Voorbeschouwing: Tour de l’Avenir U23 2018
De Ronde van de Toekomst is hét ijkmoment voor de mondiale wereldtop bij de beloften gaat aankomende vrijdag weer van start! Wie zijn de kanshebbers en wat mogen we verwachten? En krijgen we weer een Colombiaanse eindwinnaar? WielerFlits blikt uitgebreid vooruit op de tiendaagse rittenkoers!
De Tour de l’Avenir: al decennia een kweekvijver voor ’s werelds grootste talenten. Wie in de Toekomstronde uitblinkt, dichten wielerkenners een grote toekomst als prof toe. Wie de Ronde van de Toekomst op zijn naam schrijft, krijgt te maken met een wirwar aan aanbiedingen en is het middelpunt van getouwtrek tussen de grootste wielerploegen. Wie l’Avenir wint, zal geheid schitteren in koersen als de Giro d’Italia, Tour de France en de Vuelta a España.
Maar is dit eigenlijk wel zo? De Tour de l’Avenir is het equivalent van de eindexamens op de middelbare school. Er vindt een natuurlijke selectie plaats. Diegenen die schitteren, gaan over. Diegenen die falen, blijven zitten. Wie goede sier maakt in de Toekomstronde, maakt vaak de stap naar het hoogste wielerniveau. Wie geen indruk weet te maken, moet een jaartje langer bij de beloften blijven. Of in het ergste geval: hij ziet zijn droom – een profcarrière als wielrenner – definitief sneuvelen.
Het is echter interessant om de Tour de l’Avenir eens langs de WielerFlits-meetlat te leggen. Hoeveel eindwinnaars wisten het ook daadwerkelijk als prof te maken? Onze bevindingen: vijf renners (Felice Gimondi, Joop Zoetemelk, Greg Lemond, Miguel Induraín en Laurent Fignon) wisten later in hun carrière de Tour te winnen. Drie coureurs (Angel Casero, Denis Menchov en Nairo Quintana) minstens één van de twee andere grote rondes. Een kanttekening: Fignon won de ronde enkele jaren na zijn twee Tourzeges; de Toekomstronde was destijds nog toegankelijk voor renners boven de 23 jaar oud.
Daarnaast heb je nog zeven renners die na hun loopbaan een monument (Marc Madiot), het podium in een grote ronde (Guido De Rosso, Sven-Åke Nilsson, Johan Bruyneel en Miguel Ángel López) of allebei (Gianbattista Baronchelli en Charly Mottet) behaalden. Olaf Ludwig wist zich als enige laureaat om te turnen tot een sprinter annex klassiekercoureur van formaat. Daarbij komen nog vijftien eindwinnaars (Antonio Gómez del Moral, Mariano Diaz, Fedor den Hertog, Régis Ovion, Enrique Martínez Heredia, Eddy Schepers, Pascal Lino, Emmanuel Magnien, David Extebarria, Laurent Roux, Unai Osa, Jevgeni Petrov, Egoi Martinez, Sylvain Calzati en Lars Bak) die een zeer verdienstelijke carrière wisten uit te bouwen, maar ongetwijfeld op meer hadden gehoopt.
Er blijven met andere woorden zestien eindwinnaars over, die uiteindelijk nooit wisten door te breken. Want de laatste elf victoriekraaiers hebben het wél gemaakt of timmeren flink aan de weg, en die kunnen we dus nog niet langs de WielerFlits-meetlat leggen. Af en toe zijn er verzachtende omstandigheden in te roepen. Zo kreeg het Russische toptalent Sergueï Soukhoroutchenkov – in 1978 én 1979 eindwinnaar – nooit de kans om een Europese carrière uit te bouwen vanwege het gesloten systeem van de toenmalige Sovjet-Unie. Wel pakte hij in 1980 – nota bene in Moskou – olympisch goud.
Maar je kunt bezwaarlijk stellen dat Alfonso Flórez, Martín Ramirez, Iker Flores en Moisés Dueñas het gemaakt hebben. Net als Christophe Rinero, die alleen in de Tour van 1998 even de hoop van de Fransen deed aanwakkeren. André Zimmerman, Mino Denti, Christian Robini, Marcel Duchemin, Hervé Garel en Thomas Davy zijn zelfs nobele onbekenden. Volgens de WielerFlits-meetlat is de kans dus 9% dat de winnaar van 2018 ooit de Tour wint. En 29% dat hij een verdienstelijke carrière uitbouwt. Maar ook 20% dat hij zal vervallen in de anonimiteit.
Uiteindelijk dienen we de conclusie te trekken dat alles mogelijk is. Het is en blijft tenslotte wielrennen!
Laatste tien eindwinnaars
2008: Jan Bakelants
2009: Romain Sicard
2010: Nairo Quintana
2011: Johan Esteban Chaves
2012: Warren Barguil
2013: Ruben Fernández
2014: Miguel Ángel López
2015: Marc Soler
2016: David Gaudu
2017: Egan Arley Bernal
Parcours
De Tour de l’Avenir zit in de lift, want voor het eerst sinds tijden telt de rittenkoers weer tien etappes. Dat is er eentje meer dan vorig seizoen. Net als de voorgaande jaren is er een duidelijke tweedeling te zien. In de eerste (zes) etappes krijgen de snelheidsduivels en de springveren kansen op dagsucces, terwijl de laatste vier etappes op maat zijn van de klimmers. Waar vorig jaar helemaal niet tegen de klok werd gereden, is er ditmaal een relatief korte ploegentijdrit in het parcours opgenomen.
Vrijdag 17 augustus – Etappe 1: Grand-Champ-Elven (132,5 km)
De 56e editie van de Toekomstronde begint in de regio Bretagne, in Grand-Champ om precies te zijn. Vanuit dit vijfduizend inwoners tellende plaatsje – dat kan pronken met zijn vele kerkjes, kapelletjes en kastelen – gaat het over een afstand van 132,5 kilometer naar het idyllisch ogende Elven. De vraag is of de renners oog hebben voor het natuurlijke schoon dat ze onderweg zullen tegenkomen.
Het gaat namelijk de hele dag op en af, langs vele Bretoense plaatjes, waaronder wielerbolwerk Plumelec. Deze plaats is jaarlijks gastheer van de Franse wielerwedstrijd Grand Prix de Plumelec en organiseerde in 2016 de allereerste editie van het EK wielrennen voor profs. Eenmaal Plumelec doorkruist, passeren de renners voor de eerste keer de aankomst in Elven. Na vijf lokale rondjes – over een vlak parcours – volgt de (waarschijnlijke) eindsprint voor de overwinning. Wie spurt er naar de eerste leiderstrui?
Zaterdag 18 augustus – Etappe 2: Drefféac-Châteaubriant (137,6 km)
Op de eerste zaterdag zal er waarschijnlijk – net als een dag eerder – een rode loper zijn uitgerold voor een massaspurt. De tweede etappe van Drefféac naar Châteaubriant lijkt namelijk uitgetekend voor de sprinters. We hebben Bretagne inmiddels ingeruild voor de Loire-Atlantique, maar dat verandert weinig aan het reliëf. Akkoord: het gaat de hele dag op en af, maar de finale is andermaal zo plat als een dubbeltje. Alhoewel?
Na passages langs onder meer Plessé, Pierric, Soulvache en Saint-Aubin-Des-Châteaux, rijden de renners met nog 28,8 kilometer te gaan het lokale circuit op, dat vijfmaal op het programma staat. De omloop mag dan nagenoeg vlak zijn, de laatste driehonderd meter naar de aankomststreep in Châteaubriant lopen wel aan 5% omhoog. Timen is kortom het toverwoord. Wie beheerst dit tot in de perfectie?
Zondag 19 augustus – Etappe 3: Le Lude-Châteaudun (165,8 km)
De aankomst van rit twee is al niet te onderschatten, maar wat dan te zeggen van die van etappe drie? Voordat het zover is, starten de renners in het rustieke Le Lude, gelegen in het departement Sarthe. Wat volgt zijn ontelbare passages langs en door Franse dorpjes en steden, om in Douy – op 47,5 kilometer van de finish – het lokale circuit op te rijden.
Tien kilometer later bereiken de renners voor het eerst Châteaudun – de geboorteplaats van de fietsende broers Romain en Brice Feillu – waar 37,5 kilometer verderop de ritwinnaar zal gekend zal zijn. Dit betekent dat er nog twee lokale rondes volgen, met daarbij het nodige klimwerk. De laatste kilometer is bijzonder pittig, met een 450 meter lange passage aan 7,5%. Een sterke sprinter, springveer of late aanvaller: wie gaat er met de bloemen lopen?
Maandag 20 augustus – Etappe 4: Orléans-Orléans (20,2 km, TTT)
De eerste drie etappes waren slechts kinderspel. Op dag vier mag de organisatie de eerste (grote) verschillen optekenen in het klassement. In de twintig kilometer lange ploegentijdrit van en naar Orléans zullen sommige favorieten al een klap krijgen, terwijl anderen juist de tik uitdelen. De lichtgewichten staan gespannen aan de start, want de tijdrit is biljartvlak.
De renners zullen er geen tijd voor hebben, maar de televisiekijker kan genieten van de prachtige plaatjes van universiteitsstad Orléans, dat meer dan 115.000 inwoners telt. De stad ademt geschiedenis, en dan vooral Jeanne d’Arc. Het was onder haar leiding dat Orléans in 1429 werd bevrijd van de Engelsen. Het beleg van Orléans is historisch gezien het keerpunt in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk geweest.
De kans is levensgroot dat we – in de geest van Jeanne d’Arc – een omslag krijgen in het klassement.
Dinsdag 21 augustus – Etappe 5: Beaugency-Levroux (130,4 km)
In startplaats Beaugency zullen flink wat klassementsrenners hun wonden likken, maar tijd om bij te komen van de ploegentijdrit is er niet. De vijfde etappe voert het peloton over een afstand van 130,4 kilometer naar Levroux, gelegen in het departement Indre. De snelheidsduivels zullen opnieuw hun kans ruiken, want de organisatie heeft geen gecategoriseerde beklimmingen in het parcours opgenomen.
Ditmaal staan er in de finale geen lokale rondes op het programma, maar gaat het in één rechte lijn naar aankomstplaats Levroux. De finish loopt licht bergop, maar dit zal de snelle mannen niet verontrusten. Wie wint de misschien wel laatste sprintetappe in deze Tour de l’Avenir?
Woensdag 22 augustus – Etappe 6: Le Blanc-Cérilly (183,5 km)
Op woensdag 22 augustus volgt dan toch écht de laatste kans voor de sprinters. Al is het zeker geen uitgemaakte zaak dat in aankomstplaats Cérilly uit zal draaien op een (verkapte) massaspurt. De finale is namelijk bijzonder pittig, ondanks het feit dat er onderweg geen gerenommeerde hellingen in het parcours liggen. Met 183,5 kilometer is het de langste etappe in deze Tour de l’Avenir.
Eenmaal vertrokken uit Le Blanc doen de coureurs het heuvelachtige landschap van de Indre aan, om uiteindelijk te eindigen in de regio Auvergne-Rhône-Alpes. De laatste twintig kilometer lopen op en af, met als slotstuk een oplopende finishstraat (400 meter aan 4,5%) in finishplaats Cérilly.
Donderdag 23 augustus – Etappe 7: Moûtiers-Méribel (35,3 km)
De Tour de l’Avenir staat op een kruispunt. We verlaten het vlakke en heuvelachtige terrein van de Indre en we betreden (eindelijk) de Alpen! Het gebergte zal niet alleen dienen als majestueus achtergronddecor. De organisatie komt namelijk met een uniek concept op de proppen: een bergrit van slechts 35,3 kilometer!
De start is in Moûtiers, waar in 1994 ook een Touretappe van start ging. Van hieruit klimt het direct naar de top van de Côte de Montagny (8 kilometer aan 7%), wat inhoudt dat de renners geen tijd krijgen om de benen los te schudden. Hierna gaat het via een plateau en een niet al te steile afdaling richting de slotklim naar Méribel.
De beklimming naar de top van het skidorp is 12,2 kilometer lang en stijgt aan een gemiddelde van 6,9%. Het is – met andere woorden – niet de steilste klim, maar wél zwaar genoeg om de mannen van de jongetjes te scheiden. De laatste kilometer loopt omhoog aan 7,4%: een ultieme krachtexploot komt van pas.
Vrijdag 24 augustus – Etappe 8: La Bâthie-Crest-Voland Cohennoz (81,1 km)
Na de ultrakorte eerste bergrit, is het op de tweede vrijdag de tijd voor een langere Alpenetappe. Alhoewel: een afstand van 81,1 kilometer kun je bezwaarlijk lang noemen. De etappe bestaat uit twee gedeeltes. De eerste 45 kilometer zijn relatief vlak, terwijl de laatste 36 kilometer bergop en bergaf gaan.
Na de start vanuit La Bâthie gaat het naar de tussensprint in wintersportstad Albertville, gastheer van de Olympische Winterspelen van 1992 en het decor van een nagelbijtende sprint tussen Jan Ullrich en Marco Pantani in de Tour van 1998. Dit jaar ging in die plek de veelbesproken etappe naar Alpe d’Huez van start. Na de tussensprint gaat het in licht stijgende lijn naar de voet van de hoofdmoot van de dag: de Col de Saisies.
Deze beklimming van eerste categorie mag dan aan ‘slechts’ 5,7% stijgen, zijn lengte van 21,5 kilometer schrikt menig renner af. De Tour rondde er twaalf keer de top, waaronder in 2006. Het bleek toen de uitverkozen plek van Floyd Landis om zijn wederopstanding in te zetten onderweg naar Morzine. Later bleken verboden middelen bij te hebben gedragen aan zijn opvallende herrijzenis.
Na de top van de Saisies wachten er nog vijftien kilometer naar finishplaats Crest-Voland Cohennoz. Dertien kilometer daarvan verlopen in dalende lijn, waarna de laatste twee kilometer met 7,2% omhoog gaan. Ideaal voor een ultieme aanval.
Zaterdag 25 augustus – Etappe 9: Séez-Val d’Isère (83 km)
Het derde deel van het Alpenvierluik is niet voor de poes, want direct na de start beginnen de renners aan de 12,7 kilometer lange Les Arcs 1800. Op deze col – met zijn gemiddelde van 7,2% – is ook de nodige geschiedenis geschreven. In de Tour van 1996 vond vijfvoudig winnaar Miguel Induraín hier zijn Waterloo. Big Mig verloor ruim vier minuten op ritwinnaar Luc Leblanc en eindigde die Tour slechts als elfde. Het bleek het sportieve einde van de Spanjaard; enkele maanden later zette hij een punt achter zijn loopbaan.
Na de top van Les Arcs volgt er een snelle afdaling naar de tweede klim van de dag: de Côte des Chapelles (7,7 km aan 6,5%). Na een tweede afzink begint het op goed dertig kilometer van de meet te klimmen naar Val d’Isére. Eigenlijk verloopt de slotklim in trapjes, waardoor het gemiddelde afvlakt. De officiële slotklim naar Val d’Isére klimt 11,4 kilometer aan 4,2%, maar de renners hebben daarvoor al het nodige klimwerk op hun bordje gekregen.
Het peloton zwoegt op de voorlaatste dag – in tegenstelling tot de Tours van 1992 en 2007 – niet tot de eigenlijke top, ook wel bekend als de Col de l’Iseran. Dat bewaart de organisatie als ultieme finale. Val d’Isére zelf leeft van het toerisme: vooral in de wintermaanden trekt het wintersportoord vele bezoekers aan die hun vertier op skilatten komen zoeken.
Zondag 26 augustus – Etappe 10: Val d’Isere-Col du Glandon (150,8 km)
De Tour l’Avenir heeft gekozen voor het credo ‘het beste voor het laatst bewaren’. Want een 150 kilometer lange etappe met onderweg de Col de l’Iséran (15,5 km aan 5,8%), Col du Chaussy (13,1 km aan 7.9%) en met een aankomst op de Col du Glandon (10,8 km aan 5,9%) verdient het predicaat koninginnenrit. De eerste beklimming van het koningstrio volgt direct na de start.
Of de koers al ontploft op de Iséran, is nog maar de vraag. Na de top wachten namelijk nog negentig – voornamelijk dalende – kilometers, alvorens de Col du Chaussy aan te vatten. Dit is een nog relatief onbekende col, maar zeker niet minder zwaar dan zijn gevestigde broeders. Met een gemiddelde van 8% is het de eerste en enige beklimming van hors categorie in deze ronde.
Als de renners bovenkomen op 1533 meter, gaat het via een snelle afdaling naar de voet van de Col du Glandon. De renners snijden niet de traditionele – ruim achttien kilometer lange – Glandon aan, maar de eerste zeven kilometer (aan 8%) zijn pittig. Met nog drie kilometer te gaan volgt er een korte afdaling, een lastige voorlaatste kilometer (7,4%) en een laatste vlakke kilometer. Wie kroont zich in Sant-Colomban-Des-Villard tot eindwinnaar van de 56e editie van de Tour de l’Avenir?
Favorieten
Het deelnemersveld in de Tour de l’Avenir is er eentje om duimen en vingers bij af te likken. Alle grote talenten zijn aanwezig; de kwaliteit druipt er vanaf. Het parcours is uitdagend, met enkele verraderlijke etappes in Bretagne en een ploegentijdrit. Desondanks valt de beslissing pas echt in de Alpen. Daar kunnen de klimmers het klassement opnieuw helemaal op de kop zetten. Al bij al wacht ons een toekomstronde om van te smullen!
De gedoodverfde topfavoriet staat vast. Hoewel Iván Ramiro Sosa tweedejaars prof is, is de jongeling pas twintig lentes jong. Het is voor beroepsrenners toegestaan om te deelnemen aan deze wedstrijd. Gezien de ervaring die het volgende Colombiaanse wonderkind reeds op deed bij Androni-Sidermec-Bottecchia, bestaat er geen twijfel. Afgelopen week won hij op indrukwekkende wijze de Vuelta a Burgos, door in een rechtstreeks duel af te rekenen met Miguel Ángel López – in 2014 nog de beste tijdens de Ronde van de Toekomst. Eerder dit jaar was Sosa ook al de beste in twee andere 2.1-koersen. De natuurlijke opvolger van Sky-renner Egan Arley Bernal is het aan zijn stand verplicht om uitgerekend zijn één jaar oudere landgenoot op te volgen op de erelijst.
De grootste concurrentie van Colombia komt uit de hoek van Rusland en de Verenigde Staten. Bij de Russen zijn alle pijlen gericht op Aleksandr Vlasov. De 22-jarige klimmer komt net als Sosa uit op het ProContinental-circuit, bij Gazprom-RusVelo welteverstaan. De jongeling betwistte twee keer eerder deze rittenkoers, wat resulteerde in een 33e (2016) en 35e (2017) plek in het eindklassement. Geen prestaties om over naar huis toe te schrijven, maar de Rus komt dit seizoen tot ontbolstering. Hij reed dit jaar al meerdere WorldTour-wedstrijden, waaronder Tirreno-Adriatico. Dat lijkt zijn vruchten af te werken in het beloftencircuit. In juni presteerde Vlasov heel constant in de Giro d’Italia U23, die hij na tien etappes dan ook op zijn naam schreef.
Het andere grote gevaar voor Sosa schuilt in de Amerikaanse selectie. Ook zij nemen een prof mee naar de mini-Tour de France. Toptalent Brandon McNulty (Rally Cycling) is de kopman voor de Verenigde Staten. De sterke tijdrijder zal met vertrouwen uitkijken naar de ploegentijdrit, want daarin hopen de Amerikanen een slag te slaan. Met enkele sterke coureurs willen ze daar de concurrentie op de pijnbank leggen. De 20-jarige McNulty moet daarna ontdekken hoe hij zich staande houdt in de Alpen. Tijdens de Tour of California deed hij voor zich eerst van zich spreken als klimmer. Hij eindigde als zevende in het eindklassement van de WorldTour-koers. Een puike prestatie, waardoor enkele WorldTour-ploegen meteen interesse toonden. Hij blijft echter bij Rally.
Slovenië is geen traditioneel wielerland, maar de natie uit de Balkan is wel in opkomst. Denk maar eens aan renners als Primož Roglič en Matej Mohorič. De Slovenen koesteren echter nog een pareltje, die komend seizoen zijn profdebuut maakt bij UAE Emirates. Tadej Pogačar is de naam, nog altijd maar negentien lentes jong. Toch heeft de tweedejaars belofte zijn sporen verdiend. Als 18-jarige broekje baarde hij opzien tussen de profs in de Ronde van Slovenië, waar hij als vijfde eindigde in het eindklassement. Ook in het beloftencircuit zette hij enkele sterke prestaties neer, waaronder een zevende plek in de Ronde van Lombardije U23. Dit seizoen trekt hij die lijn door. Hij won eind mei op indrukwekkende wijze de Vredeskoers U23 en ook bij de profs drukte hij andermaal zijn stempel.
Een van de grootste talenten in het beloftencircuit, is zonder twijfel Robert Stannard. De 19-jarige Australiër rijdt voor Mitchelton-BikeExchange. Per 1 januari 2019 maakt hij zelfs de overstap naar de WorldTour-tak van die ploeg. Er is bijna geen enkel terrein waar de jonge Aussie niet tot zijn recht komt. Of het nu een lastige eendagskoers in Italië is, de kasseien van de Ronde van Vlaanderen U23 of de loodzware Giro d’Italia U23: hij kan het allemaal. Van origine is Stannard een Nieuw-Zeelander, maar vorig jaar besloot hij van nationaliteit te wisselen en uit te komen voor Australië. Die selectie herbergt een aantal sterke tijdrijders, waardoor de kopman met vertrouwen zal uitkijken naar de ploegentijdrit. In de bergen kan hij rekenen op steun van Dylan Sunderland.
Sunweb heeft Max Kanter en Joris Nieuwenhuis reeds beloond met een profcontract voor 2019. Wellicht dat Iwan Spekenbrink nog een beroep doet op een jong talent, want bij Sunweb U23 ontwikkelt Marc Hirschi zich razendsnel. Net als Pogačar en Stannard, is de Zwitser ook negentien jaar. Ook hij is een alleskunner, getuige zijn uitslagen van dit jaar: zesde in de Ronde van Vlaanderen U23, vijfde in Luik-Bastenaken-Luik U23 en eveneens vijfde in Eschborn-Frankfurt U23. Drie verschillende type eendagskoersen waar hij steeds meestreed voor de zege. Ook in het rondewerk blinkt hij uit. Tussen de profs werd hij al vierde in de Tour de l’Ain, terwijl de Europees kampioen U23 ook in de Vredeskoers U23 (derde) en de Tour Alsace (UCI 2.2-koers, tweede) van zich liet horen.
SEG Racing Academy gaat komend seizoen vooralsnog vier profs afleveren in de WorldTour. Een van hen is de 22-jarige Stephen Williams. De ranke klimmer heeft namelijk een contract ondertekend bij Bahrain Merida, alwaar hij sinds 1 augustus al als stagiair actief is. De kopman van Groot-Brittannië bevestigde dit seizoen zijn talent met de eindzege in de zware Ronde de l’Isard. Hij ging daarna als een van de favorieten naar de Giro d’Italia voor beloften. Met een ritzege en een dag in het roze deed hij ook daar mee om de eindoverwinning, maar moest hij uiteindelijk genoegen nemen met een vijfde plek. In 2015 deed Williams – toen eerstejaars belofte – ook mee aan de Tour de l’Avenir. Hij eindigde toen in de vijfde rit buiten tijd.
Rui Costa trok het Portugese wielrennen de laatste jaren uit het slop. Wat heet: hij kroonde zich in 2013 zelfs tot de beste wielrenner ter wereld. Het moet de ogen geopend hebben van een aantal jonge talenten. Ruben Guerreiro is bij de profs daarvan het levende voorbeeld, maar ook bij de beloften heeft het Europese land niet te klagen. Met João Almeida heeft Portugal een toptalent in huis. De 19-jarige prof van Hagens Berman Axeon wist dit seizoen Luik-Bastenaken-Luik voor beloften op zijn naam te schrijven, na een indrukwekkende solo. De 20-jarige Portugees komt ook goed tot zijn recht in de zwaardere rittenkoersen. Zo werd hij vijfde in de Ronde de l’Isard, terwijl Almeida door een sterke tijdrit oprukte naar plek twee in de Giro U23.
Hoewel Sosa de absolute topfavoriet voor de eindzege is, kan Colombia bouwen op een ijzersterke selectie. Het Zuid-Amerikaanse land wist van de laatste acht edities, vier keer te winnen. De pocketklimmers gedijen dus goed op de Franse wegen. Mocht de kopman de hooggespannen verwachtingen niet kunnen inlossen, dan kan Colombia ook terugvallen op Alejandro Osorio. De 20-jarige renner kan net als de meeste van zijn landgenoten uitstekend klimmen, maar hij beschikt tevens over een sterke tijdrit. Toch een bijzonder unicum. Naar verluidt heeft Astana de jongeling op de korrel en heel gek is dat ook niet. Osorio kwam tijdens de Giro U23 voor het eerst naar Europa. Hij won er een bergrit en eindigde als zesde in het eindklassement.
Scandinavische landen doen in de jeugdcategorieën steevast mee om de hoofdprijzen. Daarna stokt het vaak, maar Michael Valgren en Mads Pedersen bewijzen dit seizoen het tegendeel bij de profs. Iemand die hetzelfde pad hoopt te bewandelen, is Jonas Vingegaard. De 21-jarige klimmer uit Denemarken liet in 2016 voor het eerst van zich horen, toen hij in de Tour of China I als tweede eindigde in het eindklassement. Een jaar later kon hij dat geen goed vervolg geven, omdat hij door een heupbreuk – opgelopen tijdens de Tour des Fjords – in 2017 amper koerste. Dit jaar werd hij vijfde in de Vredeskoers en won hij een rit in de Giro Ciclistico Valle d’Aosta-Mont Blanc. LottoNL-Jumbo was na een test dermate onder de indruk, dat ze Vingegaard al hebben vastgelegd.
Overige landen
Omdat er dermate veel noemenswaardige talenten actief zijn in de Ronde van de Toekomst, bespreken we tijdens deze voorbeschouwing geen outsiders. We zetten de landen op een rijtje met de renners waarvan het aannemelijk is dat ze op het voorste plan zullen strijden. Zo kan Denemarken ook terugvallen op Jonas Gregaard Wilsly. De stagiair van Astana is grillig in zijn prestaties, maar hij werd wel derde in de Ronde van de Aosta-vallei. Vorig jaar eindigde hij hier als dertiende in het eindklassement. Noorwegen hoopt dan weer op Tobias Foss. Het 21-jarige talent eindigde vorig jaar als zevende in de Toekomstronde, maar hij kampt dit jaar met een mental breakdown. De vraag is daarom of de piepjonge Andreas Leknessund kan opstaan. Zij zijn de grootste dark horses.
Ook België brengt een ijzersterke formatie aan het vertrek in Frankrijk. Zij hebben met Harm Vanhoucke een heel goede klimmer in hun rangen. De 20-jarige renner is sinds 1 juli prof bij Lotto Soudal, maar hij had eerder dit jaar af te rekenen met bloedarmoede. Daardoor miste hij alle andere zware etappekoersen voor beloften, waardoor er geen pijl op zijn vorm is te trekken. Met Thomas Vereecken, Viktor Verschaeve en vooral Julian Mertens hebben ze echter meer ijzers in het vuur. De Nederlandse selectie bestaat uit Thymen Arensman, Sven Burger, Jens van den Dool, Kevin Inkelaar, Jarno Mobach en Ide Schelling. Zij kunnen oorlog maken in de vlakke etappes. Inkelaar is de man voor het hooggebergte. Hij won een rit en werd tweede in de Giro Valle d’Aosta-Mont Blanc U23.
Waar Williams de kopman van de Britten lijkt te zijn, is er – net als bij Noorwegen – ook al nagedacht over de volgende generatie. Mark Donovan is namelijk ook geselecteerd voor de Franse rittenkoers. Heel gek is dat niet, want de 19-jarige Brit kreeg een stageaanbod bij Sky. De jongeling werd als eerstejaars belofte heel knap vierde in de Giro U23, terwijl hij onlangs zevende werd in de Tour Alsace. Net als een aantal andere naties, trekt ook Ierland de kaart van een prof. Zij brengen Edward Dunbar aan het vertrek. Waar de renner van Aqua Blue Sport vooral rendeert in het eendagswerk, droomt hij van de Tour de France. Zet hij in het kleine broertje van die koers een eerste stap?
Bij Spanje ontbreekt Xuban Errazkin, op voorhand toch de gedroomde kopman. Woensdag bleek waarom: de Bask heeft een positieve plas afgeleverd voor een stof die vergelijkbaar is met Salbutamol. Geen schorsing dus, maar de Spaanse bondscoach opteert nu andere opties. Hij speelt nu klimmers Ibai Azurmendi, Juan Pedro López en Gotzon Martin uit. Zijn Italiaanse tegenstrever heeft ook meerdere paarden om op te weden, maar een echte favoriet voor de eindzege ontbreekt. Jongelingen Samuele Battistella en Andrea Bagioli rijden een sterk eerste seizoen als belofte, maar zij moeten hier vooral leren. Voor het klassement lijkt Alessandro Covi de meest kansrijke man te zijn. De stagiair van UAE Emirates kan in de bergen en in een tijdrit goed mee.
Frankrijk moet het in de grootste beloftenkoers van het land stellen zonder Aurélien Paret-Peintre. Hij is inmiddels prof bij AG2R La Mondiale en is niet geselecteerd. Frankrijk rekent nu op Clément Champoussin en Marlon Gaillard. Beiden beschikken over goede klimmersbenen, maar om te wedijveren met de topfavorieten voor de eindzege komen zij normaal gezien iets tekort. Buurland Zwitserland speelt Hirschi uit in het klassement. Hij hoeft zich geen zorgen te maken als hij in de problemen komt, want het Alpenland stuurt nog een aantal getalenteerde klimmers naar Frankrijk. De uit Liechtenstein afkomstig Giordan Banzer is namelijk bezig met een heel sterk seizoen, terwijl Gino Mäder in 2018 enkele mooie bergritten wist te winnen. Vorig jaar werd hij hier zestiende.
Het naburige Oostenrijk kan ook bouwen op een sterke generatie. Zo is Markus Wildauer een van de revelaties van het beloftenseizoen, al lijkt hij in het hooggebergte niet mee te kunnen met de grotere kanonnen. Bij Felix Gall is dat afwachten. De voormalig wereldkampioen bij de junioren werd zesde in de Vredeskoers, waarna hij de Tour de Savoie-Mont Blanc (UCI 2.2) als vierde besloot. Ook Luxemburg heeft een outsider in haar rangen. Onder de vleugels van Alberto Contador en Ivan Basso komt de 20-jarige Michiel Ries tot bloei. Hij werd dit jaar elfde tussen de profs in de Tour de l’Ain. Tussen zijn leeftijdsgenoten finishte hij daarnaast als negende in de Giro U23. Bij Trek-Segafredo krijgt Ries op dit moment de kans een profcontract te verdienen middels een stage.
Ook het Afrikaanse continent is goed vertegenwoordigd in Frankrijk de komende week. Rwanda brengt een nationale selectie aan de start, waarbij Joseph Areruya de bekendste naam is. De 22-jarige coureur is sinds dit jaar prof bij Delko-Marseille Provence-KTM. Zijn landgenoot Samuel Mugisha is echter het grootste gevaar. Het 20-jarige talent won afgelopen week de Tour of Rwanda. Ook het opleidingsstatuut van de UCI brengt een mengeling aan nationaliteiten bijeen. Met de 22-jarige Marokkaan Abderrahim Zahiri en vooral de 21-jarige Ethiopiër Hafetab Weldu – vijfde in de loodzware Ronde van de Aosta-vallei – kunnen zij hoge ogen gooien. Ook de 19-jarige Hongaar Barnabás Péak (stagiair bij Quick-Step Floors) zal zijn rol spelen. Bij Colombia is het tot slot uitkijken naar Cristian Camilo Muñoz en Daniel Muñoz. Vooral de eerste kan een heel eind komen.
Sprinters
De vier bergetappes op het einde van de week zullen de snelle mannen angst inboezemen. Toch liggen er in de eerste ritten kansen op een aantal massaspurts. Daarin is het vooral uitkijken naar de Duitser Max Kanter, de Belgisch U23-kampioen Gerben Thijssen, de Deen Andreas Stokbro, Italiaan Alberto Dainese, alsmede de Polen Szymon Sajnok en Alan Banaszek. De laatste twee zijn al prof, terwijl ook Kanter, Thijssen en Dainese volgend jaar de stap naar de beroepsrenners maken. Sprinters die zich wellicht in de debatten kunnen mengen, zijn Mark Downey (Ierland), Matthew Gibbs, Jake Stewart (beiden Groot-Brittannië), Kaden Groves (Australië), Rui Oliveira (Portugal) en misschien Žiga Jerman uit Slovenië. Ook daar kunnen we dus een flinke strijd verwachten.
Favorieten volgens WielerFlits
**** Iván Ramiro Sosa
*** Aleksandr Vlasov, Brandon McNulty
** Tadej Pogačar, Robert Stannard, Marc Hirschi
* Stephen Williams, João Almeida, Alejandro Osorio, Jonas Vingegaard
Deelnemerslijst (ProCyclingStats)
Website organisatie
Weer en tv
Het weer loopt de komende week zeer uiteen in Frankrijk. Waar het tijdens de eerste etappe aangenaam is met een temperatuur van ruim twintig graden Celsius, is het in de Alpen een stuk koeler en steken wind en regen op. Daardoor zal het weer ook een belangrijk element spelen in de Toekomstronde. De koers is te zien op Eurosport in Frankrijk. De zender zendt drie etappes ook in Nederland en België uit, namelijk vrijdag 24 tot en met zondag 26 augustus. Bij WielerFlits kun je terecht voor een dagelijkse Volg Hier en een verslag van iedere etappe.
[poll id=”913″]
Iemand een verklaring?
Verder sterke lijst met winnaars zeg. Sicard nota bene wk beloften ook, de minste.
Normaal gesproken gaat Sosa hier ondanks de ploegentijdrit wel winnen lijkt me ja. Anderzijds zou je ook zeggen dat het ergens een keer op moet zijn bij zo'n jonge gast die al sinds April in hoogvorm lijkt te steken.
Waar hebben Thyssen & Dainese getekend overigens?