Sam Bennett voelt zich vlak voor Tour de France weer renner: “Even goed als in 2020”
Interview Er zijn maanden geweest dat Sam Bennett (31) alleen in het nieuws kwam als het over zijn veelbesproken exit bij Deceuninck-Quick-Step ging, intussen kunnen we weer spreken over de renner Bennett. In België legt hij de laatste hand aan zijn voorbereiding op de Tour de France. “Daar mik ik zowel op ritzeges als het groen”, toont de Ier zich ambitieus.
Mentaal ligt een lastig 2021, gehinderd door knieproblemen en een in de media uitgesponnen vete met zijn ex-ploegmanager Patrick Lefevere, achter zich. Maar fysiek heeft de inactieve periode sporen bij Bennett nagelaten. De topsprinter, die twee jaar terug nog de groene trui in de Tour de France won en massasprints domineerde, hebben we al een tijdje niet meer op zijn best gezien gezien.
Of toch? In Eschborn-Frankfurt, een WorldTour-koers die weliswaar niet supergoed bezet was, zette de Ier begin mei de puntjes nog eens op de i. Is er beterschap op komst? “Ik ga niet zeggen dat ik terug in topvorm ben. Maar over het algemeen gaat het goed. Ik ben nog op zoek naar die laatste procentjes, maar op een gegeven moment moet je het aandurven om gewoon een rugnummer op te spelden”, vindt de renner van BORA-hansgrohe.
Was Eschborn-Frankfurt winnen mentaal het einde van een lange, moeilijke periode?
“Eerder een bevestiging dat ik op de goede weg ben. Want na de Ronde van Turkije had ik het even lastig. Ik was gestart om te winnen, maar heel eerlijk? Ik kwam geen poot vooruit. Dat ik die achterstand in twee weken intensief werken heb goedgemaakt, maakte me in Frankfurt superblij. Ik was meer opgelucht dat ik terug een goed gevoel had, dan dat ik mijn eerste koers van het jaar won.”
Was het dan zo erg met je gesteld in Turkije?
“Verschrikkelijk. Elke keer als ik in de laatste driehonderd meter kwam, had ik niets meer in de tank. Compleet leeg, al voor de sprint. Ook op elk klimmetje was het puffen. Het leek alsof ik niet in het rood kon gaan en geen tempowisselingen kon verdragen. Een constant tempo aanhouden lukte, maar meer niet.”
Waar lag dat dan aan? Nog steeds die kniepijn die je vorig jaar aan de kant hield?
“Het is al het hele jaar niet gemakkelijk. Al vanaf het begin van het seizoen moest ik heel voorzichtig zijn in mijn explosieve trainingen. Maar dat is normaal als je zo lang niet op de fiets hebt gezeten in 2021. Je spieren komen sneller terug dan je pezen, en dat zorgt voor last.
Met mijn rechterknie gaat het sinds september van vorig jaar terug oké. Maar daarna is mijn linkerknie pijn beginnen doen. Dat komt dan misschien door die snelle progressie in de gym.”
Dus die kwaaltjes hebben je nog heel het voorjaar gehinderd?
“Vooral op training. Wielrenners zijn duursporters, dus vooraleer je weer op je goede niveau komt, moet je eerst hard werken. Als je vorig jaar vier maanden niet hebt gekoerst, mag je geen mirakels verwachten. Ik heb mijn seizoen daarom heel rustig moeten opbouwen. Ik wilde zeker geen stappen overslaan, om op mijn best te zijn in de Tour de France.”
De wedstrijd waar je destijds je grote doorbraak kende…
“Klopt. In 2015 en 2016 had ik er al eens mogen rijden. Daarna heb ik mezelf verder ontwikkeld in andere grote rondes, maar ik voelde me de laatste drie jaar wel steeds klaar voor de Tour. Ik wist dat ik mijn beste niveau stilaan benaderde en daar iets kon betekenen. Alleen moest ik dan wel de kans krijgen, en dat gebeurde in 2020. Toen volgden ook de resultaten.”
Dat jaar won je twee ritten en de groene trui. Dat evenaren wordt niet gemakkelijk.
“Het doel is om op zijn minst één etappe te winnen, en weer te vechten voor het groen. Maar ik besef dat het geen gemakkelijke opdracht zal worden. Het kwartje moet juist vallen, maar normaal moet ik als sprinter nog even goed zijn als twee jaar terug.”
Is groen realistisch als je weet dat ook ene Wout van Aert zijn zinnen erop heeft gezet?
“Daar heb ik ook al over nagedacht. Maar volgens mij zijn de tussensprints daarbij cruciaal. Als die op een hellinkje liggen, zoals in Parijs-Nice élke dag het geval was, dan koersen we voor de tweede plek. Als ze vlak zijn, is er veel mogelijk.”
“Maar groen is ook geen obsessie voor mij. Ik zie er zelfs risico’s in. Het zou shit zijn om voor het groen te gaan en zo je kansen op een ritzege te verkleinen. Als je dan aan het einde van de Tour naast het groen grijpt, sta je met lege handen. Het is belangrijk om eerst die ritzege te halen, daarna kunnen we kijken hoe we er voor het groen voorstaan.”
In 2020 reed je met Michael Mørkøv, nu met Danny van Poppel als lead out. Vergelijk hen eens.
“Ik heb nog niet genoeg met Danny gekoerst als ik in topvorm was om dat te kunnen inschatten. Het is heel gelijkaardig. Natuurlijk heeft Mørkøv tonnen ervaring. Hij is super kalm, weet in elke situatie exact wat te doen. Hij dwingt ook respect af in het peloton, waardoor hij makkelijk ruimtes vindt. Ook Danny begint dat respect af te dwingen en leert elke wedstrijd nog bij.”
Waar blinkt Danny in uit?
“Hij is super sterk, professioneel en kalm. We wonen ook dicht bij elkaar, waardoor we vaak samen kunnen trainen. Hij straalt vertrouwen uit in het positioneren en ik vind dat vertrouwen ook in hem. Hoe meer we samen koersen, hoe beter het gaat. Dat ik eindelijk de benen heb om zijn werk af te maken, helpt ook (lacht).
In het begin van het jaar deed hij al supergoed werk, maar ik kon er niets mee doen. Hij heeft het nooit tegen mij gezegd, maar ik ben zeker dat het frustrerend voor hem geweest moet zijn om je werk perfect te doen, maar er niets voor terug te krijgen van resultaten.”
Wat zijn jullie belangrijkste werkpunten de komende weken?
“De lead out train met ons vieren (Shane Archbold, Danny van Poppel, Ryan Mullen en Bennett zelf, red.) nog beter doen werken. Alles moet op automatische piloot kunnen gaan. We moeten elkaars lichaamstaal leren lezen, kunnen aanvoelen wat iedereen denkt en daar ook goed over communiceren. Als we daar nog in leren groeien, kunnen we in de Tour mooie dingen doen.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.