Rio 2016: Voorbeschouwing mountainbike mannen
Als laatste wielerdiscipline op de Olympische Spelen, staat zondag om 17:30 uur de cross country op het programma. Vooral de Fransen en de Zwitsers mogen dankzij topfavorieten Julien Absalon en Nino Schurter de hoop op een gouden medaille koesteren. Toch is de bekendste naam aan het vertrek de wereldkampioen op de weg Peter Sagan. Kan hij het de full time mountainbikers lastig maken? WielerFlits blikt vooruit.
Historie
Een ellenlange olympische traditie heeft het mountainbiken niet. Pas sinds 1996 is de sport olympisch, maar in die korte periode hebben de Nederlanders – met name Bart Brentjens – zich al laten gelden. Brentjens kroonde zich in Atlanta namelijk tot de eerste olympische mountainbikekampioen ooit, door de Zwitserse wereldkampioen Thomas Frischknecht en de Fransman Miguel Martinez te verslaan. Martinez kende vier jaar later meer geluk. Hij werd de opvolger van Brentjens, die in Sidney de hoge druk op zijn schouders niet kon weerstaan.
In 2004 was op Griekse bodem het brons het hoogst haalbare voor Brentjens, want inmiddels was met Julien Absalon een nieuwe mountainbikelegende opgestaan. Absalon deed zijn kunstje in Peking nog eens over en zou pas in 2012 voor het eerst niet meedoen om de medailles op de Spelen. In Londen kreeg de Fransman al in de openingsronde af te rekenen met een lekke band net na de materiaalpost en gaf daarna op. De Tsjech Jaroslav Kulhavý maakte hier optimaal gebruik van. In een spannende sprint was hij de Zwitser Nino Schurter te slim af. Italiaan Marco Aurelio Fontana moest zich tevreden stellen met het brons.
Parcours
Het Mountain Bike Center in de Deodoro-zone, waar ook om de BMX- en kanomedailles gestreden werd, doet tijdens deze Spelen dienst als het olympisch parcours voor de cross country. Deze omloop is 4 kilometer en 850 meter lang en kent de nodige hoogteverschillen.
Ex-Belgisch kampioen en Olympiër in Londen Kevin Van Hoovels analyseert voor ons het parcours: “Zoals je wel vaker ziet in onze sport, is dit een omloop waar de sterksten sowieso naar voren zullen komen. De klimmen zijn niet extreem lastig, maar wel langer dan ze op het eerste gezicht lijken. De afdalingen zijn technisch, maar wel mooi aangelegd en dus zeker te doen voor de beste renners van de wereld in deze discipline.”
Eenmaal eerder werd er door de wereldtop gestreden om de overwinning op deze omloop: vorig jaar in het test event. De Zwitser Nino Schurter toonde zich toen de sterkste na een sprint tegen Fransman Maxime Marotte. Eerste Nederlander was Rudi van Houts op plek tien. Julien Absalon werd pas vierde, maar hield zich vooral bezig met het analyseren van het parcours. Zo maakte hij tijdens zijn wedstrijd de volgende beelden:
Favorieten
Van de twee eerder genoemde topfavorieten, Fransman Julien Absalon en Zwitser Nino Schurter, steekt dit seizoen vooral die laatste er bovenuit. De 31-jarige renner kroonde zich vorige maand tot wereldkampioen en won op een na alle manches van de Wereldbeker waarin hij aan de start kwam. “Er bestaat dus geen enkele twijfel: in de races die ertoe doen, heeft Schurter laten zien dat hij duidelijk de beste is”, vertelt Van Hoovels. “Hij heeft vier jaar geleden in Londen net niet kunnen winnen en is dus uit op revanche. Dat maakt een sporter nog iets sterker. De laatste keer dat ik tegen hem heb gekoerst was in de WB in Lenzerheide en daar oogde hij al vlijmscherp, maar intussen zou hij nog een pak sterker geworden zijn.”
Voor die andere topper, tweevoudig olympisch kampioen Julien Absalon, worden het waarschijnlijk zijn laatste Olympische Spelen. De Fransman, die als nummer 1 op de UCI-ranking prijkt, is immers al 36 jaar oud. Dit seizoen kroonde hij zich – in afwezigheid van Schurter – nog tot Europees kampioen, maar een rechtstreeks duel winnen zat er slechts een keer in. “Opvallend is dat Absalon voor een andere voorbereiding dan Schurter heeft gekozen”, merkt Van Hoovels op. “Recent reed en won hij nog de Wereldbeker in Mont Saint Anne. Dat hoeft geen nadeel te zijn, want vanuit Canada moet je minder tijdsverschil overbruggen dan wanneer je uit Europa afreist. Hij heeft dus meer tijd om te acclimatiseren.”
Net onder deze twee wereldtoppers plaatsen we uittredend olympisch kampioen Jaroslav Kulhavý. Deze Tsjech van 31 jaar rijdt niet meer rond op zijn niveau van 2012. In de Wereldbekers kwam hij er bijvoorbeeld nooit aan te pas, maar een tweede plek op het meest recente WK in Nove Mesto geeft toch aan dat de lepe Tsjech nog iets in zijn mars heeft. “Een olympische wedstrijd is altijd iets speciaal, dus kan iemand als Kulhavý zeker verrassen. Ik ben zeker dat hij daar zijn zinnen op heeft gezet, en dan is hij natuurlijk dubbel zo gevaarlijk. Eigenlijk zie ik Kulhavý als de enige renner die de twee favorieten het vuur aan de schenen kan leggen, voor de rest wordt het moeilijk om in de buurt te blijven.” Ondrej Cink, de nummer vier van het WK, is de tweede sterke Tsjechische pion.
De andere renners, die we als de outsiders zien, zijn vooral terug te vinden in de landen van de grote favorieten: Frankrijk en Zwitserland. De Fransen brengen vicewereldkampioen bij de beloften Victor Koretzky en de zeer constante Maxime Marotte en aan de start. Zwitserland koos opvallend genoeg jongelingen Mathias Flückiger (derde in de Wereldbeker in Mont Saint Anne) en Lars Forster boven Florian Vogel en vice-Europees kampioen Fabian Giger. “In deze landen hebben ze een luxeprobleem, er heerst dan ook een echte mountainbike-cultuur. Ik heb wel eens de nationale competitie in Zwitserland meegereden, en dan zie je sommige aspiranten van afdalingen afrijden, waar in België zelfs de elites schrik van hebben. Dat zegt genoeg.” Ook Spanjaarden David Valero en José Antonio Hermida mogen we niet over het hoofd zien.
Een speciaal geval aan het vertrek is Peter Sagan. De wereld- en Europees kampioen bij de junioren in 2008 kwam dit seizoen pas tweemaal in actie op de mountainbike. In het Oostenrijkse Graz gaf hij snel op, terwijl hij in het Tsjechische Teplice vierde werd met iets meer dan een minuut achterstand op Jan Skarnitz (36e op de UCI-ranking). “Op die manier scoorde hij niet al te veel UCI-punten, dus moet hij op een van de laatste startrijen starten. Dat is toch een niet te onderschatten nadeel. Ook zijn voorbereiding, de Tour de France, is niet echt optimaal voor een MTB-wedstrijd”, vertelt Van Hoovels. “Podium of top-5 is dus sowieso niet haalbaar voor Sagan. Met hem weet je nooit, maar het zou al straf zijn als hij top-10 rijdt.”
Tot slot beoordeelt de tiende van het WK in Andorra van vorig jaar nog de renners van de lage landen. Nederland moet het doen met Rudi van Houts, recent zestiende op het WK. De Belgen beschikken met Ruben Scheire en Jens Schuermans over veelbelovende pionnen voor de toekomst, maar of zij nu al zullen presteren, is maar zeer de vraag. “Van Houts is wel een renner die naar kampioenschappen kan pieken. Dat heeft hij bewezen door de Nederlandse norm te behalen om naar Rio te mogen. Dat is in Nederland toch een pak moeilijker dan in België. Een plaats in de top 10 kan haalbaar zijn, als alles meezit en hij een goede dag heeft. Scheire is dit jaar heel constant, Schuermans door blessures een vraagteken. Maar helemaal vooraan meedoen mag je van hen niet verwachten.”
Van Hoovels zelf is er – in tegenstelling tot vier jaar geleden in Londen – niet bij. Waarom dat zo is, legt hij uit in dit artikel.
Favorieten volgens WielerFlits
**** Nino Schurter
*** Julien Absalon en Jaroslav Kulhavý
** Maxime Marotte, Victor Koretzky en Ondrej Cink
* Mathias Flückiger, David Valero, José Antonio Hermida en Peter Sagan
Ze lijken in elk geval op een fiets te zitten. Maar verder zie ik ook niet al te veel gelijkenissen met wielrennen. Zou overigens best eens een BMX-wedstrijdje tussen wielrenners willen zien. Vrees dat Gesink en Kruijswijk de finale niet zouden halen.
Eens! Eigenlijk de meeste spectaculaire fietssport op aarde. Probeer maar eens iemand te vinden die de race variant van BMX niet leuk vind.
@Wigo
Goedkope opmerking. Zeker de leukste thuis?