Ploegleider Proximus-Cyclis: “Minder grote namen vallen nog uit de boot in WB-discussie”
Interview De discussie over de hervorming van de Wereldbeker wordt nog te vaak gedomineerd door de grote namen, vindt Gert Vervoort, ploegleider van de Proximus-Cyclis-ploeg van Loes Sels en talenten Meg De Bruyne en Kiona Crabbé. “Wij moeten wekelijks knokken om ze überhaupt te mógen rijden, en dat is niet altijd gemakkelijk”, aldus Vervoort.
Proximus-Cyclis-Alphamotorhomes is een respectabele opleidingsploeg binnen het Belgische veldrijden, die de afgelopen jaren talenten als Shirin van Anrooij, Kata Blanka Vas en recent nog Gerben Kuypers afleverde aan de top van de cross. “Tot nu toe zie ik, zowel bij de UCI als collega-ploegleiders, alleen maar stemmen die het hebben over de top 5 en top 10. Enkel de namen van Thibau Nys, Mathieu van der Poel, Wout van Aert en Eli Iserbyt worden genoemd, maar laten we eens kijken naar de renners daaronder. Er is meer dan enkel de top 10 in de cross.”
Volgens Vervoort is het voor zijn rensters op dit moment veel te moeilijk om Wereldbekers te mogen rijden. Hij hekelt de huidige selectieprocedures die de federaties hanteren. “Ook al rijd je keigoed: als je niet in de top-50 van de UCI-ranking staat, zitten er geen buitenlandse Wereldbekermanches voor je in (in de Belgische manches mag de bondscoach een dubbele selectie afvaardigen, red.). Zo simpel is dat.”
Scheef puntensysteem
Een manier die veel renners hanteren om alsnog in de top 50 te geraken, is de minder bezette C2-crossen in het buitenland meepikken. Daar zijn dan relatief ‘gemakkelijke’ punten te verdienen, maar juist dat is volgens Vervoort het probleem. “Afreizen naar het buitenland kost veel geld en tijd, enkel en alleen voor UCI-punten. Dat is toch niet goed? Ik zal je een goed voorbeeld geven: wij hebben met Kiona Crabbé een talentvolle crosster. Ze wordt vijfde op de Koppenberg, wat bewijst dat ze iets kan. Maar toch geraakt ze niet in de Wereldbekerselecties.”
“Waarom? Enkel en alleen omdat ze niet altijd de mogelijkheden heeft om in pakweg Frankrijk of Denemarken te gaan crossen. Haar ouders werken dikwijls en haar entourage kan niet altijd mee. Ze heeft wel de fysieke capaciteiten om op het podium te staan in C2-crossen in het buitenland, maar is het slachtoffer van haar situatie. Dat is niet eerlijk.”
Wat Vervoort wil zeggen: rensters onder de top die sterk rijden in eigen land, hebben het vaak extra lastig om zich in een Wereldbekerselectie te knokken. “Rensters zoals Kiona pakken vooral het Belgische programma mee. Juist die crossen zijn het sterkst bezet, maar als je hier in België vijftiende wordt, levert dat amper UCI-punten op. Ze kan hier gewoon niet voldoende punten verdienen, ook al rijdt ze sterk. Dat puntensysteem zit compleet scheef, want als je datzelfde weekend in pakweg Roemenië gaat winnen, pak je wél de volle pot.”
Selectiewedstrijden en minder manches
De oplossing, is volgens Vervoort tweeledig. “In de jeugd wordt er gewerkt met ‘selectiewedstrijden’ voor Wereldbekerselecties. Dat wil zeggen: de bondscoach deelt op voorhand mee dat de selectie zal worden gemaakt op basis van de prestaties in pakweg de Koppenbergcross en Ruddervoorde. Dat lijkt me veel eerlijker, dus waarom voeren we dat niet bij de elites in? Nu gaat het te vaak om de punten en wordt het een budgettaire kwestie. Daar denken de grote ploegen en de UCI te weinig over na.”
“Daarnaast is het belangrijk om de Wereldbeker in te krimpen.” Dat is natuurlijk een geluid dat eerder ook bij Sven Nys, Bart Wellens en Jurgen Mettepenningen weerklonk. “Een Wereldbeker moet iets unieks zijn. Dat kan alleen met minder manches. Dan blijft het ook voor iedereen haalbaarder om die verplaatsingen te maken. Want in tegenstelling tot C2-crossen zijn de Wereldbekers dat wél waard, omdat er voldoende prijzengeld is. Ook voor renners buiten de top 10.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.