Tour 2014: het parcours van de 101ste Tour, deel II
zondag 29 juni 2014 om 09:00

Tour 2014: het parcours van de 101ste Tour, deel II

Het is alweer bijna juli, en dat betekent dat de hoogmis van het internationale wielrennen, de Tour de France, zijn aanvang nadert. Een Franse ronde met een sausje uit de Britse keuken. De Grand Départ, of moeten we zeggen, Great Departure, van de 101ste editie vindt namelijk plaats in Yorkshire. Eénentwintig ritten en ruim 3600 kilometer later wacht de finish in Parijs. WielerFlits neemt u alvast mee over de wegen waar drie weken lang het rennerszweet zal vloeien. Vandaag deel II: de ontknoping in de tweede Tourhelft.

De 101ste Tour voert de renners over een totale afstand van 3664 kilometer van Leeds naar Parijs. Naast Groot-Brittannië en Frankrijk zijn er ook nog korte passages door België en Spanje te bespeuren. De heuvels van het Peak District, de binnenstad van Londen, de kasseien uit Parijs-Roubaix, de graanakkers van Lotharingen, de bossen van de Vogezen, de hoge toppen van de Alpen, de laagvlakte van de Camarque, de steile wanden van de Pyreneeën, de wijnvelden van de Dordogne en natuurlijk de Champs-Elysées in Parijs: allemaal staan ze op het programma. Negen ritten krijgen van de Tourorganisatie het etiket ‘vlak’, vijf gaan er door de ‘heuvels’ en zes door de ‘bergen’. Opvallend: er is in drie weken tijd maar één tijdrit, tegenover zes aankomsten bergop. Een Tour voor de klimmers dus.

Kittel

Overzichtskaart van het parcours van de 101ste Tour de France (klik om te vergroten)

Gisteren behandelde WielerFlits al de eerste tien ritten in het eerste deel van de vooruitblik op het parcours. De heuvelrit naar Sheffield, de kasseienetappe naar Arenberg en de steile aankomsten op La Mauselaine en La Planche des Belles Filles zullen voor de eerste verschillen in het algemeen klassement gezorgd hebben. De één likt zijn wonden, de ander telt zijn zegeningen. Uiteindelijk is het echter allemaal voorspel: de ontknoping van de 101ste Tour de France zal volgen in de Alpen en de Pyreneeën. Lees hieronder een gedetailleerde beschrijving van al die hindernissen die de heren coureurs in het tweede deel van La Grande Boucle te wachten staan.

Woensdag 16 juli: etappe 11, Besançon – Oyonnax (187,5 km)

TdF2014

Het bourgondische leven kan niet eeuwig blijven duren. Een dag na de repos zijn de coureurs gewoon weer slaven van de weg. Vanuit Besançon wordt koers gezet richting Oyonnax, een stadje in de meest zuidelijke uitlopers van de Jura dat voor het eerst in zijn geschiedenis de Tour ontvangt. Dat Oyonnax in de Jura ligt, betekent uiteraard dat er ook geklommen moet worden. In de laatste vijftig kilometer staan achtereenvolgens de Côte de Rogna, de Côte de Choux, de Côte de Désertin en de Côte d’Échallon op het programma. Te zwaar voor de sprinters, te licht voor de klimmers. Oftewel: een typische ‘overgangsetappe’ waarin de renners met aanvalslust worden beloond. Op slechts een steenworp afstand van Oyonnax is de grens met Zwitserland getrokken, en dus zullen de renners van de Zwitserse IAM-ploeg extra gemotiveerd zijn. Met de ervaren Sylvain Chavanel hebben ze een renner in de gelederen die al heeft aangetoond dit soort ritten met succes te kunnen afwerken. Slaagt hij erin zich na een minder voorjaar toch weer op te richten?

De beklimmingen van de dag
Côte de Rogna – cat. 3 – 7,6 km aan 4,9% – 46,5 km tot aankomst
Côte de Choux – cat. 3 – 1,7 km aan 6,5% – 39 km tot aankomst
Côte de Désertin – cat. 4 – 3,1 km aan 5,2% – 35 km tot aankomst
Côte d’Échallon – cat. 3 – 3,0 km aan 6,6% – 19,5 km tot aankomst

Chavanel

Toen de Tour in 2010 de Jura aandeed, won Chavanel er een rit (foto: Sirotti)

Donderdag 17 juli: etappe 12, Bourg-en-Bresse – Saint-Étienne (185,5 km)

TdF2014

Eigenlijk valt voor deze rit hetzelfde riedeltje op te dreunen als voor die van woensdag: een aantal cols en côtes waar de klassementsmannen zich niet druk over zullen maken, maar die de pure sprinters de nek omdraaien. De finishlijn ligt getrokken in Saint-Étienne, een plaatsje met een rijke wielerhistorie. Vanaf 1950 was het tweeëntwintig keer gastheer van de Tour, en mochten grote namen als Louison Bobet, Bernard Hinault en Joop Zoetemelk hier de handen in de lucht steken. Ook één van de donkerste bladzijden uit de wielergeschiedenis werd hier geschreven: op 12 maart 2003 overleed de Kazach Andrei Kivilev in het plaatselijke ziekenhuis, na een dag eerder tijdens de tweede etappe van Parijs-Nice, die aankwam in Saint-Étiennie, een fatale val op zijn hoofd te hebben gemaakt. Niet veel later voerde de UCI eindelijk de helmplicht in. De laatste keer dat de Tour Saint-Étienne aandeed, was in 2008, toen Marcus Burghardt, ook dit jaar aan de start, zegevierde na de hele dag in de aanval te hebben gereden. Een vergelijkbaar scenario kan men dit jaar ook verwachten, al zijn goed klimmende sprinters als Peter Sagan en John Degenkolb niet bij voorbaat kansloos.

De beklimmingen van de dag
Col de Brouilly – cat. 4 – 1,7km aan 5,1% – 127 km tot aankomst
Côte du Saule-d’Oignt – cat. 3 – 3,8 km aan 4,5% – 102,5 km tot aankomst
Col de Brosses – cat. 3 – 15,3 km aan 3,3% – 47,5 km tot aankomst
Côte de Grammond – cat. 4 – 9,8 km aan 2,9% – 21,5 km tot aankomst

Vrijdag 18 juli: etappe 13, Saint-Étienne – Chamrousse (197,5 km)
Vrijdag 18 juli: etappe 13, Saint-Étienne – Chamrousse (197,5 km)
De afgelopen twee dagen gloorden ze al de horizon, maar vandaag betreedt het peloton ze dan echt: de Alpen. Na het oversteken van de Rhône wachten er twee zware beklimmingen als warm welkom in het hooggebergte. De eerste is de Col de Palaquit, een tamelijk onbekende pasweg, maar met zijn sterk wisselende stijgingspercentages, oplopend tot 11%, zeker geen makkelijke opgave. Na een afdaling van 17 kilometer volgt de slotklim naar het skioord Chamrousse, onder de oudgedienden bekend van de Olympische Winterspelen in 1968. Wat de Tour betreft is de geschiedenis van het plaatsje kort: slechts één keer eerder werd hier gefinisht, in 2001. Destijds kleineerde Lance Armstrong zijn tegenstanders in een klimtijdrit. Het venijn van de klim, in totaal ruim 18 kilometer lang, zit hem in de eerste 7 kilometer. Of we hier spektakel gaan zien, hangt vooral af van de verschillen in de top van het klassement. Zijn die klein, dan zullen de favorieten elkaar vooral het wit uit de ogen kijken en krijgen outsiders kansen op de ritzege, maar zijn die al aanzienlijk, dan moet elk moment aangegrepen worden om ten aanval te trekken.

De beklimmingen van de dag
Col de la Croix de Montvieux – 8km aan 4,1% – 173,5 km tot aankomst
Col de Palaquit – 14,1 km aan 6,1% – 45,5 km tot aankomst – Profiel
Montée de Chamrousse – 18,2 km aan 7,3% – aankomst bovenop – Profiel

Zaterdag 19 juli: etappe 14, Grenoble – Risoul (177 km)
De zwaarste Alpenrit in deze Tour: twee cols van boven de 2000 meter gevolgd door een slotklim die nog nooit eerder in het parcours is opgenomen. De opener van het drieluik, de Col du Lautaret – 34 kilometer aan gemiddeld 3,9% – , maakt deel uit van één van de meest spraakmakende verhalen uit de vaderlandse wielergeschiedenis. In 1936 vormde de Zeeuw Theofiel Middelkamp samen met drie anderen de eerste Nederlandse ploeg ooit die deelnam aan de Tour de France. Op een scheve kassei ergens tussen Knuitershoek en Schuddebeurs na had Middelkamp in zijn leven nog nooit iets van hoogteverschil gezien, maar tot ieders verbazing won hij de zwaarste bergrit uit die Tour, over de Télegraphe, de Galibier én de Lautaret. De eerste Nederlandse ritzege in de Tour was een feit. Overigens besloot Middelkamp na drie Tourdeelnames zich te gaan richten op de financieel gezien veel aantrekkelijkere Vlaamse kermiskoersen: “Van roem een eer kan ik toch niet leven.”

Afijn, terug naar 2014. Na de Lautaret wacht namelijk de hoogste col in de Tour van dit jaar: de Col d’Izoard (2360 meter). Een klim die bol staat van legendarische wielerverhalen. Gino Bartali zette hier in 1938 de Tour op zijn kop, maar beleefde er elf jaar later ook het einde van zijn tijdperk. Eddy Merckx, de Kannibaal, kon er in 1975 Bernard Thévenet niet meer volgen. Andy Schleck begon er in 2011 aan zijn lange solo naar de Galibier. Het plakkende zweet dat al deze grootheden op het wegdek achterlieten zullen de renners dit jaar echter met een noodgang passeren. De bekende zuidzijde vormt namelijk de afdaling. Geklommen zal er worden vanuit het iets noordelijker gelegen Briançon: 19 kilometer aan gemiddeld 6%, met bovenop de ‘Souvenir Henri Desgrange’ voor het oprapen.

Zo veel heldenepossen er geschreven zijn op de Lautaret en de Izoard, zo weinig historie heeft de slotklim naar Risoul. Nog nooit eerder baande de Tour zich langs de tien haarspeldbochten een weg omhoog naar het skioord. Wel zat hij in de Dauphiné van vorig jaar, waar Chris Froome, weliswaar in beestenweer, zijn grote concurrent Alberto Contador een achterstand van anderhalve minuut aansmeerde. Met zijn 12,6 kilometer aan gemiddeld 6,9% is het geen klim van duizelingwekkende stijgingspercentages, maar wel een die als een sluw roofdier het zuur langzaamaan je strot in duwt. Zeker als je al twee Alpenreuzen achter de rug hebt. Wie zich hier nog weet te verstoppen, moet van heel goede huize komen.

De beklimmingen van de dag
Col du Lautaret – 34 km aan 3,9% – 95 km tot aankomst
Col d’Izoard – 19 km aan 6% – 44,5 km tot aankomst – Profiel
Montée de Risoul – 12,6 km aan 6,9% – aankomst boven – Profiel

Zondag 20 juli: etappe 15, Tallard – Nîmes (222 km)
Het is eigenlijk alweer van de zesde rit naar Reims geleden dat de pure sprinters nog een parcours op hun maat kregen, en de kans die ze op weg naar Nîmes krijgen zullen ze dan ook niet willen laten liggen. Grote kans dat we onder de muren van de Romeinse arena in de Zuid-Franse stad een gladiatorengevecht tussen snelle mannen als Kittel, Greipel, Démare, Modolo en Cavendish gaan zien. Maar toch, als de renners de Rhône oversteken en de vlakte van Camarque oprijden, hopen wij stiekem, misschien wel tegen beter weten in, op iets anders. Op iets wat we vroeger zo intens vervloekten als we met een veel te zware rugzak op een veel te gammele Batavus over een schijnbaar eindeloze polderweg naar school toe fietsten: wind!

Dinsdag 22 juli: etappe 16, Carcassonne – Bagnères-de-Luchon
Na de tweede rustdag op maandag, wacht op dinsdag 22 juli de langste etappe uit de 101ste Tour de France: tussen het bekende vestingstadje Carcassone en het bergdorp Bagnères-de-Luchon liggen 237,5 kilometers. Niet zomaar kilometers, nee, na een aanloop met twee bergjes van 4de categorie moeten er drie Pyreneeëncols overwonnen worden: de Col de Portet d’Aspet, de Col des Ares en de Port de Balès. Van de eerstgenoemde staat vooral de extreem steile afdaling als een inktzwarte plek op het netvlies van de wielervolger gebrand. Op 18 juli 1995, tijdens de vijftiende etappe van de Tour de France, klapte Fabio Casartelli in de steilste stroken van deze afzink met zijn hoofd op een betonnen paaltje. De beelden van het lichaam van de Italiaanse renner dat roerloos in een grote plas bloed ligt, zijn negentien jaar na dato nog altijd even aangrijpend. Een uur na de val zou Casartelli in het ziekenhuis van Tarbes zijn laatste adem uitblazen, en de boeken ingaan als de vierde en – godzijdank – voorlopig laatste dode in de Tour.

De koude rillingen die zonder meer door het peloton zullen gaan, moeten onderdrukt worden, want na de minder zware Col des Ares (6 kilometer aan 5,2%) staat de Port de Balès op het programma. Nee, ook dit is met zijn 11,7 kilometer aan gemiddeld 7,7% niet de allermoeilijkste col in de Pyreneeën, maar het was wel degelijk op deze flanken waar de Tour de France van 2010 beslist werd: geletruidrager Andy Schleck demarreerde, schakelde verkeerd, moest van de fiets, en zou de latere eindwinnaar Alberto Contador pas na de finish terugzien. Toen is wel gebleken dat wie met voorsprong de top rond, een grote kans heeft deze in de afdaling vast te houden. Ideaal voor een daalkunstenaar als Vincenzo Nibali!

Voor Thomas Voeckler biedt deze etappe overigens ook iets speciaals. De laatste twee keer dat de Tour in Bagnères-de-Luchon aankwam – in 2010 en 2012 – pakte de Franse publiekslieveling de ritzege. Mocht het hem voor een derde opeenvolgende keer lukken, dan stoot hij Octavo Lapize van de troon als ‘Koning van Bagnères-de-Luchon’. Die won op weg naar zijn Tourzege van 1910 tweemaal in het bergdorpje. De concurrentie van Voeckler is misschien niet helemaal eerlijk, want vier jaar na zijn successen trok Lapize als vliegenier naar het front van de Eerste Wereldoorlog, om daar nimmer levend uit terug te keren.

De beklimmingen van de dag
Côte de Fanjeaux – 2,4 km aan 4,9% – 212,5 km tot aankomst
Côte de Pamiers – 2,5 km aan 5,4% – 166 km tot aankomst
Col de Portet d’Aspet – 5,4 km aan 6,9% – 82,5 km tot aankomst
Col des Ares – 6,0 km aan 5,2% – 61 km tot aankomst
Port de Balès – 11,7 km aan 7,7% – 21,5 km tot aankomst – Profiel

Woensdag 23 juli: etappe 17, Saint-Gaudens – Saint-Lary Pla d’Adet (124,5 km)
Een dag na de langste rit in de Tour volgt de kortste. Slechts 125 kilometer, maar wel met vier bergpassen die allen een gemiddeld stijgingspercentage van boven de 7% kennen. Een verraderlijke etappe dus, voor de klassementsmannen, maar ook voor de sprinters. Binnen de tijdslimiet blijven zal voor hen een niet te onderschatten opgave worden. Na Col du Portillon (8,3 km aan 7,1%), passeren de renners de aankomst van dinsdag in Bagnères-de-Luchon, en beginnen aan de langste klim van de dag, de Col de Peyresourde (13,2 km aan 7%). De razendsnelle afdaling van die col moet bij Jens Voigt, die zijn laatste Tour rijdt
, herinneringen oproepen. In 2010 reed de Duitser hier zijn fiets in de prak, en zag de volledige Tourkaravaan van hem wegrijden. Een publiciteitswagen had nog wel een kinderfietsje over, en dus vervolgde de toen 38-jarige Voigt op een knalgeel framepje zonder klikpedalen zijn weg naar beneden.

De twee steilste beklimmingen volgen aan het einde van de rit. Eerst de Col de Val Louron-Azet (7,4 km aan 8,3%), en dan de slotklim naar Pla d’Adet. Met zijn 10,2 kilometer aan gemiddeld 8,3% en maximaal 13,6% behoort deze zonder twijfel tot de zwaarste beklimmingen uit de 101ste Tour, zeker ook omdat hij bijzonder onregelmatig is, iets wat de ‘Sky-train’ van Chris Froome liever niet heeft. Toch zegt dat niet alles: George Hincapie won hier in 2005 na een paar maanden eerder tweede te zijn geworden in Parijs-Roubaix. Memorabel is ook de overwinning van Lucien van Impe, die in 1976 een titanenstrijd met Joop Zoetemelk – hier overigens winnaar in 1975 – in zijn voordeel besliste en uiteindelijk ook de Tour won. Tot op de dag van vandaag is dit de laatste Belgische Tourzege ooit. Wat zou Jurgen Van Den Broeck graag in zijn voetsporen treden…

De beklimmingen van de dag
Col du Portillon – 8,3 km aan 7,1% – 67 km tot aankomst – Profiel
Col de Peyresourde – 13,2 km aan 7% – 42,5 km tot aankomst – Profiel
Col de Val Louron-Azet – 7,4 km aan 8,3% – 22 km tot aankomst – Profiel
Montée de Saint-Lary Pla d’Adet – 10,2 km aan 8,3% – aankomst bovenop – Profiel

Donderdag 24 juli: etappe 18, Pau – Hautacam (145,5 km)
De laatste bergetappe van deze Tour. Sta je als klimmer nog op achterstand, dan móet het vandaag gebeuren. Wederom betreft het een korte rit – 145,5 kilometer – , maar wederom ligt de aankomstlijn ook bovenop een zware klim. Na de start in Pau, achter Parijs en Bordeaux de op twee na vaakst bezochte stad in de geschiedenis van de Tour, zijn twee 3de-categorie klimmetjes een opwarmertje voor één van de grootste ‘reuzen’ in de Pyreneeën: de 2115 meter hoge Tourmalet. Een constante klim, maar wel constant boven de 8%.

We hebben u al platgegooid met legendarische wielerverhalen, maar ach, een monument als de Tourmalet kunnen we toch niet overslaan. Neem nu de eerste keer dat hij werd opgenomen in de Tour, in 1910, als onderdeel van een etappe van 615 kilometer (!!) met ook nog de Peyresourde, de Aspin en de Aubisque. Omringd door sneeuwmuren kwam Octavo Lapize – ja, diezelfde Octavo Lapize die tweemaal won in Bagnères-de-Luchon – als eerste boven, na een groot deel van de klim te voet afgelegd te hebben. “Jullie zijn moordenaars”, schreeuwde hij de organisatie toe. Als goedmakertje kreeg hij een monument – spuuglelijk, maar dat laten we maar even buiten beschouwing – bovenop de top. Wel zo aardig! Nog bekender is het verhaal van Eugène Christophe, die in 1913 zijn bijna zekere Tourzege uit handen zag glippen toen hij op weg naar de Tourmalet zijn voorvork brak, en hem in een smidse te Sainte-Marie-de-Campan zelf, zoals de regels dat voorschreven, moest lassen. Omdat smeden en de blaasbalg pompen nu eenmaal niet door één persoon gedaan kan worden, heeft de smidsknecht eventjes geholpen: minuutje straftijd voor Christophe. Heeft hij overigens ook een monumentje voor gekregen.

Nog eentje? Oké. Jean Robic, de eigenzinnige Tourwinnaar van 1947, kwam in 1953 als eerste boven op de Tourmalet. Van zijn mecanicien kreeg hij een nieuwe bidon aangereikt, die stiekem gevuld was met negen kilo gesmolten lood. Robic daalde als nooit te voren, bouwde zijn voorsprong uit, won de rit en pakte het geel. Twee dagen later vloog hij samen met zijn bidonnetje uit de bocht en verloor veertig minuten.

Genoeg over de Tourmalet. De apotheose volgt namelijk op de weg richting Hautacam. Een klim met minder historische waarde: slechts vier keer eerder kwam de Tour hier aan. Dat wil allerminst zeggen dat hij niet zwaar is: met zijn 13,6 kilometer aan gemiddeld 7,8%, pieken tot 12,8% en het venijn dat hem in de tweede helft zit, vormt hij een waardige afsluiter van de bergritten in deze Tour. Bovendien zijn er, in die vier keer dat het Tourcircus er neerstreek, meerdere verhalen geschreven. Javier Otxoa boekte hier in 2000 zijn eerste en laatste overwinning in de Tour, alvorens hij zijn broer verloor en zelf gehandicapt raakte tijdens een ongeluk op training. Hij richtte zich weer op: in Athene en Peking werd hij Paralympisch Kampioen. Verder kent iedereen natuurlijk wel de beelden van Bjarne Riis die in 1996 op de flanken van Hautacam naar Tourwinst rijdt. Op het buitenblad. Als ploegleider van Tinkoff-Saxo is Riis vandaag de dag mentor van Alberto Contador. De Spanjaard is één van de grootste kanshebbers op winst te Hautacam. Op souplesse. Dat wel.

De beklimmingen van de dag
Côte de Bénéjacq – 2,6 km aan 6,7% – 117,5 km tot aankomst
Côte de Loucrop – 2,0 km aan 7% – 89,5 km tot aankomst
Col du Tourmalet – 17,1 km aan 7,3% – 50 km tot aankomst – Profiel
Montée du Hautacam – 13,6 km aan 7,8% – aankomst bovenop – Profiel

Vrijdag 25 juli: etappe 19, Maubourguet Pays du Val d’Adour – Bergerac (208,5 km)
Een rit die de klassementsrenners een adempauze gunt tussen de Pyreneeën en de alles beslissende tijdrit in Périgieux. Voor de verandering krijgen ze eens de tijd de omgeving in zich op te nemen, zoals het katholieke klooster met kathedraal in het plaatsje Condom – oh, ironie – en de uitgestrekte wijnvelden van de Dordogne. Met slechts één bergje van vierde categorie, die binnen 15 kilometer van de aankomst ligt, lijkt de etappe geknipt voor de sprinters. Het is echter wel de laatste Tourweek. Vermoeidheid speelt en rol, onder de sprinters zelf, maar ook onder hun ploeggenoten. Zijn er na de korte Pyreneeënritten überhaupt nog genoeg renners over om het peloton bijeen te houden? Kortom: er zijn kansen voor vluchters.

De beklimmingen van de dag
Côte de Monbazzilac – 1,3 km aan 7,6% – 13 km tot aankomst

Zaterdag 26 juli: etappe 20, Bergerac – Périgieux (54 km – ITT)
Het is u vast al opgevallen, maar tussen alle negentien ritten die tot nu toe behandeld zijn, zat geen enkele tijdrit. Op de voorlaatste dag wordt dat enigszins gecompenseerd met een rit tegen de klok van ruim vijftig kilometer. Het landschap van de Dordogne, de streek waar startplaats Bergerac en finishplaats Périgieux in liggen, is glooiend, wat zorgt voor een tijdrit die niet alleen door de lengte, maar ook door het parcours lastig is. Tony Martin, wereldkampioen in deze discipline, zal al de gehele Tour uitgekeken hebben naar deze dag, en datzelfde geldt voor kersvers Nederlands kampioen Tom Dumoulin. Nog interessanter is echter de strijd tussen de klassementsrenners. Met alle bergen die al achter de rug liggen, zullen er aanzienlijke verschillen zijn ontstaan, maar de beslissing volgt pas vandaag. Wie echt goed is, kan zijn concurrenten minuten aansmeren. In 1994 won Miguel Indurain de tijdrit die destijds liep van Périgieux naar Bergerac met een voorsprong van precies twee minuten op Tony Rominger. Piotr Ugromov, uiteindelijk tweede in het eindklassement, kreeg als nummer tien in de daguitslag ruim zes minuten aan zijn broek gesmeerd. Chris Froome weet wat hem te doen staat…

Zondag 27 juli: etappe 21, Évry – Parijs Champs-Élysées (137,5)
Het klassement ligt in zijn definitieve vorm. Al dat nog rest is een optocht richting Parijs met champagne, sigaren en andere grappen. De tijden dat Joop Zoetemelk en Bernard Hinault nog samen ten aanval trokken in de slotrit, zullen niet meer terugkeren. Als in het kloppende hart van de Franse hoofdstad de Champs-Elysées eenmaal betreden wordt, gaat het tempo wel de lucht in, en zijn snelheden van boven de 60 km/u geen uitzondering. Net als vorig jaar wordt de rit ’s avonds verreden, met de aankomst iets na zevenen, en rijden de renners weer om de Arc d’Triomphe heen. Een zinderende massasprint moet een passend einde geven aan een Tour met een parcours dat uiterst geschikt is voor verrassende wendingen. Winst, verlies, emotie. Moge er in 2014 nieuwe heldenverhalen toegevoegd worden aan de geschiedenis van ’s werelds grootste wielerkoers. Vive le Tour!

Laatste tien winnaars op de Champs-Élysées
2004 flag-be Tom Boonen
2005 flag-kz Alexandre Vinokourov
2006 flag-no Thor Hushovd
2007 flag-it Daniele Bennati
2008 flag-be Gert Steegmans
2009 flag-gb Mark Cavendish
2010 flag-gb Mark Cavendish
2011 flag-gb Mark Cavendish
2012 flag-gb Mark Cavendish
2013 flag-de Marcel Kittel

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.