Weekendinterview: Nick van der Lijke
zondag 25 mei 2014 om 09:00

Weekendinterview: Nick van der Lijke

Nick van der Lijke (22) staat vandaag aan de start van de World Ports Classic in Rotterdam. De eerstejaars prof van Belkin is in korte tijd een vaste waarde geworden in de sprinttrein rond Theo Bos. Met WielerFlits blikt hij terug op zijn profdebuut en kijkt hij vooruit.

Met de naweeën van een jetlag nog voelbaar in het lichaam, stapt Van der Lijke vandaag op de fiets voor de eerste etappe in de World Ports Classic. Het contrast had niet groter gekund. Een week geleden was hij nog actief aan de andere kant van de wereld, in de Ronde van Californië. Vandaag koerst hij op vertrouwd gebied. Door Zeeland, de provincie waarin hij is opgegroeid.

In zijn eerste jaar als profwielrenner wil hij zoveel mogelijk leren. Zonder al te hoge druk zijn draai binnen de ploeg en in het peloton vinden. “Het is een beetje aftasten en jezelf opnieuw ontdekken. Waar ga ik me verder in ontwikkelen? Wat worden mijn specialiteiten? Dat zijn vragen die je aan het begin van het seizoen jezelf stelt. Ik ben begonnen in de Ruta del Sol. Dat ging gelijk goed. Dat is ook een mooie koers om te kijken waar je staat.”

Theo Bos
“In de besprekingen voorafgaand aan het seizoen is gezegd dat ik een rol in de sprinttrein van Theo Bos zou krijgen. Daar ben ik erg blij mee. Elke manier om mezelf verder te ontwikkelen is mooi. Misschien zien jullie me meer als klimmer, maar ik denk dat ik voorlopig ook prima op mijn plek zit in de sprintvoorbereiding. Het kost me wel nog meer moeite dan iemand als Rick (Flens, red.) bijvoorbeeld, een man met de echte horsepower. Ik ben toch wat lichter gebouwd en rijd daardoor minder makkelijk twee minuten à zeshonderd watt, haha. Maar het wringen in het peloton gaat me heel goed af, dat is ook de reden dat ik onderdeel ben van de trein.”

“Mijn rol in de sprintvoorbereiding hangt af van de etappe. Normaal gesproken ben ik de man op kop voor tussen vijf en twee, twee en een halve kilometer. Daarna pakt Dennis (Van Winden, red.) het van me over. Die zet de trein verder af. Ik zorg er eigenlijk voor dat onze sprinter in de juiste positie komt te zitten. Lukt dat, dan is mijn taak volbracht.”

“Eind april zijn we met een deel van het team op trainingskamp naar Papendal geweest om de lead-out te trainen. Je merkt dat de ploeg door zo’n trainingskamp heel erg gemotiveerd raakt. En als iedereen gemotiveerd is, ben jij dat ook. In Papendal hebben we op lange, brede wegen lead-outs geoefend en ook wat specifieke oefeningen voor de explosiviteit gedaan. Iedereen in die trein heeft een taak en die taken zijn daar geoefend, waardoor je nog meer op elkaar raakt ingespeeld. Zoiets is belangrijk, anders weet je niet wat je moet doen. Dat vond ik in het begin lastig, dat ik niet wist hoe ik iemand kon helpen. Op zo’n trainingskamp leer je eigenlijk hoe je iemand goed kan bijstaan. Het werpt ook z’n vruchten af. Aansluitend hebben we in Keulen gekoerst en daar werd Barry (Markus, red.) tweede. Ook in de Ronde van Turkije stonden we er als sprinttrein, maar helaas lukte het Theo (Bos, red.) toen niet om te winnen.”

Profdebuut
“Nu ik terugkijk op het begin van het seizoen heb ik mezelf misschien wel te veel druk opgelegd. Ik wilde en moest te veel. Nu ben ik wat relaxter. Ik heb nu zoiets van: laat jezelf even wennen aan het niveau en ga gewoon lekker koersen en geniet ervan.”

“Het liefst zou ik natuurlijk voor eigen kansen willen rijden. Maar je moet wel realistisch zijn. Als je geen realistische doelen stelt, krijg je alleen maar teleurstellingen te verwerken. Dat overkwam me in het begin van dit seizoen. Ik verwachtte te veel van mezelf. Deze winter had ik een lijstje in mijn hoofd gemaakt met wedstrijden waar ik goed wilde zijn: daar wil ik top 10 en daar wil ik top 10, hier top 5 enzovoort. Bijvoorbeeld in de Classic Sud Ardèche wilde ik goed zijn, maar daar reed ik met een bekkenscheefstand. Dat was niet heel fijn.”

“Ik merkte ook dat de stap naar het niveau van mijn ploeggenoten groter was dan ik dacht. En ondanks dat ik al veel mensen kende hier, is het toch even opnieuw aanpassen aan de structuur van deze ploeg. Er zijn dagen dat je niet mag aanvallen, dagen dat je heel de rit op kop moet rijden en dagen dat je voor jezelf mag koersen. Ik had wat moeite met het omschakelen van die knop. Je moet ook nuchter blijven en jezelf niet gek laten maken. In principe doe ik hetzelfde als vorig jaar: trainen, eten en rusten. Met als enige verschil dat het nu net iets meer is. Je let nu nog meer op de details. Maar het plezier in het fietsen is onveranderd. Het is gewoon heel mooi om dit te doen. Dat wielrennen je werk is, is schitterend.”

“Mijn wedstrijdprogramma bestond dit voorjaar vooral uit eendaagse wedstrijden. Dat was met name een besluit van de ploeg; om mijn seizoen iets rustiger op te bouwen. In april heb ik de semiklassieker Dwars door Vlaanderen gereden om ook in Vlaanderen meer ervaringen op te doen. Voor mij is dit een heel goed programma. Met periodes waarin ik goed kan trainen en periodes waarin ik een aantal koersen achter elkaar heb. Ik had natuurlijk graag de Ardennenklassiekers gereden. Maar goed, die plaatsjes zijn kostbaar.”

“Dit jaar zal ik niet mijn debuut in een grote ronde maken. Dat is een keuze van de ploeg waar ik mezelf ook prettig bij voel. Mijn seizoensopbouw is bijna hetzelfde als het programma van Moreno Hofland vorig jaar. De aanpak is hetzelfde. Een grote ronde rijden is natuurlijk heel speciaal, maar er zijn nog genoeg andere mooie koersen. Het is belangrijk om eerst maar weer eens te winnen en van daar uit weer toewerken naar grotere koersen.”

“Op de momenten dat je voor je eigen kansen mag rijden, moet je scoren. Dat is het ding eigenlijk. Zo simpel is het. De kansen die je krijgt, moet je pakken. Zo werkt het wielrennen. Ben je niet goed genoeg, dan moet je zorgen dat je een goede knecht wordt, en anders ben je klaar. Zo hard is het gewoon.”

“Een profcarrière kan zo voorbij zijn. Dat werd vorig jaar wel duidelijk toen verschillende ploegen zijn weggevallen. Maar daar moet je niet te veel bij stilstaan, want dat kost energie en het geeft stress. En stress is niet goed voor je prestaties. Je moet ook niet vergeten te genieten. Ik wil mijn ding zo goed mogelijk doen en zorgen dat ik waardevol ben voor de ploeg. Ik doe wat er van me gevraagd wordt en dat doe ik met overgave. Dan komt het er vanzelf wel een keer uit.”

Lees ook:
15 maart: het Weekendinterview met Michel Cornelisse
22 maart: het Weekendinterview met Martijn Keizer
29 maart: het Weekendinterview met Kenny van Hummel
05 april: het Weekendinterview met Tyler Farrar
12 april: het Weekendinterview met Johan Museeuw
19 april: het Weekendinterview met Michael Boogerd
26 april: het Weekendinterview met Karsten Kroon
3 mei: het Weekendinterview met Bas Tietema
10 mei: het Weekendinterview met Wilco Kelderman
17 mei: het Weekendinterview met Wouter Wippert

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.