Voorbeschouwing: Giro 2011 – Het Parcours
woensdag 4 mei 2011 om 13:10

Voorbeschouwing: Giro 2011 – Het Parcours

Aanstaande zaterdag gaat in Turijn de Ronde van Italië van start. Met de Giro in het vooruitzicht blikt WielerFlits dagelijks met een special vooruit op de eerste grote rittenkoers van het seizoen. Vandaag deel 2: Het Parcours.

Ploegentijdrit in het begin
De Ronde van Italië gaat dit jaar van start met een ploegentijdrit. De start is vlak buiten Turijn in Venaria Reale en eindigt in Turijn op het Piazzo Vittorio Veneto. Het is zo goed als vlak te noemen, maar verre van rechttoe rechtaan. Er liggen in 19.3 kilometer elf bochten van ongeveer negentig graden.

Een dag later wordt er gereden van Alba naar Parma en dat lijkt een typische sprintersetappe met maar één klimmetje van vierde categorie. De afstand van 244 kilometer op de eerste dag met een rit in lijn is natuurlijk wel enorm.

Een dag later wordt er gereden van Reggio Emilia naar Rapallo en in eerste instantie moet er weer naar de snelle mannen gekeken worden, maar twee niet al te lastige klimmetjes in de slotfase kunnen wellicht roet in het eten gooien. Eigenlijk is de Passo del Brocco niet meer dan een lang oplopende strook die eigenlijk al ingezet wordt bij de start in Emilië, toch krijgt hij de notatie derde categorie mee. Op negen kilometer van de streep ligt de Madonna delle Grazie (vierde categorie). Deze heuvel is een kleine drie kilometer lang met een gemiddelde stijging van 6,4 procent. Het maximum is ongeveer tien procent, toch moeten enkele snelle mannen dit kunnen overleven. Op vier kilometer van de streep ligt ook nog een kort klimmetje van een kilometer aan 6,9 procent. De laatste drie kilometer in Rapollo zijn dan weer ligt aflopend.

Etappe nummer vier is in de beginfase al wat lastiger met onder meer de Passo del Bracco in de beginfase. Tachtig kilometer na het vertrek in Genua wordt het echter vlak. Tot op twintig kilometer van de streep. Dan ligt de Castellaccio op de route. Dit bergje van vierde categorie is 4.6 kilometer lang en gemiddelde van bijna zes procent. De laatste zeshonderd meter gaat echter aan 13,2 procent en halverwege de klim is er een stukje aan 18 procent. Na de beklimming volgt er wel nog 15.5 kilometer tot aan de finishlijn en na de afdaling is het zo goed als biljartvlak.

Strade Bianche
In etappe vijf lijkt het dan definitief kansloos voor de echte sprinters. De start in Piombino is nog redelijk simpel, maar na negentig kilometer gaat het eigenlijk alleen maar meer op en af met onder mee de beklimmingen van de Saragiolo en Croche di Fighine, beide van derde categorie. Het meest bijzondere is dat de zogenoemde ‘Strade Bianche’ gereden zal worden. De Croce di Fighine is al zo’n beklimming en ook daarna volgen nog ruim tien kilometer over de grindwegen in Toscane. Ook de aankomst naar Orvieto is lastig, op 2.5 kilometer van de streep volgt een strook van 680 meter aan 11.9 procent en ook daarna blijft het ligt omhoog lopen.

Etappe zes start in Orvieto en op de 216 kilometer op de weg naar Fiuggi wordt het eigenlijk nooit vlak. Het heuvelt eigenlijk constant in de regio rond Rome. Onderweg is er maar één officiële beklimming, de Soriano nel Cimino. De kans is dus groot dat een lange vlucht hier tot het einde zal gaan. De aankomst in Fiuggi loopt bergop. Eerst vijf kilometer aan ruim vier procent en dan nog vijf kilometer vals plat.

De zevende rit is de eerste etappe die volgens de organisatie tot het hooggebergte hoort. De rit is, zeker voor Giro-begrippen, erg kort met maar 110 kilometer. Er zal echter wel flink gevlamd kunnen worden. De eerste vijftig kilometer gaat nog wel, maar dan staat de Serra della Strada op de rit. Deze berg van tweede categorie is 9.5 kilometer lang met een gemiddelde stijging van 5.3 procent en een maximum van twaalf procent. De klim is niet superlastig met vijf procent, maar is wel lang 17.1 kilometer lang. De laatste acht kilometer is 5.5 procent gemiddeld.

In de achtste etappe zijn eindelijk de sprinters weer eens aan bod. Met geen enkele berg op het parcours zullen de sprintersploegen de boel wel bijeen willen houden om één van de weinige kansen te pakken voor een dagzege. De rit is 217 kilometer lang en gaat van Sapri naar Tropea richting het zuiden van het Italië.


De Giro is dit jaar zeer bergachtig

De Etna
Een dag later wordt er nog zuidelijker, waar de renners zelf de boot hebben moeten nemen naar Sicilië. Er wordt gestart in Messina voor zestig vlakke kilometers naar de voet van de Etna, één van de meest actieve vulkanen van Europa en de wereld. Vanuit Fiumefreddo di Sicilia wordt de vulkaan dan voor de eerste keer beklommen tot aan La Lenza. Deze beklimming van eerste categorie is achttien kilometer lang met een gemiddelde van 6.1 procent. Na deze beklimming wordt weer terug naar de kust van Acireale, vooraleer de berg vanuit Aci Platani weer gestart werd aan de klim, nu naar de kant van Sapienza. Deze kant is met 19.2 kilometer wat langer, maar met 6.2 procent ongeveer net zo steil.

De renners wachten daarna een verdiende rustdag, gevolgd door ook nog een vrij vlakke etappe in rit tien. De rit van Termoli naar Teramo is kort en vrij vlak en dus uiterst geschikt voor sprinters.

Een dag later volgt een zware etappe, die misschien niet zo lang is, maar waarin de ene korte beklimming na de andere volgt. Na de start in Tortotreto Lido volgt gelijk een korte beklimming en dt gaat eigenlijk 144 kilometer lang door naar Castelfirardo. Er staan slechts vier klimmetjes van vierde categorie in het programmaboek, maar dit hadden er ook een stuk of tien kunnen zijn. De route volgt ongeveer parallel langs de Adriatische Zee naar het noorden. Ook de aankomst in Castelfirardo is lastig. In de laatste 3.5 kilometer moet 150 meter hoogteverschil overwonnen worden. De laatste kilometer heeft een stijgingspercentage van zes procent.

Na deze heuvelachtige rit is de twaalde rit weer een eenvoudigere etappe. Vanuit Castelfirardo wordt weer noordelijk gereden langs de Adriatische Zee. Er wordt halt gehouden in Ravenna, 184 kilometer verder. De route is bijna biljartvlak, dus de niet-klimmers zullen blij zijn met deze etappe.

Grossglockner in Oostenrijk
Rit dertien volgt na een lange verplaatsing naar Spilimbergo en daar wacht een zware bergrit. Na bijna tachtig kilometer ligt de top van de eerste berg van de dag, de Passo di Monte Croche Carnico (2e categorie, 10.4 km, gemiddeld 4.9%). Op de top wordt ook gelijk Oostenrijk binnen gereden en volgt snel de Gailbergsattel (3e categorie) en na 120 kilometer volgt de Iselsbergpass (2e categorie, 8.5 km, gemiddeld 6,5 procent) en dan volgt nog de slotklim naar de Grossglockner op ruim 2100 meter. Het wordt in twee stukjes gereden via de Kasereck. De top van dit stuk is op ruim zeven kilometer van de meet. De klim is 13.6 kilometer lang aan gemiddeld 6,3 procent met stukjes tot 14 procent. Vooral het laatste stuk is zwaar. Daarna volgt een vlak stuk van twee kilometer gevolgd door een slotklimmetje van 5.2 kilometer aan 6,3 procent naar de top van de Grossglockner.

Monte Zoncolan
Weer een dag verder volgt misschien wel de zwaarste etappe van deze Giro d’Italia. Het is namelijk de dag van de Monte Zoncolan. Al vroeg na de start in Lienz wordt Italië weer binnengetrokken en volgen er drie klimmetjes van de derde (2) en de tweede categorie (1). Daarna wordt gereden naar de voet van de Zoncolan, maar door wordt voorbij gereden om ook de Monte Crosis nog aan te doen. De beklimming van de Crosis is veertien kilometer de lang met gemiddelde 10,1 procent stijging. Boven moet er een stuk onverhard afgelegd worden om via een andere kant af te dalen vooraleer de weg naar de Zoncolan weer gevonden wordt. De Zoncolan is één van de zwaarste beklimmingen van Italië ook al is de klim maar 10.1 kilometer lang, maar heeft een gemiddelde stijging van maar liefst 11,9 procent. Hier kan een favoriet voor de zege, zoals Alberto Contador, een flinke slag slaan.

Cima Coppi
De vijftiende etappe van Coneglanio naar Gardeccia is dan ook weer een monsterlijke etappe met 229 kilometer die verreden moeten worden. Ook liggen er vijf zware beklimmingen onderweg. Eén klim is van tweede categorie, de Forcella Cibiani. Drie zijn er van eerste categorie, de Piancavello, de Passo Fedaia en de eindklim naar Rifugio Gardeccia. Onderweg ligt dan ook nog de Cima Coppi, de hoogste beklimming van deze ronde. Dat is dit jaar de Passo Giau. De slotklim naar Gardeccia is ‘slechts’ 6.8 kilometer lang, maar heeft wel een stijgingspercentage van tien procent.

Na deze drie dagen in de bergen heeft het peloton wel een dagje rust verdiend en dat krijgt men dan ook. Een dag later is de rit maar kort met 12.8 kilometer, maar dit is dan wel een klimtijdrit. Het eerste deel vanuit Belluno is nog vlak. De klim zelf is 7.3 kilometer en stijgt gemiddeld 8,2 procent tot de meet op de Nevegal. Het steilste stukje is veertien procent.

Na de klimtijdrit volgt weer een bergrit, maar niet zo zwaar als voor de bergrit. In de etappe van Feltre naar Tirano staan wel 230 kilometer op het programma, maar geen hoogvliegers onder de Italiaanse bergen. De Passo Deltanale is 15.2 kilometer lang aan zes procent (2e categorie) en de Aprica is 15.4 kilometer lang met gemiddeld 3,1 procent. Een vlucht lijkt kansrijk in Tirano.

Ook de achttiende etappe vanuit Morbegno is wellicht een geschikte voor een lange vlucht. De eerste 110 kilometer van de rit zijn relatief vlak, gevolgd door de beklimming van Passo di Ganda (9.2 kilometer aan 7,3 procent). Na een lange afdaling met nog wat kleine stukjes omhoog ligt de aankomst na 151 kilometer in San Pellegrino Terme.

Op de vrijdag voor het einde volgt weer een bergrit. Na de start in Bergamo is het lang relatief eenvoudig tot halverwege de rit de Mottarone volgt. Deze beklimming van eerste categorie heeft een lengte van 13.8 kilometer en heeft een gemiddelde stijging van 6,2 procent. De 3e categorie-beklimming naar de finish in Macugnaga is niet erg steil, maar er moet wel 28.2 kilometer geklommen worden. Onderweg is het gemiddeld 3,9 procent en maximaal 12 procent. De laatste tien kilometer is wel bijna zes procent.

Colle delle Finestre
Op de voorlaatste dag heeft de organisatie van de Ronde van Italië weer wat moois uit de hoge hoed gehaald. De etappe van Verbania naar Sestrière gaat over maar liefst 242 kilometer. Bijna 200 kilometer van deze rit is helemaal vlak, maar daarna gaat het dan ook echt helemaal los met de Colle delle Finestre. Deze klim is 18.5 kilometer lang met gemiddeld 9,2 procent. Deze klim is gelijkmatig steil, maar heeft als bijzondere dat de laaste 7.8 kilometer over onverhard terrein gaat. Na een korte afdaling volgt dan ook nog de slotklim naar Sestrière. Deze berg van tweede categorie is 16.2 kilometer lang met gemiddeld 3,8 procent. De laatste drie kilometer zijn ruim vijf procent.

De Giro eindigt dit jaar net als vorig jaar met een tijdrit. Dit jaar is de rit tegen de klok echter wel wat langer en is het in Milaan. Met 31,5 kilometer is het de langste tijdrit van deze Ronde van Italië. Het is een tijdrit voor echte hardrijders, alleen in de begin- en eindfase van het parcours moet flink wat gestuurd worden.

Morgen: De nevenklassementen van de Giro 2011

Lees ook:
Parcours Giro d’Italia 2011
De Historie

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.