Roger De Vlaeminck (deel I): “Mathieu van der Poel ontgoochelde mij in Tirreno”
Interview Met zes eindzeges in Tirreno-Adriatico en drie overwinningen in Milaan-San Remo was Roger De Vlaeminck in de jaren zeventig een van de toonaangevende figuren in deze fase van het seizoen. WielerFlits trok op visite naar Kaprijke voor een uitgebreid interview met een van de meest uitgesproken stemmen uit de wielerwereld. Vandaag leest u deel 1 van het gesprek.
Het is woensdagavond iets na halfzeven en schemerdonker als Roger De Vlaeminck ons verwelkomt in zijn gerestaureerde fermette in Kaprijke, zo’n acht kilometer ten noorden van zijn geboortestad Eeklo. De Vlaeminck is de gastvrijheid zelve. Alleen zijn er aan ons bezoek twee kleine voorwaarden verbonden. “Binnen twee uur begint Chelsea-Atletico Madrid. Je mag langer blijven, hé. Maar die match wil ik wel zien.”
Voorts mogen we kiezen: ofwel allebei mondkapjes op, ofwel anderhalve meter afstand houden. “Weet je wat, we zetten ons aan de keukentafel. Elk aan een kant. Dan zitten we safe.” De schrik voor corona zit er goed in bij de ondertussen 73-jarige De Vlaeminck. Zelfs de suikerpot die op tafel staat, raakt alleen hij aan. Terwijl de koffie loopt, opent hij de glazen bokaal en giet een paar klontjes uit op tafel. “Voilà. Geen risico’s…”
Je lijkt een beetje paranoïde, Roger…
“Ja, ik ben het ook. Wat een verschrikkelijke wereld. Ik ontwijk mensen, ik kom niet verder dan de Dehlaize of de Colruyt, om de noodzakelijke boodschappen te doen. Dan draag ik twee mondkapjes boven elkaar en ik bewaar altijd anderhalve meter afstand. Maar ik blijf vooral zoveel mogelijk thuis. Gelukkig is er veel koers op tv. En je wilt niet weten hoeveel voetbalmatchen ik al gezien heb. Tussendoor geniet ik van mijn beestjes in den hof. Ik heb hier vogels, geiten, een hertje ook.”
“Zo heb ik toch mijn bezigheid. Mijn zoon Eddy (20) woont bij mij in. Elke middag kook ik voor hem. Vroeger ging ik elke dag lopen, maar dat kan ik niet meer. Teveel pijn aan de rug. Fietsen doe ik wel nog, als het weer het toelaat. Zo’n drie keer per week nog een kilometer of 25, 30. Méér niet. En in ’t weekend komt ‘ons Peggy’, hé. Daar kijk ik naar uit.”
Geen plannen om samen te wonen?
“Nee, jong. Peggy (27 jaar jonger, red) woont in Limburg en heeft daar haar job. Ah, eigenlijk wilde ik na mijn laatste scheiding geen vrouw meer. Maar ik ben haar anderhalf jaar geleden toevallig tegengekomen op de cross hier in Eeklo en het klikte. Samenwonen zie ik niet meer zitten. Elkaar in de weekends zien is genoeg.”
Vorige week ben je toch een keertje op stap geweest, lazen we in Het Nieuwsblad. Je bent het graf van Jean-Pierre Monseré gaan bezoeken.
“Een emotioneel moment. Ik was erbij toen hij verongelukte, vijftig jaar geleden in Retie. Je kent het verhaal, hé. We waren met ons drieën samen naar die koers gereden: Jean-Pierre, mijn broer Erik en ikzelf. Onze laatste voorbereidingswedstrijd voor Jean-Pierre en ik naar Italië zouden afreizen voor Milaan-San Remo. We zouden 150 kilometer meerijden en dan opgeven. Maar na 120 kilometer knalde hij tegen die stilstaande wagen en sloeg het noodlot toe. Twee minuten nadat hij me was komen zeggen dat het tijd was om te stoppen.”
“Ik heb ter plekke alles bewust meegemaakt (foto boven, red), maar heb geen traan gelaten. Zelfs toen ik achteraf samen met Erik met de wagen vanuit de Kempen opnieuw naar huis reed, beseften we nog niet wat er gebeurd was. Dat besef kwam later. Ik ben, op aanraden van Flandria-teambaas Paul Claeys, nog naar Italië afgereisd voor Milaan-San Remo. Koersen zou onze gedachten verzetten, dacht hij. Niets van. Bijna de hele ploeg gaf op.”
Hij was je boezemvriend, maar er was af en toe ook onenigheid…
“Ach, er wordt veel verteld. Heb jij nooit eens een discussie met je vrouw? Nee nee, we waren twee handen op een buik. We hebben samen wat afgelachen. Na zijn dood hield ik nog een tijdlang contact met de familie van Jean-Pierre. Op termijn verwatert dat. Maar toen ik vorige week aan zijn graf stond – waar ook zijn zoontje Giovanni begraven ligt – kreeg ik het moeilijk. De herinneringen kwamen boven. Kijk, hij hangt hier trouwens in de woonkamer (toont een porseleinen bord waarop de foto van Monseré staat, red). Zo denk ik elke dag aan hem.”
Laat ons over de koers van vandaag praten. Tirreno-Adriatico is een van jouw favoriete wedstrijden. Heb je er de voorbije dagen van genoten?
“Zeker weten! Maar ik heb mij ook een paar keer opgejaagd. Die eerste rit die Mathieu won, daar heeft Wout van Aert echt onverstandig gekoerst… Ik heb zijn omwentelingen geteld. Het waren er meer dan vijftig. Dat wil zeggen dat hij vijfhonderd meter op kop heeft gereden met Van der Poel in het wiel. Zo kon hij nooit winnen, toch! Hij moest dat niet doen. Niemand kan op die manier winnen. Jawel: Bernard Hinault, die kon dat. Die heeft in ’81 zo de Amstel Gold Race gewonnen. Ik zat in het wiel en geraakte er niet meer over. Maar dat was de enige die zoiets kon.”
“Ik heb Van Aert na afloop een whatsapp-bericht gestuurd. Omdat ik het niet kon verdragen. Nee, hij heeft niet geantwoord. Dat vraag ik ook niet, die jongen heeft zijn eigen coach. Maar hij zal het wel gelezen hebben, zeker? Als hij het snapt, is het voor mij allang goed. Hij moet zijn kopje gebruiken. Zeker omdat hij de openingsetappe al had gewonnen, had hij daar perfect het werk door een ander kunnen laten opknappen. Ik vond het al straf dat hij nog tweede is geworden.”
Van Aert en Van der Poel hebben deze Tirreno wel een week lang gekleurd…
“En toch heeft Van der Poel mij ontgoocheld. Waarom heeft hij zich zo snel op kant gezet in die bergrit? Waarom test hij zichzelf niet een keer bergop? Ik weet nu nog altijd niet wat hij kan in de cols. Dat vind ik jammer. Maar hij zat toen al met de etappe van de dag erna in zijn hoofd, denk ik. Hij heeft zich bewust op twintig minuten laten rijden om daarin vrijheid te krijgen.”
Dat is niet verboden, Roger.
“Nee, natuurlijk niet. Maar wij deden dat vroeger niet. Niemand deed dat. Ik reed altijd om te winnen. Kijk maar naar mijn uitslagen in Tirreno-Adriatico. Vijftien ritzeges, inclusief vier of vijf tijdritten én zes keer eindwinst. In tegenstelling tot Van Aert is Van der Poel ook in de tijdrit niet voluit gegaan.”
Je lijkt meer fan van Van Aert dan van Van der Poel. Is dat omdat je jezelf herkent in Wout?
“Begrijp me niet verkeerd, hé. Ik heb ook heel veel respect voor Mathieu. Ik heb trouwens nog twee jaar samen met Adrie in de ploeg gereden bij DAF Trucks. Maar ik ben nogal een chauvinist. Dan is het toch niet onlogisch dat ik meer sympathie heb voor een landgenoot? En ja, je hebt ook wel een punt dat Van Aert veel meer mijn type renner is.”
“In het sprinten en het tijdrijden zouden we mekaar waard geweest zijn, denk ik. Maar ik was beter bergop. Je weet toch dat ik zware bergritten gewonnen heb in de Giro d’Italia? In ’75 werd ik vierde in het eindklassement. Dan moet je nog weten dat ik in de tweede etappe met aankomst bergop krampen kreeg. Zonder dat ik het wist, hadden ze mijn zadel een centimeter verhoogd. Ik verloor die dag zeven minuten.”
Hoe lang gaan die mannen de klassiekers domineren?
“Van der Poel, Van Aert, Alaphilippe… En noem er ook maar Hirschi bij, als die straks weer boven water komt. Dat is voor jaren, hé. Als ze zich verzorgen tenminste. Maar hoe lang zeg ik dat nu al? Al vijf jaar toch. Mijn geheugen laat mij soms in de steek, maar ik weet het nog. Toen werd ik uitgelachen.”
“Ik hoor het Tom Boonen nog zeggen: ‘Dat crossen brengt niet zoveel bij‘. Boonen moet over Parijs-Roubaix praten, niet over veldrijden, want dat kent hij niet. Ik spreek me toch ook niet uit over voetbal… Ik kijk er graag naar, maar ik ken te weinig van tactiek. In elk geval, het tegendeel is bewezen: mede dankzij de explosiviteit die ze in het veldrijden opgedaan hebben, zijn die mannen zo sterk geworden. Ik zeg toch altijd de waarheid?”
Volgens mij krijg jij meer kritiek omdat je het niet kan laten om naar “jouw tijd” te verwijzen…
“Awel, ja. Ik ga dat ook blijven doen. Ik lieg toch niet als ik naar vroeger verwijs? Natuurlijk zijn de tijden veranderd. Maar koers blijft koers. En is het nu zoveel beter dan vroeger?”
Nog één keer terug naar Tirreno-Adriatico. En veel gestelde vraag deze week: zijn Van Aert en Van der Poel – in vergelijking met de concurrentie – niet te diep geweest? Gaan ze voldoende hersteld zijn voor Milaan-San Remo?
“Ik heb zes keer de Tirreno gewonnen en van de drie keer dat ik Milaan-San Remo won, was dat twee keer met de Tirreno in de benen. Nooit heb ik op reserve gereden. In ’78, bij mijn tweede overwinning in San Remo, had ik trouwens ook de Tirreno moeten winnen. Maar ik reed lek aan de voet van een colletje van vier kilometer. ‘Hang je aan de wagen’, zei Lomme Driessens. Ik was zo dom om het te doen, werd betrapt en kreeg twee minuten straftijd. Jammer, want anders had ik zeven op zeven gescoord in de Tirreno.”
“Maar om op je vraag te antwoorden, ze hebben drie dagen om te herstellen en het zijn bovendien allebei grote kampioenen. Natuurlijk mag je diep gaan in de Tirreno.”
Morgenochtend: Deel 2 van het interview. De Vlaeminck blikt vooruit op Milaan-San Remo. Hoe moeten Van der Poel en Van Aert het aanpakken? Kan Gilbert alsnog zijn vijfde monument winnen? Moet Van Aert ooit voor het grote rondewerk kiezen? …
Om te reageren moet je ingelogd zijn.