Opvolger gezocht voor bondscoach Sven Vanthourenhout: welke vaardigheden zijn cruciaal?
Foto: Cor Vos
donderdag 3 oktober 2024 om 08:00

Opvolger gezocht voor bondscoach Sven Vanthourenhout: welke vaardigheden zijn cruciaal?

Special Sven Vanthourenhout laat een grote leegte achter bij de Belgische wielerbond. De bondscoach was sinds 2017 selectieheer van de veldrijders, maar vanaf 2020 begeleidde hij ook de beloften en mannelijke profs op de weg. In die periode pakte hij over alle kampioenschappen heen liefst 99 medailles, waardoor hij meer dan zijn stempel heeft gedrukt op het Belgische wielrennen van de afgelopen jaren. Maar wat maakt Vanthourenhout nu zo’n goede bondscoach, en – nog belangrijker – over welke eigenschappen moet zijn opvolger dan beschikken?

Dat laatste is een vraagstuk dat het best wordt beantwoord door mensen die al lang in het vak zitten. Carlo Bomans (61), bijvoorbeeld. De Limburger volgde in 2005 José De Cauwer op als bondscoach van België, won de wereldtitel met Philippe Gilbert in 2012 en nam afscheid in 2016. Nadien bleef hij bij de bond aan de slag als jeugdcoach. Hans De Clercq (55) bekijkt de situatie dan weer langs de kant van de ploegen. Sinds 2011 is hij immers sportdirecteur bij Flanders-Baloise, waarbij hij vele huidige toppers naar een profcarrière piloteerde. Wij belden de twee op en legden hen de situatie voor.

1. Intens contact met renners en ploegen

Vanthourenhout werd bij de meeste renners steevast geroemd om zijn people management. Een niet te onderschatten eigenschap volgens De Clercq. “Een bondscoach ziet zijn renners al niet veel. Dus is het zaak om met alle renners voldoende contact op te nemen. Een coach moet heel communicatief zijn en geen schrik hebben om ook lastige boodschappen over te brengen. Renners moeten weten waar ze aan toe zijn. Wat ik hoor van de coach die voor hem aan de slag was (Rik Verbrugghe, red.), daar hadden ze geen contact mee. Dat kan je als coach eigenlijk niet maken.”

Bomans benadrukt dan weer dat die contacten niet alleen met de renners, maar ook met de ploegen vlot moeten lopen. “Aan de conditie van je renners kan je in principe weinig doen, want de trainers zitten bij de ploegen. Maar het is wel heel belangrijk om te overleggen hoe de programma’s van de renners er gaan uitzien. Ploegen maken meestal de programma’s in functie van hun eigen doelen en zien het dan wel richting een eventueel WK. Daarom is het belangrijk om goede afspraken te maken, tijdig te informeren wie beschikbaar is voor welk kampioenschap en in welke vorm. Dat heeft Sven altijd heel goed gedaan, vind ik.”

De bondscoach kreeg zijn renners op één lijn – foto: Cor Vos

“Voor een WK of Olympische Spelen is iedereen meestal wel vrij om mee te gaan, dat is nog het gemakkelijkste. Maar voor een EK is het altijd een beetje vechten om je ploeg samen te krijgen. Omdat de ploegen dat veel minder belangrijk vinden, sturen ze hun kopmannen liever naar de WorldTour-koersen in Canada. Je bent heel afhankelijk van de wil van die ploegen. Juist daarom moet je zo’n goed contact met hen hebben of ontwikkelen. Als bondscoach van de beloften is dat nog erger. Probeer maar eens renners van de Development Teams los te krijgen voor de Ronde van de Toekomst of Nations Cups met de federatie.”

2. Teamgeest kunnen smeden

We moeten er niet flauw over doen: ondanks dat Vanthourenhout in veel zaken uitblinkt en daarom ook op de interesse van topploegen als UAE Emirates en Soudal Quick-Step kan rekenen, kreeg hij ook gewoon een ijzersterke generatie om mee samen te werken. De toppers in zowel het veldrijden als op de weg, leken wel aan de bomen te groeien in België tijdens de voorbije jaren. Maar toch hangt ook daar een lastigheid aan vast. Dat hij Remco Evenepoel en Wout van Aert telkens op één lijn kreeg en recent nog Tim Merlier én Jasper Philipsen mee kon nemen naar het EK zonder problemen, is bewonderenswaardig.

“Je moet goed kunnen omgaan met vedetten”, vindt De Clercq. “Die toppers rijden het hele jaar door tégen elkaar, hoe krijg je hen dan zo ver om hen in één specifieke wedstrijd voor elkaar te laten rijden? Je hebt dan ook nog de pseudo-vedetten, die denken dat ze kopman kunnen zijn. Hun ambities moet je kunnen downsizen, zonder dat die renners daar een groot probleem van maken. Dat is ook het moeilijke aan zo’n generatie toppers. Het was makkelijker om in 2005 wereldkampioen te worden met één duidelijke kopman, Tom Boonen, en alle renners rond hem te laten draaien dan veel toppers te laten samenwerken.”

Volgens Bomans moet dat vooral voor de wedstrijd gebeuren. “Ik heb zelf weinig problemen gekend in de jaren dat ik Tom Boonen en Philippe Gilbert samen als kopman naar WK’s bracht, omdat alles op voorhand goed werd doorgesproken. Dat moet ook. Vanaf de oortjes werden verboden, kon je als coach tijdens zo’n wedstrijd geen actie meer ondernemen. Maar eerlijk? Je kan ook nooit op voorhand 101 mogelijke situaties aan je renners vertellen. Er gebeuren valpartijen, er zijn renners die zich toch niet goed voelen, et cetera. Je moet er van uitgaan dat iedereen zich professioneel gedraagt en dat op voorhand uitdragen.”

Ook op performance-gebied kan je het verschil maken – foto: Cor Vos

3. ‘Mee’ zijn

Ten derde zijn er nog een aantal zaken waarmee je als bondscoach het verschil kunt maken op performance-gebied. Dat had Vanthourenhout goed begrepen. Omdat hij zelf nog niet zo lang was gestopt als actieve renner – de West-Vlaming hing pas in februari 2016 zijn fiets aan de haak – stond hij dicht bij zijn renners en wist hij wat zij nodig hadden of verlangden. Dat is iets wat onze analisten ook graag bij zijn opvolger zouden zien.

“Natuurlijk worden de meeste zaken nog steeds geregeld van hun merkenploegen uit”, stipt De Clercq aan. “Maar toch kan je in die drie à vier dagen dat je hen bij je hebt wel degelijk iets toevoegen.” Bomans beaamt: “Je moet als coach een goede organisatie kunnen neerzetten, waardoor renners in die periode over alles beschikken wat ze willen. Denk maar terug aan Parijs, waar hij zelf met de persoonlijke matrassen van de renners ging sleuren. Dat zijn van die kleine performance-puntjes die de renners graag hebben.”

“Je moet er voor zorgen dat die dingen voor handen zijn en dat op voorhand met je renners aftoetsen. Je kan dan ook zorgen dat de renners hun vertrouwde verzorgers en mecaniciens rond zich hebben, die ze kunnen meenemen van de ploegen”, aldus Bomans. “Maar dat wist Sven altijd goed. Hij kon nog met die mannen meefietsen op training, hij heeft met velen nog gekoerst. Het is belangrijk dat je een coach hebt die mee is met de huidige tijd. Er is zo veel veranderd ten opzichte van tien jaar terug, op alle mogelijke vlakken.”


Naast deze eigenschappen, gingen we met de twee ook in op specifieke kandidaten die bondscoach Sven Vanthourenhout zouden kunnen opvolgen. Het vervolg op dit interview lees je donderdagochtend op WielerFlits.

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.