‘Slechts’ vier Nederlandse medailles op EK: “Komen minder tot ons recht op snelle omlopen”
Interview Het Europees kampioenschap veldrijden in het Spaanse Pontevedra is er voor Nederland eentje geworden met twee gezichten. Naar goede gewoonte leverden de vrouwelijke eliterensters de volle buit af, deze keer door alle drie de podiumplaatsen te bezetten. Maar vier medailles in totaal – waarvan geen enkele in de mannelijke categorieën – voelt toch een beetje mager aan voor het veldritland bij uitstek. Daarom vroegen we tekst en uitleg aan bondscoach Gerben de Knegt.
“Ik geef ons EK een 7,5 op 10”, vertelt De Knegt met de glimlach. “Op zich kijk ik wel positief terug. We halen ‘slechts’ vier medailles, maar er zijn ook verzachtende omstandigheden die we kunnen inroepen. Vaak was het net niet, maar in de breedte haalde iedereen het niveau waarvan ik gehoopt had dat ze het zouden halen. Laat ik het zo zeggen: ik ben tevreden, maar niet supertevreden.”
Cijfers zeggen natuurlijk niet alles. Zo was er de kettingbreuk van belofte David Haverdings in de slotronde.
“Dat was de domper van de dag. David was goed bezig en dan verandert goud in één keer in niks. Dat was heel jammer, want in het verleden was hij op kampioenschappen door allerlei redenen niet op de afspraak. Dan haalde hij vaak het niveau niet dat hij eigenlijk in zich heeft, maar nu wel. Hij heeft werkelijk alles goed gedaan wat hij moest doen, koers-technisch en tactisch. Als je ketting dan op zo’n moment breekt, is dat ultiem balen. We hebben hem goed opgevangen, maar hij kan het volgens mij wel een plekje geven. Het wordt nu twee dagen balen, dan is er een nieuwe ronde met nieuwe kansen. Het is niet anders.”
Was het in de andere jeugdcategorieën ook puur een kwestie van pech?
“Mae Cabaca had bij de junioren wel de pech dat ze viel over de balken. Ook bij de mannelijke junioren zat het ons niet mee. Maar ik vind wel dat we de bronzen medaille van Leonie Bentveld niet mogen vergeten te noemen. Ze pakte bij de beloften vrouwen het brons en heeft gedaan wat ze kon. Leonie heeft lang gestreden voor de titel, en dat is in die sterke generatie an sich al knap.”
De renners kregen in Pontevedra ook een parcours voorgeschoteld dat in niets te vergelijken was met wat de renners de afgelopen weken te verduren kregen. Was dit kampioenschap dan wel een goede waardemeter?
“Ik heb het zelf van tevoren ook een atypisch parcours genoemd. Het is ook gewoon een feit dat wij als Nederlanders vaak beter tot ons recht komen op een zwaar en eerlijk parcours, en minder in die snelle crossen. Dan worden de waardeverhoudingen vaak duidelijker.”
“Kijk naar onze junioren. Onze eerstejaars junior Cas Timmermans heeft de afgelopen weken heel wat crossen gewonnen, maar hij is een heel licht mannetje die niet de specialiteit heeft om heel hard te duwen en te trekken en in een groep voor zijn plek te knokken. Hij was echt in orde, maar miste zijn start en de ervaring. Hij wordt dan zevende, maar geef hem een zwaarder parcours en hij rijdt podium.”
“En ook Lars van der Haar is een goed voorbeeld. Hij won afgelopen week nog op de Koppenberg, dat betekent dat je fysiek momenteel de beste crosser van het pak bent. Maar dat komt er dan nu niet helemaal uit. Anderzijds, dat hoort er ook bij. We wisten dat dit parcours snel was, en daar moet je ook mee om kunnen. Ik denk dat sommige renners weer een belangrijke les geleerd hebben.”
-
Lees ook EK veldrijden 2024: Fem van Empel pakt derde Europese titel na sprint tegen Ceylin Alvarado
In hoeverre was dit EK een logistieke uitdaging? Veel renners kwamen na de Koppenberg pas laat toe, en jullie gaven als crossland bij uitstek zelfs forfait voor de Mixed Relay.
“Ik kan gerust stellen dat het logistiek een hele uitdaging was. We zijn uiteindelijk met het grootste deel van de groep, zo’n 23 renners, al op vrijdag naar Pontevedra gegaan. Daar hebben ze rustig kunnen verkennen. De eliterenners tot in Spanje krijgen was dan weer een haastklus, zeker niet ideaal voor de wedstrijd van zondag.”
“Maar dit EK was vooral budget-technisch niet ideaal. Nederland en België komen nog met een grote afvaardiging, allebei rond de 25 renners. Maar andere landen geven forfait of komen wel met heel wat minder renners. Dat is wel jammer, maar dat heeft ook een budgettaire reden. Dat zag je ook in de Mixed Relay. Uiteraard is het jammer dat we moesten passen. Maar als we er aan mee wilden doen, dan werd het nog duurder. Ik had zaterdag nog geen eliterenner daar, de verkenningen stonden ook op die dag gepland. Als je dan alles wil meepikken, dan zet je de staf nog extra onder druk. Daar staan de mensen niet bij stil.”
Het hoogtepunt moet dan weer het 1-2-3’tje in de cross voor vrouwen elites zijn geweest. Was het genieten of je adem inhouden dat ze het fair zouden spelen in die technische finale?
“Beide. We hadden op voorhand goede afspraken gemaakt. Dat was best lastig met alle dames die in potentie allemaal konden winnen. Ik ben in de basis voorstander dat iedereen vrij moet kunnen koersen, maar uiteindelijk mag er geen ander land met de titel vandoor gaan. Het was de ideale situatie toen ze met z’n drieën wegreden. Maar dan kwam toch Sara Casasola weer terug. Daar was ik niet blij mee, maar ik kan niemand van de drie iets kwalijk nemen, want zij konden alle drie nog winnen.”
“Fem heeft natuurlijk altijd al haar mannetje kunnen staan in zo’n situaties. Ze verdedigde goed haar plek in die technische bochten, op het scherpst van de snee. Het was er zeker niet over wat ze deed. Alle drie – ook Alvarado en Brand – staan ze er trouwens wel voor bekend dat ze soms eens een manoeuvre willen plaatsen. Gelukkig is iedereen recht gebleven.”
De titel leek hard binnen te komen bij Van Empel. Kwam dat door haar minder dominante seizoensstart dan vorig jaar?
“Iedereen zegt dat ze met een mindere vorm aan de crosswinter bezig is dan toen. Maar ik denk dat het wel meevalt. Fem traint vaak op woensdag met mij mee. Volgens mij is ze gewoon prima in orde. Ik denk eerder dat de rest beter is dan vorig jaar. Fem zal misschien nog net niet zo top zijn als vorig jaar, maar ze wint de titel wel. Dat is goed getimed.”
Het omgekeerde zag je bij de elite mannen. Daar was het achter de feiten (lees: de sterke Belgen) aanhollen.
“We hadden een plan. Het was duidelijk dat Lars onze kopman was. De andere twee wilden heel graag in dienst van Lars rijden, maar dan moest Lars wel de eerste twee rondes goed doorkomen. Dat is altijd zijn zwakke punt. Mees (Hendrikx, red.) heeft hem daar goed bij geholpen, Pim (Ronhaar, red.) nam hem op sleeptouw voor een paar ronden. Uiteindelijk kon Lars reageren op enkele uitvallen, maar niet op alles. De bottleneck waren de balkjes. Hij is daar iedere keer drie seconden verloren. Dat kan je vijf keer dichtrijden, maar geen negen of tien keer. Ik denk dat ze het goed hebben gedaan.”
Wat neem je hieruit mee naar de komende crossmaanden?
“Er zijn veel jongens aan elkaar gewaagd, en dat vind ik mooi om te zien. Ik hoor van veel renners dat ze het niet leuk vinden dat bij de mannen elites Van Aert en Van der Poel nog niet meedoen. Maar ja, dat is nu zo. Als crossliefhebber moet je daar juist van genieten. Het is spannender dan als ze zouden meedoen. De allerbesten doen nu niet mee, dat is zo. Maar daar kunnen de jongens die nu crossen, niets aan doen. We hebben trouwens ook nog geen echte moddercross gehad. Daar ben ik nog heel benieuwd naar, want pas dan zie je de echte waardeverhoudingen.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.