiezen, dan is die ook heel moeilijk. Sommige dames zullen daar misschien voor kiezen, maar daar verlies je veel tijd – zeker een seconde of tien. Dat moet je niet doen. Daarna volgt de tech/feed zone. Die is weliswaar vlak, maar veel te kort om te herstellen.”
“Na dat stuk volgt een nieuw, kort klimmetje. Veel ruimte om elkaar te passeren is er niet, zeker richting de top. Daarna volgt dan een wat open, vlakke strook. Hier zou je wel heel eventjes op adem kunnen komen. Vervolgens krijg je weer een heel mooi stuk. Je duikt dan het bos in. Dat is heel natuurlijk met veel bomen, veel verschillende lijnen en off camber (waarbij het pad over de breedte schuin afloopt, red.). Daarna krijg je ook maar een heel kort afdelinkje, heel steil omlaag. Dan krijgen we weer een klim en die loopt voor Tokio-normen wel redelijk lang door. Dat stuk is zwaar. Je kunt er wel inhalen. Je krijgt daarna een stukje met een paar stenen waar je overheen moet. Dan krijg je weer een stuk off camber, voordat je op een breder stuk komt bovenop de klim. Daarna trekt het vals plat omhoog door. Daar is het wat breder en kun je weer makkelijker passeren.”
4. Chopsticks
“De afdaling die daarna volgt, gaat op redelijke snelheid over een aantal obstakels, rotsblokken en boomwortels. Bijtrappen gaat daar lastig. Hier is het vooral de goede lijn kiezen en geconcentreerd de goede lijn blijven volgen. Na de snelle, technische afdaling kom je op een strook terecht waar je weer kunt passeren. Dat loopt naast een strook asfalt van het wielerparcours waarbinnen de mountainbike-omloop ligt. Je krijgt daarna een singletrack, waar je veel snelheid kan en moet maken voor de volgende sectie die eraan komt.”
5. Sakura Drop
“Dat is het paradepaardje van dit parcours, de grote zogenoemde Sakura Drop. Daar zullen de fotografen zich graag opstellen, want aan de zijkant kijk je op de achtergrond uit op Mount Fuji. Ondanks dat de drop best heel hoog is, is-ie niet heel moeilijk. Als je er de eerste keer komt aanrijden, dan moet je je angst wel even overwinnen. Je ziet namelijk allen de opstaande steen en dan spring je als het ware in een blind gat. Je kunt er heel goed landen, maar de afdaling daarna gaat supersteil omlaag. Ze hebben dat wel erg mooi gebouwd. Ook hier heb je overigens een B-lijn. Maar als je die neemt of moet nemen, dan kun je een medaille vergeten. In welke ronde dan ook. Die B-lijn is ook echt niet eenvoudig en je maakt er veel minder snelheid. Daar verlies je minstens twaalf seconden op tegenstanders die wel blind van de drop af vliegen.
Vlak nadat je het bordje met nog twee kilometer te gaan gepasseerd bent, krijg je weer een heel mooi gedeelte van het parcours. Er zijn daar een soort terrassen gebouwd, waar je kunt kiezen uit twee lijnen. Een flowy afdaling met een aantal jumps erin, waarvan twee double jumps op het eind. Je kunt hier het beste de rechter, onderste lijn pakken. Op het einde van dit deel kom je dan namelijk beter uit, want dan rijd je eigenlijk tegen een muur aan. Dat is gruwelijk steil, al je snelheid is er daar meteen uit. Als je daar de andere lijn pakt, kom je er met iets minder snelheid aan en kan het zo zijn dat je van de fiets moet. Daar volgt dan een wat langer vlak stuk, waar je heel even de benen kunt losschudden en wat kunt drinken. Daarna duik je weer een beetje een off camber-afdaling over losse grond in. Da’s wel een mooie. Als het al nat is door de regen, kan die afdaling ook best wel lastig zijn.”
6. Wasabi
“Eenmaal beneden, ga je daarna weer steil omhoog. In mijn ogen is dat de zwaarste klim van het parcours. Ondanks dat deze sectie Wasabi heet, is het ook weer niet heel pittig. Het is wel behoorlijk steil en hij loopt een beetje schuin weg. Ze hebben er een soort van kasseien opgelegd, om de grond een beetje vast te houden. Dat maakt dit een van de lastigste klimmetjes van het olympisch parcours. Hier kun je een beslissing forceren, al denk ik dan juist dat het er niet gebeurt. Persoonlijk verwacht ik dat er iemand ergens gaat bezwijken onder de druk van zijn tegenstander. Het krachtsverschil gaat hier mijns inziens voortkomen door diegene met de langste adem. Ik verwacht niet dat een splijtende demarrage bergop de beslissing brengt voor goud. Survival of the fittest, zeg maar.”
7. Odoriko trail
“Na de Wasabi-klim krijg je een wat langere afdaling met een aantal verschillende aspecten. Het blijft veel draaien en keren, je hebt te maken met een aantal boomwortels, een paar stukken off camber en een paar singletracks, een stenenrij en een jump gevolgd door een houten bruggetje. Je slingert op snelheid naar een volgend kort klimmetje toe, met drie steile haarspeldbochtjes. Je komt daar weer bijna helemaal tot stilstand. Die bochten krijg je vervolgens ook in de afdaling voor je kiezen. Na opnieuw een klein bruggetje, volgt in dalende lijn een lopende bocht. Hier kun je bijtrappen. Daarna volgt een lange, ietwat oplopende rechte strook naar het bordje van de laatste kilometer. Daar kun je bijvoorbeeld wel een demarrage plaatsen en daarna goed tempo rijden, om het gat te kunnen slaan. Na een ultrakort stukje met een gravelondergrond, rijdt je opnieuw de tech/feed zone binnen.”
8. Karesansui
“Na de tech/feed zone rijden de renners weer terug het bos in. Ze beginnen daar weer aan een redelijk lang klimmetje, maar die loopt wel redelijk goed. Hij is ook niet heel lastig. Maar eenmaal boven wacht de volgende uitdaging, want dan krijg je de tweede rock garden. Hij is wel makkelijker en beter te doen dan de eerste rock garden aan het begin van het parcours, die is echt moeilijk. Ook hier zijn er weer verschillende lijnen mogelijk. Maar eerlijk is eerlijk: als je deze rock garden een keer geoefend hebt, stelt het niet zo heel veel voor. Het is mooi aangelegd, maar ik denk dat daarin meer energie is gestopt dan dat het de renners straks kost. Het ziet er mooi uit, maar het effect ervan in de wedstrijd zal niet groot zijn.
Kort daarna heb je wel weer een lastig punt. Daar rijd je omhoog, op een verzameling stenen af. Dat is zo groot, dat je niet kunt zien wat erachter is. Je rijdt die steen dus vol op en daarna vol af. Omdat je niets ziet, is je eerste reactie dat je moet remmen. Maar dat hoeft hier niet. Als je het goed verkend dan weet je dat je erover heen kunt rijden en dan is er eigenlijk niets aan de hand. Daarna volgt een langere, makkelijke, soepele en snelle afdaling. Dat is een best goed lopend stuk met doorlopende bochten. Ook hier zitten geen lange rechte stukken in, of liggen er stenen in een bocht waar je overheen moet wippen. Maar het is niet zo dat je daar even vijfhonderd meter ongeconcentreerd kunt rondfietsen. Dat is er zeker niet bij daar.”
9. Izu Peninsula
“Na die afdaling volgt de laatste hindernis van deze omloop. Je draait rechtsaf het laatste bruggetje op, waardoor je met weinig snelheid aan het slotklimmetje begint. Die is wederom heel steil. Je komt er maar net boven. Het is daarnaast een onnatuurlijk pad. In het Test Event hebben ze dat toen helemaal losgereden. Destijds zeiden ze dat ze dat wilden prepareren met een soort gravel. Ze wilden niet hebben dat iemand in de laatste ronde daar een voet aan de grond moet zetten en de olympische strijd op die manier in een beslissende plooi valt. Maar donder en vrijdag heb ik op het parcours geconstateerd dat er niets meer is veranderd. Het ligt er op dit moment droog en stoffig bij.”
10. Finishstrook
“Je komt buiten adem aan van de Izu Peninsula. Daarna volgt de finishstrook. Die loop weer vals plat omhoog. Als je daar nog met z’n tweeën zit, je bent gewoon nog sterk en je kunt goed sprinten: dan ga je die andere wel kloppen. Aanvallen op dat allerlaatste klimmetje voor de finishstrook heeft weinig zin. Daarvoor is het te kort. Stel dat Van der Poel en Pidcock daar samen aankomen, dan moet je de sprint vrijwel uit stilstand beginnen.
Ik denk dat Van der Poel in die situatie de beste papieren heeft. Hij is het beste in accelereren. Pidcock kan dat ook. Maar iemand als Matthias Flückiger moet wel proberen om ergens aan te vallen. Ook niet op Izu Peninsula trouwens, want dan is-ie te laat. Maar laten we hopen op het eerste scenario. Binnen de mogelijkheden hebben ze hier in ieder geval een prachtig parcours neergelegd. Ook in Japanse stijl aangekleed, dat vind ik mooi!”
Verwacht de komende dagen uitgebreide voorbeschouwing op de mountainbike-wedstrijden bij de mannen en vrouwen. Ook zul je dit weekend interviews met de Nederlandse selectie lezen. Houd WielerFlits goed in de gaten!
Om te reageren moet je ingelogd zijn.